H6 Bindweefsel Flashcards

1
Q

Mesenchym

A

Embryonaal weefsel dat hoofdzakelijk de basis is van bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bestandsdelen mesenchym

A

visceuze grondsubstantie + wat collageen vezels + mesenchymale cellen (spoelvormige tot stervormige ongedifferentieerde cellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Functie fibroblast

A

-Steun
-Produceert zowel vezels als amorfe grondsubstantie
-Herstelfunctie (littekenweefsel vorming)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Morfologie fibroblast

A

-Spoelvormig → ovaal ; groot; uitlopers
-Cytoplasma : tekens van activiteit (veel RER, Golgi apparaat)
-Kern: tekens van genetische activiteit (bleke kern: niet-gecondenseerd euchromatine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Morfologie fibrocyt

A

-Kleiner ; minder uitlopers
-Weinig organellen in het cytoplasma
-Dense kern met heterochromatine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Myofibroblast

A

Fibroblast met toename van actinefilamenten in het cytoplasma
contractiele eigenschappen (wondgenezing, reparatieprocessen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bestanddelen extracellulaire matrix

A

-Extracellulaire vloeistof (samenstelling van bloedplasma0
-Eigenlijke grondsubstantie (complexe mix, amorf, kleurloos, homogeen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bestanddelen grondsubstantie

A

-Glycosaminoglycanen
-Proteoglycanen (houden veel H20 vast)
-Glycproteïnen (globulaire eiwitten met monosacharide ketens)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Structuur collageenvezels

A

Tropocollageen (triple helix)-> lineair geordend tot filamenten -> fibrillen (EM) -> vezels (LM)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Schikking collageenvezels

A

Losmazig versus dens
Geordend versus niet-geordend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Functie collageenvezels

A

-Weinig uitrekbaar: verhinderen uitrekking
-Vasthechting
-Steun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Collageenvezels zijn acidofiel dus kleuren met …

A

-Trichroom van Masson (blauw)
-Von Gieson (rood)
-Siriusrood (rood)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Reticulaire vezels

A

-Collageen III
-Dunnere fibrillen (20-40 nm) (enkelvoudig of kleine bundels)
-Crosslinken en vormen fijn steunnetwerk (reticulin)
-Biedt netwerkvormige steun aan spiervezels, bloedvaten, zenuwen en klierstructuren
-Sterk ++ / uitrekbaar ++

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Structuur elastische vezels

A

Complex: massa elastine omgeven door huls buisvormige filamenten (glycoproteïnen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Productie elastische vezels

A

Fibroblasten, kraakbeencellen en gladde spiercellen in wand van grotere bloedvaten maken glycoproteïnes die worden geordend rond elastine met pro-elastine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Losmazig bindweefsel

A

-Stroma van vele organen
-Vooral dunne collagene, maar ook elastische vezels
-Weinig cellen, veel grondsubstantie en weefselvocht
-Teer, vervormbaar
-Gevasculariseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Losmazig bindweefsel preparaat

A

Beetje gelig, weinig cellen en vooral lege ruimtes waar in het lichaam vocht zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Dens bindweefsel

A

-Dikke bundels
-Weinig cellen
-Geordend: pezen, ligamenten, aponeurosen
-Niet-geordend: dermis huid, kapsels rond inwendige organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Dens bindweefsel preparaat

A

Geordend: dikke duidelijke lijnen met weinig cellen
Niet-geordend: soort golvende massa met wat cellen hier en daar en lege ruimtes

20
Q

Elastisch bindweefsel preparaat

A

Kronkelende lijnen te zien met weinig cellen

21
Q

Fibro

A

Beenweefsel

22
Q

Chondro

A

Kraakbeen

23
Q

Osteo

A

Bot

24
Q

Mucoid bindweefsel

A

-Weinig bij volwassenen (tandpulpa)
-Veel hyaluronan -> gelatineus
-Vooral in embryonale ontwikkeling
-In de navelstreng: gelei van Wharton
-Voorkomt afknellen van bloedvaten

25
Q

Wit/Uniloculair vetweefsel

A

Cel: lipocyt = adipocyt
Weinig ECM, vezels

26
Q

Funtie W/U vetweefsel

A

-Thermische isolatie
-Depot vetweefsel
-Structureel vetweefsel
-Opvang mechanische schokken
-Hormoonproductie

27
Q

Ontstaan lipocyt/adipocyt

A

Ontstaan uit ronde lipoblasten met kleine vetdruppels

28
Q

Doorsnede lipocyt/adipocyt

A

50 tot 200 μm polyedrische cellen, bevat één grote vetdruppel

29
Q

Kleine flard cytoplasma

A

Afgeplatte kern met perifere locatie, omgeven door basale membraan

30
Q

Effect fixatie op adipocyt

A

Vet wordt wegtrokken, dus optisch leeg, puntjes zijn kernen (zegelringcel)

31
Q

Structuur bruin/multioculair vetweefsel

A

Celler kleiner dan w/u vetweefsel, cytoplasma bevat veel vetdruppels en mitochondriën -> bruine kleur

32
Q

Locatie b/m vetweefsel

A

Tussen schouderbladen, rond grote bloedvaten, rond nieren, oksel, bij foetus en pasgeborene, weinig bij volwassenen

33
Q

Functie b/m vetweefsel

A

Warmteproductie door vetzuuroxidatie

34
Q

Functie kraakbeen

A

-Bevat veel water -> schokdemper
-Vormhandhaving
-Preventie collaps buisvormige organen
-Groei

35
Q

Structuur kraakbeencellen

A

-Kraakbeencellen = chondrocyten
-Geen andere celtypes (bloedvaten en zenuwcellen afwezig)

36
Q

Structuur vezels kraakbeen

A

Collageenvezels type II

37
Q

Structuur ECM kraakbeen

A

-Hyaluronan
-Proteoglycanen: chondroitin sulfaat (GAG) -> bindt H2O
-Glycoproteïnen
Door suikers goed herkenkbaar met PAS+ kleuring

38
Q

Effect fixatie kraakbeen

A

Cellen krimpen, waardoor de lacuna (‘celwand’) heel wat groter lijkt dan de cel zelf

39
Q

Speciale kenmerken kraakbeenweefsel

A

-Geen bloedvaten (voeding/afval diffusie)
-Geen zenuwen
-Omgeven door perichondrium (bedekt elastisch/hyalien)

40
Q

Perichondrium binnenste laag

A

-Chondrogeen
-Veel bloedvaten
-Chondrogene cellen
-Fijne collagene vezels

41
Q

Perichondrium buitenste laag

A

Dens fibreus bindweefsel

42
Q

Functie perichondrium

A

-Voeding
-Groei
-Herstel

43
Q

Histogenese

A

Mesenchymcellen -> chondroblasten -> secreteren kraakbeenmatrix -> kraakbeen

44
Q

Interstitiële groei

A

-Bestaande chondrocyten delen
-Ongeordend
-Coronair (radiair)
-Axiaal (lineair)

45
Q

Appositionele groei

A

In perichondrium differentiëren chondrogene cellen tot chondroblasten, matrixafzetting tegen het bestaande kraakbeen

46
Q

Algemeen verschil interstitieel en appositioneel

A

Interstitieel kan overal in kraakbeenweefsel, maar appositioneel alleen aan de rand bij het perichondrium

47
Q

Regeneratie kraakbeenweefsel

A

Niet goed doorbloed, dus traag, kan vervangen worden door dens fibreus bindweefsel (= litteken)