H9: geheugen, aandacht en bewustzijn Flashcards
3 geheugenopslagplaatsen / memory stores
Sensorisch geheugen, kortetermijngeheugen (of werkgeheugen) en langetermijngeheugen.
Sensorisch (zintuigelijk) geheugen / sensory memory
Sensorische input in het informatieverwerkingssysteem blijft gedurende een korte periode - minder dan 1 seconde voor bezienswaardigheden en tot enkele seconden voor geluiden - zelfs als je geen aandacht aan de input besteedt.
▪ Een aparte sensorische opslag voor elk sensorisch/zintuiglijk systeem (zien, horen, etc.) bevat korte sporen van alle informatie die door dat systeem is geregistreerd.
▪ Onbewuste processen kunnen op deze sporen werken om te bepalen welke informatie ze moeten worden doorgegeven aan het werkgeheugen
Wat is de functie van sensorisch/zintuiglijk geheugen?
De functie van de opslag is vermoedelijk om zintuiglijke informatie, in zijn oorspronkelijke zintuiglijke vorm, lang genoeg vast te houden om te worden geanalyseerd door onbewuste mentale processen en om een beslissing te nemen over het al dan niet inbrengen van die informatie in de korte termijnopslag.
Korte termijn geheugen / short term memory
Informatie in de sensorische opslag die wordt gevolgd, verplaatst zich naar het volgende compartiment, dat de korte- termijnopslag wordt genoemd.
Beschouwd als de belangrijkste werkplek van de geest, wordt de korte-termijnopslag (short term store) soms werkgeheugen (working memory)genoemd. Meer recentelijk gebruiken onderzoekers het werkgeheugen om te verwijzen naar het proces van het opslaan en transformeren van informatie in de korte-termijnopslag.
▪ Deze opslag is waar bewust mentaal werk plaatsvindt met informatie die wordt binnengebracht uit het sensorische geheugen en het langetermijngeheugen.
▪ Het wordt kortetermijngeheugen genoemd omdat informatie erin die niet langer wordt aangesproken, snel verdwijnt.
Wat zijn de basisfuncties van de korte-termijnopslag en hoe wordt deze geheugenopslag gelijkgesteld met bewustzijn? Hoe lijkt het werkgeheugen op de centrale verwerkingseenheid van een computer?
What are the basic functions of short-term store and how this memory store equated with consciousness? How does working memory resemble the central processing unit of a computer?
Korte-termijnopslag is onder andere de plek van het bewuste denken - de plaats waar al het bewust waarnemen, voelen, vergelijken, berekenen en redeneren plaatsvindt.
Informatie kan in het kortetermijngeheugen binnenkomen vanuit zowel het sensorisch geheugen (dat de huidige omgeving weergeeft) als het langetermijngeheugen (dat staat voor kennis die is opgedaan met eerdere ervaringen). In die zin is het kortetermijngeheugen analoog aan de centrale verwerkingseenheid van een computer.
Flow
De sensorische opslag en de opslag voor de lange termijn dragen beide bij aan de continue stroom van bewuste gedachten die de inhoud van de opslag voor de korte termijn vormt
Lange termijn geheugen / Long-term memory
Langetermijngeheugen komt het meest overeen met de dagelijkse notie van geheugen van de meeste mensen. Het is de opgeslagen weergave van alles wat een persoon weet. Als zodanig moet de capaciteit enorm zijn.
We zijn ons niet bewust van de informatie in ons langetermijngeheugen, behalve wanneer ze zijn geactiveerd en verplaatst naar het kortetermijngeheugen.
▪ Dit is de opslagplaats van alles wat een persoon weet.
▪ Informatie is hier sluimerend en wordt alleen actief verwerkt wanneer deze door het kortetermijngeheugen wordt gebruikt.
Wat zijn in het informatieverwerkingsmodel de functies van aandacht, codering en ophalen?
In the information-processing model, what are de functions of attention, encoding and retrieval?
Aandacht is in deze context het proces dat de informatiestroom van de sensorische opslag naar de korte-termijnopslag regelt.
Codering (encoding) is het proces dat de beweging van het kortetermijngeheugen naar het langetermijngeheugen controleert.
Retrieval (op-/terughalen) is het proces dat de informatiestroom regelt van het langetermijngeheugen naar het kortetermijngeheugen.
Inspannende processen/ effortful processes
Aan de ene kant zijn er inspannende processen die het gebruik van mentale middelen vereisen (require) om ze met succes te voltooien.
Inspannende processen worden verondersteld;
(1) beschikbaar te zijn voor het bewustzijn;
(2) te interfereren met de uitvoering van andere inspannende procedures;
(3) te verbeteren door te oefenen;
(4) te worden beïnvloed door individuele verschillen in intelligentie, motivatie, en onderwijs.
