H3 cel interacties Flashcards
Integrinen
-Transmembranair
-Extracellulair: binden glycoproteïnen van de matrix (fibronectine)
-Intracellulair: bindt op actinefilamenten of intermediaire filamenten via koppelproteinen
Locatie basale membranen (BM)
Tussen epitheel en bindweefsel, rond spiercellen, rond steuncellen van de perifere zenuwvezels, rond vetcellen
Basale lamina
Bestaande uit lamina lucida en lamina densa
Lamina lucida
Doorzichtige laag onder epitheelcellen bestaande uit collageen IV en integrinen
Lamina densa
Laag onder lamina lucida, bevat collageen type IV bekleed met perlecan
Reticulaire lamina
Onder lamina densa, bevat fibronectine waaraan de bovenlagen binden
Functie basale membraan
-Cellen organiseren in weefsels (steun en hechting)
-Moleculaire zeef (scheidingsfunctie)
-Coördinatie celfunctie, organisatie en differentiatie
Tight junction
Strengen van integrale membraanproteïnen, zeer strak en ondoordringbaar (hechtingen?), behoud celpolariteit
Zonula adhaerens
-Dwarslopende fijne filamenten
-Smalle intercellulaire ruimte (20nm)
-Intercellulair: transmembranaire cadherinen die met elkaar verbonden zijn
-Intracytoplasmatisch: cateninen die actinefilamenten verbinden met cadherinen
Desmosoom
-Vlek
-Cadherinen
-Intracytoplasmatisch: desmosoomplaat voor verbinding cadherinen met intermediare filamenten
Functie desmosoomplaat
Door de plaat worden rekkende krachten niet geplaatst op het zwakke membraan, maar op het sterke cytoskelet
Nexus (gap junction)
-Vlek
-Bedoeld voor communicatie tussen cellen
-Connexon bestaande uit 6 subeenheden conexinen
-Vormt intercytoplasmatische kanalen