H8 spierweefsel Flashcards

1
Q

Definitie spiercel

A

Cel contractiele functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Spiercel cytoplasma

A

Sarcoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ER spiercel

A

Sarcoplasmatisch reticulum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Celmembraan spiercel

A

Sarcolemma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Algemene eigenschappen skeletspier

A

-Rode kleur
-Gestreept onder microscoop
-Somatisch (motorisch) ZS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Algemene eigenschappen gladde spier

A

-Wit
-Glad onder microscoop
-Autonoom ZS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Algemene eigenschappen hartspier

A

-Rood
-Gestreept onder microscoop
-Autonoom ZS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Histologie spiervezels/cellen

A

Omgeven door BW (endomysium)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Histologie spierbundel (fascikel)

A

Spiervezels omgeven door BW (perimysium)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Histologie spier

A

-Spierbundels omgeven door BW (epimysium of fascia propria)
-Verbonden met pees, aponeurose, periost

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Morfologie spiervezel

A

-Cilindrisch met doorsnede 10 tot 100 μm en gemiddeld 3 cm lang
-Soms meer dan 500 kernen die subsarcolemmaal ligen
-Basale membraan rond sarcolemma
-Bevat myofibrillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Myofibrillen

A

Groot aantal, parallel verlopende, draadvormige structuren, geörienteerd volgens lengteas van de spiervezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Donkere zones microscoop spiervezels

A

A-banden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Heldere zones microscoop spiervezels

A

I-banden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Blekere zone A-banden

A

H-schijf met M-streep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Donkere streep tussen myofbrillen

A

Z-schijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Onderdeel tussen Z-schijven

A

Sarcomeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Myofilamenten

A

-Evenwijdig lopende microfilamenten
-I-band en A-band

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

I-band

A

Actine filamenten die thv Z-schijf onderling verbonden worden door dwarse actine-bruggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

A-band

A

-Myosine filamenten die thv de M-streep onderling verbonden zijn door dwarse myosine-bruggen
-Actinefilamenten die tussen myosine doordringen tot op niveau van H-schijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Opbouw actinefilamenten

A

Doorsnede 6nm: 3 molecules
-Actine-molecules: lineair geordend in vorm van dubbele spiraal
-Tropomyosine-molecules: staafvormig gedrappeerd rond actine
-Troponine-molecules: globulair uiteinde dat vastzit op tropomyosine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Opbouw myosinefilamenten

A

Doorsnede 15nm: 2 fragmenten
-Staafvormig licht fragment opgebouwd uit 2 eiwitketens
-‘Golfstick’ zwaar fragment, kort staafje (2 eiwitketens) waarop 2 globulaire hoofdjes zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Sliding-filament-hypothese van Huxley

A

-I-banden en H-banden smaller
-A-banden behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Functie SR

A

Rol in regulatie van hoeveelheid vrij Ca2+ in sarcoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Locatie SR 1

A

Thv I-band: parallele buisjes
Thv H zone (A-band): netwerk van buisjes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Locatie SR 2

A

Aan beide zijden van grenzen tussen A- en I-banden: afgeplatte terminale cisterne

27
Q

Triadensysteem vorm

A

Vingervormige uitstulping van sarcolemma (T-/transverse tubuli), die doordringen tussen 2 terminale cisternen

28
Q

Functie triadensysteem

A

Maakt vlugge overdracht van prikkel naar SR mogelijk en actiepotentiaal bereikt zo alle delen van spiervezel tegelijk: gelijktijdige reactie van alle sarcomeren

29
Q

Eigenschappen rode vezels/type I

A

-Kleinere diameter
-Lager aantal myofibrillen
-Minder ontwikkeling SR
-Minder ontwikkeling T-systeem
-Meer mitochondria
-Meer myoglobine/cytochroom -> rood
-Trage/tonische contractie
-Oxidatieve fosforylering

30
Q

Eigenschappen witte vezels/type II

A

-Grotere diameter
-Groter aantal myofibrillen
-Meer ontwikkeling SR
-Meer ontwikkeling T-systeem
-Minder mitochondria
-Minder myoglobine/cytochroom -> wit
-Vlug, fasisch, meer kracht contractie
-Anaerobe fosforylering

31
Q

Satelietcellen

A

-Persisterende myoblasten
-Kleine cellen
-Nauw aansluitend met spiervezels
-Binnen basale membraan dat spiervezel omgeeft
-Kernen iets donkerder dan spiervezels

32
Q

Hypertrofie

A

-Overmatige groei
-Toename in grootte door vergroting van het volume van de individuele cellen
-Cel neemt meer water en bouwstoffen op -> volume toename van sarcoplasma of contractiele eiwitten
-Vnl type II
-Geen toename aantal cellen

33
Q

Hyperplasie

A

Toename in grootte spieren door toename van celaantal

34
Q

Innervatie spiervezel

A

-Motorisch neuron
-Verschillende spiervezels met eenzelfde axon door vertakkingen

35
Q

Motorische eenheid

A

-Motorneuron + bezenuwde spiervezels
-Alle vezels binnen eenheid zelfde type
-Activatie -> alle spiervezels van die eenheid trekken samen
-Kracht afh van aantal, omvang en samenstelling ME’s die geprikkeld worden

36
Q

Motorische eindplaat

A

Aansluiting motorisch neuron op spiervezel met axonuiteinde en sarcolemma met een synaptische spleet

