H9 zenuwstelsel Flashcards
Kenmerken zenuwweefsel
-Complex communicatiesysteem
-Sterke differentiatie/specialisatie: opnemen van prikkels, omvormen tot zenuwimpulsen, overdragen naar neuronen/effectorcellen
-Geen delingscapaciteit, wel voorkomen van adulte neuronale stamcellen
Neuron op preparaat herkennen
Heeft lange uitlopers, dikke zichtbare kern met daarin een herkenbare dikke nucleool en rondom de kern organellen en de nisslse korrels
Nisslse korrels
Ophoping van cisternen RER en ribosomen (basofiel)
Neurofibrillen
Microtubuli + neurofilamenten (argyrofiel = zilver)
Axonheuvel
‘Aanhechtingsplaats’ van de axon, nisslse korrels verdwijnen vanaf daar
Kenmerken dendrieten
-Functie: afferent
-Aantal: meer dan 1
-Lengte: vrij kort
-Ontstaat: cellichaam
-Collateralen (vertakkingen): ja
-Uiteinde: onregelmatig oppervlak met genmulae/dendritische doornen
-Nisslse korrels: ja
-Neurofibrillen: ja
Kenmerken axon
-Functie: efferent
-Aantal: 1
-Lengte: soms meer dan 1m
-Ontstaat: axonheuvel
-Collateralen (vertakkingen): ja
-Uiteinde: telodendria/terminale arborisatie met presynaptische kop
-Nisslse korrels: nee
-Neurofibrillen: ja
Bipolair neuron
Matige dendrieten -> tussenweg -> cellichaam -> axon
Multipolair neuron
Groot aantal dendrieten -> cellichaam -> axon met meerdere vertakkingen
Pseudo-unipolair neuron
Dendrieten -> komen samen tot een enkele weg -> axon met naast de axon het cellichaam
Algemene kenmerken gliacellen
-In CZS geen bindweefsel (behalve rond bloedvaten) dus gliacellen nodig
-Mechanische en metabole ondersteuning (‘lijm’ tussen de neuronen)
Microgliacellen
-Kleinste gliacellen
-CZS
-Macrofagen: veel lysosomen
-Korte uitlopers
-Kunnen fagocyteren, groeifactoren/ontstekingsmediatoren secreteren en bewegen
-Mesoderme oorsprong
Schwanncellen
-PZS
-Vormen een huls rond neurieten (axonen)
-Neuriet + Schwanncelhuls = zenuwvezel (axo-Schwanncomplex)
-Zowel gemyeliniseerde als niet-gemyeliniseerde zenuwvezels
-Rond de Schwanncel: basale membraan
Microgliacellen preparaat
Klein en dun in de buurt van neuronen, maar praktisch onmogelijk, dus specifieke technieken nodig
Functies Schwanncellen
-Vormen en het onderhouden van myelinescheden
-Uitwisseling van stoffen
-Structurele steun
-Collageen productie
-Regeneratie van neurieten
Niet-gemyeliniseerde zenuwvezels
-Bevat meerdere neurieten pern celkern van Schwanncel
-Op een preparaat een grote nucleus met rondom meerdere lichtere cirkels (axonen)
Mesaxon
Opening in Schwanncel voor toegang tot axonen, vaak één axon per mesaxon
Gemyeliniseerde zenuwvezels
-1 axon per Schwanncel
-Ontstaat door dat een Schwanncel zicht bindt aan een axon en vervolgens meerdere keren concentrisch om het axon heen draait (compactie)
Spleten van Schmidt-Lantermann
Overgebleven cytoplasma na onvolledige compactie
Knopen van Ranvier
-Plaats waar cytoplasma (en myelineschede) van 1 Schwannscel eindigt en ander begint
-Basale membraan loopt door
-Paranodale cytoplasmazakjes