HC 1 Flashcards
Functies van advertising
- sponsoring
- zorgt voor werk
- informeren over bepaalde services of producten
- persuasion; overtuiging van mensen
ABC response
C ognitive; herkenning en geheugen,
A ffective; leuk vinden van het product, beinlvoeden van emoties
B ehavioral; mensen je product laten kopen, intentie
DAGMAR model
D efining
A dvertising
G oal
M easured
A dvertising
R esult
-> suggereert dat men vaak bewust bezig is met reclame, is niet zo; juist vaak onbewust
FCB-grid
High involvement - think = informative
High involvement - feel = affective
Low involvement - think = habit
low involvement - feel = self-satisfaction
4 fases van informatieverwerking
- preattentive processing
- focal attention
- comprehension
- elaborative reasoning
- preattentive processing
zonder aandacht, perongeluk, per toeval, onbewust
perceptual analysis
verwerken van info
voornamelijk fysieke informatie, kleur en contouren
conceptual analysis
verwerken van info
voornamelijk concept, context van product, hoe wordt product gebruikt
hedonic fluency
hoe makkelijk is het om de stimulus te verwerken?
wat is het verwachtingspatroon?
perceptual fluency
of het makkelijk te zien/te lezen is
bv welk lettertype leest prettiger?
conceptual fluency
past het concept?
bv sportdrank eerder bij een sporter dan bij een acteur
familiarity
wat bekend is
- roept positieve attitudes op
mere exposure effect
hoe vaker je een product ziet, hoe positiever je er over na denkt/je attitude is
- focal attention
onbewust, totdat iets onze aandacht trekt
daarna wordt het geidentificeerd en gecategoriseerd
voluntary attention
moet gemotiveerd zijn, iest wat je interesseert/relevant is
moet mogelijk zijn om je aandacht ergens op te vestigen, niet onder tijdsdruk bv
involuntary attention
wanneer iets je aandacht trekt
salience
vivid stimuli
emotioneel intressante prikkels
bv mensenvlees, ‘regen maakt alles anders’
- comprehension
proberen te begrijpen waar reclame over gaat
truth effect of advertising
men is snel geneigd info te accepteren zonder het soms te snappen/begrijpen
- elaborative reasoning
prikkels actief linken aan kennis, vol bewustzijn
- extent of thinking: hoe diep/oppervlakkig denk je over het product?
- valence of thinking: positief of negatief?
- object of thinking: waar denk je over?
self schema
de manier waarop mensen zichzelf zien
bv wanneer iets overeenkomt met self-schema ben je sneller geneigd het product te kopen
meta-cognition
denken over denken, reflecteren over eigen gedachtes
ease of retrieval
als info makkelijk op te halen is sta je er positiever tegenover