37
Q

Axonuiteinde motorische eindplaat

A

-Knotsvormig
-Mitochondriën +++
-Synaptische vesikels (acetylcholine)

38
Q

Sarcolemma motorische eindplaat

A

-Groeven
-Receptoren voor acetylcholine

39
Q

Morfologie spierspoelen

A

-Gem. 50-60/skeletspier
-Spoelvormig: bindweefselkapsel, 2-10 gewijzigde/intrafusale spiervezels, bindweefsel, bloedvaten, zenuwvezels, polaire zones (gamma-efferente zenuwvezels voor gevoeligheid)

40
Q

Peesspoelen

A

-Dichtbij spier-pees junctie
-Verhindert losscheuren van spier thv peesaanhechting
-Minder gevoelig dan spierspoelen
-Geen motorische bezenuwing

40
Q

Functie spierspoelen

A

Lengte/spanningsreceptoren: stabiliseren van lengte/spanning van vezel

41
Q

Morfologie hartspierweefsel

A

-Cilindrisch (10-20 µm)
-Relatief kort (100-150 µm)
-Vertakt: celjuncties (intercalaire schijven)
-1 of 2 centraal gelegen kernen
-Overlangs verlopende myofibrillen: dwarsstreping
-Omgeven door BM, behalve thv intercalaire schijven

42
Q

Hartwand

A

3-dimensionaal netwerk van vertakkende spiervezels (cardiomyocyten)

43
Q

Vergelijking hart met skeletspieren

A

-Kleinere spiervezels (100-150μm)
-1 tot 2 centrale kernen
-Klassieke dwarsstreping + dense zwarte strepen
-Autonome bezenuwing

44
Q

Klassieke dwarsstreping + dense zwarte strepen hartspierweefsel

A

Geïntercaleerde schijven = contactplaats van 2 nabijgelegen spiervezels

45
Q

Ultrastructuur hartspierweefsel

A

Myofibrillen:
-overlangs en parallel verlopende myofibrillen
-schikking cfr skeletspiervezel
T-systeem SR:
-Breder dan bij skeletspier
-Geen terminale cisternen of triaden

46
Q

Intercalaire schijven

A

-Onderling contact door celjuncties
-Trapvormig uitzicht
˚Transversale delen (dwars lengte as): desmosomen
˚Laterale delen: gap junctions: prikkel vlug en onverzwakt doorgeven = functioneel syncytium

47
Q

Hartspierweefsel motorische bezenuwing

A

-Autogene contractie: prikkels ontstaan thv pacemaker (gewijzigde hartspiercellen)
-Verspreiding via impulsgeleidend stelsel (via gap junctions)
-Ritmisch en gecoördineerd
-Wijziging van ritme oiv autonoom zenuwstelsel

48
Q

Groei hartspierweefsel

A

-Mesodermale origine: mesenchymcel -> ovale myoblasten -> vertakte, anastomoserende vezels
-Groei: groter worden van vezels
-Adaptatie: hypertrofie
-Regeneratie: nihil -> litteken, evtl hypertrofie ter compensatie

49
Q

Morfologie glad spierweefsel

A

-Langwerpig (20-200um)
-1 spoelvormige kern
-Homogeen cytoplasma: geen streping
-Omgeven door BM
-Verbonden door nexi

50
Q

Locatie glad spierweefsel

A

In wand organen:
-Maagdarmstelsel
-Luchtwegen
-Urogenitale tractus
-Bloed- en lymfevaten

51
Q

Vergelijking glad spierweefsel met skeletspieren

A

-Spiervezels kleiner (max 200μm)
-1 centraal gelegen kern
-Actine-myosine interactie, niet in myofibril geordend
-Desmine intermediaire filamenten
-Contractie verloopt langzamer, kan langer aanhouden
-Autonome bezenuwing

52
Q

Myofilamenten glad spierweefsel

A

-Overlangs en parallel lopend actine en myosine
-Verschuiven van actine tov myosine en rol voor vrij Ca2+
-langzaam en kan lang aangehouden worden

53
Q

Intermediaire filamenten glad spierweefsel

A

-Netwerk van bundels, vnl desmine
-A-actinine waar ze kruisen of eindigen tegen sarcolemma (aanhechting van myofilamenten)

54
Q

Caveolae intracellulares

A

Instulpingen van sarcolemma bij glad spierweefsel

55
Q

SR glad spierweefsel

A

Weinig ontwikkeld: geen T-tubuli of triaden

56
Q

EM glad spierweefsel

A

Omgeven door basale membraan behalve thv nexi

57
Q

Celontstaan glad spierweefsel

A

Mesodermale origine: mesenchymcel -> ovale myoblasten -> gladde spiercellen (verbonden door nexi)

58
Q

Groei glad spierweefsel

A

Groter worden van vezels + mitosen + differentiatie mesenchymcellen

59
Q

Adaptatie glad spierweefsel

A

Hypertrofie - hyperplasie - apoptose

60
Q

Regeneratie glad spierweefsel

A

Variabel, groter dan skeletspier

61
Q

Bezenuwing van glad spierweefsel

A

-Deel door autonome motorische zenuwvezels
-Overig: prikkeloverdracht langs nexi of door diffusie van transmitterstog
-Sommige: spontaan ritmisch contracties of oiv hormonen

62
Q

Fenotypes glad spierweefsel

A

-Contractiel
-Niet contractiel: proliferatie, migratie, secretie
-Verandering fenotype mogelijk

63
Q
A