H1 methoden en technieken Flashcards

1
Q

Condensor

A

Bundelt licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Diafragma

A

Bepaalt hoeveel licht binnenkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Objectief

A

Lens die object afbeelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Oculair

A

Lens om het object met het oog waar te nemen (10x)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Excitatielicht

A

Licht met een korte golflengte om opgenomen te worden door fluorescerende stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Emissielicht

A

Licht met langere golflengte uitgezonden door fluorescerende stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beste preparaat cytologisch onderzoek

A

Uitgestreken cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beste preparaat histologisch onderzoek

A

Dunne sneetjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Chirurgische resectie

A

Een deel weghalen bij patiënt voor onderzoek of om medische redenen dmv chirurgisch handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Biopt

A

Kleinere stukjes weefsel om in laboratorium te onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Endoscopisch biopt

A

Met een bepaald instrument in de maag/darm een biopt nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Core needle biopt (CNB)

A

Holle naad (lang) gebruiken voor biopt in dieper gelegen organen (nier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Punchbiopt

A

Populair bij dermatologen, voornamelijk gebruikt voor biopt huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Excisiebioptie

A

Willen weten wat het is en tegelijk het weghalen, ellipsvormige snede rond letsel als behandeling (zowel diagnostisch als therapeutisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Incisiebioptie

A

Niet gehele letsel wegsnijden, kleinere snede voor diagnostisch gebruik, relatie tussen onderliggend weefsel onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Fine needle aspiration cytology (FNAC)

A

Kleine naald gebruiken om individuele cellen op te zuigen voor cytologisch onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Endobrochial ultrasound (EBUS)

A

Specifiek voor lymfeklieren onderzoek, gaat door de luchtwegen, geleid door een echo, cytologisch onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Cervixbrush

A

Afschrapen van baarmoeder cellen voor kankeronderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Voorbereiding weefsel

A
  1. Labelen door een nummer en code te geven
  2. Inkten waar de chirurg heeft gesneden
  3. Openknippen en spoelen voor optimale fixatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Autolyse

A

Zelfvertering van weefsel door aanwezige enzymen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Coupe

A

Vlaams voor snede

22
Q

Effect formaldehyde

A

Denatureert eiwitten en voorkomt daarmee autolyse, alcohol heeft soortgelijk effect

23
Q

Vriescoupe

A

Dunne sneden van hard bevroren materiaal

24
Q

Immersie

A

Onderdompelen van weefsel in fixatievloeistof,

25
Snelheid fixatie formol
1mm per uur, 5 dagen voor 12 cm darmen
26
Perfusie
Fixatie door onderdompeling en inspuiting van vloeistof (longen)
27
Stappen inbedding
1. Fixatie 2. Dehydratie (70->90->100% EtOH) 3. Clearing (tolueen/xyleen haalt alcohol weg en vult de ruimtes) 4. Infiltratie (paraffine neemt de plek in) 5. Inbedden
28
Uitbedden
Openen van casettes en weghalen overtollig paraffine
29
Gebruik microtoom
1. Overtollig paraffine wegsnijden 2. Dunnere snedes maken 3. Optimale snede vinden en preparaat van maken
30
Monteren draagglaasje
Kleur wordt toegevoegd aan cellen
31
Probleem deparrifineren
Lipiden lossen op in tolueen/xyleen, waardoor artefacten ontstaan
32
FFPE
formalin fixed paraffin embedded
33
Voordelen FFPE
-Volume van het biopt minder belangrijk -Technisch eenvoudig -Opslaan eenvoudig -Kwaliteit morfologie optimaal -Geschikt voor IHC
34
Nadelen FFPE
-Arbeidsintensief -Activiteit eiwitten uitgeschakeld -DNA fragmentatie/RNA degradatie: moleculair onderzoek beperkt (niet onmogelijk) -Opslagruimte
35
Gebruik vriescoupes
Arts wil binnen het uur resultaat, kleine plakjes
36
Cryostaat
Vriesmicrotoom = een normale microtoom alleen bij -20
37
Voordelen vriescoupes
-Gaat sneller -Betere detectie componenten die oplosten bij FFPE (vetten) -Bewaring van enzymactiviteit -Uitgebreid moleculair onderzoek mogelijk
38
Nadelen vriescoupes
-Slechts voor kleine fragmenten -Technisch niet eenvoudig -Dure vrieskasten voor opslag -Kwaliteit morfologie suboptimaal -Vriesartefacten
39
Effect zure kleurstoffen
-Reageren met cationische en basische componenten -Cytoplasmatische eiwitten zijn basisch en binden hier dus aan (acidofiel) -Ook extracellulaire vezels (collageen)
40
Effect basische kleurstoffen
-Reageren met anionische en zure componenten -DNA en ribosomen RER zijn zuur en binden hier dus aan (basofiel) -Soms ook extracellulair (koolhydraten in kraakbeen)
41
H&E effect
-Eosine: basisch, kleurt roze -Haematoxyline: zuur, kleurt paars
42
Precipiaat
Een bruine neerslag ten gevolge van HRP + DAB +H2O2
43
Epitoop
Gestructureerde antilichaam bindingsplaatsen, bijvoorbeeld op een antigeen (antigeen kan verschillende epitopen hebben)
44
Monoklonaal
Serum met antistoffen tegen een specifiek epitoop
45
Polyklonaal
Serum met antistoffen tegen meerdere epitopen
46
Myeloma cellen
Onsterfelijke kankercellen die kunnen fuseren met plasmacellen om zo fabrieken te worden voor bepaalde antistoffen
47
Hybridomas
Fusering van een plasmacel en een myeloma cel
48
FISH (DNA/RNA probe)
Complementaire streng DNA/RNA met fluorescerende moleculen die bindt aan de streng om zo bepaalde genen te lokaliseren
49
CISH
Zelfde als FISH alleen maakt het gebruik van precipiaat en niet van fluorescentie
50
Aanpassingen coupes voor EM
Gebruik van sterkere fixatieven en nog dunnere snedes die niet gemaakt kunnen worden door een keukenmes
51