Automatische processen/ automatic processes
Het andere uiterste zijn automatische processen, die weinig of geen van de beperkte capaciteit van het kortetermijngeheugen vereisen.
Behalve dat er geen enkele mentale inspanning nodig is, wordt verondersteld (hypothesized) dat echt automatische processen:
(1) zonder intentie plaatsvinden (to occur) en zonder bewust bewustzijn;
(2) niet tussenbeide (to interfere) komen bij de uitvoering van andere processen;
(3) niet te verbeteren (to improve) met oefenen; en
(4) niet te worden beïnvloed (to influence) door verschil in intelligentie, motivatie of opleiding van het individu.
Dubbele verwerkingstheorieën van cognitie
Dual processing theories of cognition
Dubbele verwerkingstheorieën plaatsen één manier van denken aan het automatische einde van het continuüm van informatieverwerking, waarbij de verwerking snel, automatisch en onbewust is.
De tweede manier van denken wordt aan de inspannende kant van dit continuüm geplaatst, waarbij de verwerking traag, inspannend en bewust is
▪ Snel denken is onbewust en intuïtief.
▪ Langzaam denken is bewust en weloverwogen.
Wat zijn de belangrijkste kenmerken van “snel” en “langzaam” denken?
What are the major features of fast en slow thinking
“Snel” denken is intuïtief, met weinig of geen gevoel van vrijwillige controle. Mensen denken en onthouden door onnauwkeurige, “vage” geheugenrepresentaties te verwerken in plaats van logisch te werken vanuit exacte, woordelijke representaties.
‘Langzaam’ denken houdt in dat het bewuste zelf beslist aan welke aspecten van een probleem aandacht moet worden besteed, welke cognitieve operaties moeten worden uitgevoerd en vervolgens het probleem opzettelijk oplost.
(denk aan makkelijke en moeilijke som)
Stroop-interferentie-effect
J. Ridley Stroop (1935)
Stroop presenteerde woorden of vormen die in gekleurde inkt waren gedrukt aan proefpersonen en vroeg hen om de inktkleur van elk zo snel mogelijk te benoemen. Hij ontdekte dat proefpersonen het langzaamst waren in het benoemen van de inktkleuren voor woorden die een andere kleur dan de inktkleur noemden.
In veel gevallen kun je, wanneer je een probleem tegenkomt, het “snelle” systeem niet uitschakelen, zelfs niet als het je kan verhinderen om via het “trage” systeem tot de juiste oplossing voor een probleem te komen
Beheersprocessen
Control processes
▪ Informatie is hier sluimerend en wordt alleen actief verwerkt.
▪ Codering brengt informatie uit het kortetermijngeheugen naar het langetermijngeheugen.
▪ Retrieval brengt informatie uit het langetermijngeheugen naar het kortetermijngeheugen.
▪ Cognitieve processen kunnen op een continuüm worden geplaatst van moeiteloos tot automatisch.
Pre-attente verwerking
Preattentive processing
Alle informatie die door de zintuigen wordt opgepikt, kort in het sensorische geheugen ingevoerd en geanalyseerd om de relevantie ervan voor de lopende taak en de mogelijke betekenis ervan voor de overleving of het welzijn van de persoon te bepalen. Die analyse vindt plaats op een onbewust niveau
Aan welke twee concurrerende behoeften wordt voldaan door ons aandachtssysteem?
What two competing needs are met by our attentional system?
Gerichte aandacht / focussend attention; mentale middelen te concentreren op de taak die voorhanden is en niet afgeleid te worden door irrelevante stimuli.
Aandacht verschuiven/ schifting attention ; stimuli te volgen die niet relevant zijn voor de taak die voorhanden is en om de aandacht onmiddellijk te verleggen naar alles dat een of ander gevaar of voordeel signaleert dat opweegt tegen die taak.
Hoe verhouden de concepten van pre-attente verwerking en top-down controle van de attente poort zich tot deze twee behoeften?
How do the concepts of preattentive processing and top-down control of the attentive gate pertain to those two needs?
Cocktailparty fenomeen
Selectief luisteren / selectie listening: Het vermogen om belangrijke informatie op te pikken (bijvoorbeeld iemand die je naam zegt) terwijl je je concentreert op andere informatie (bijvoorbeeld een gesprek met iemand op een luidruchtige cocktailparty).
Onoplettende blindheid fenomeen
Inattentional blindness
Selectief kijken / selectie viewing: Het meest dramatische bewijs van selectief kijken komt van experimenten waarbij proefpersonen die een moeilijke visuele taak uitvoeren, grote, gemakkelijk te herkennen objecten niet direct in hun gezichtsveld zien. (denk aan de gorilla die in het beeld loopt)
Auditief sensorisch geheugen
Auditory sensory memory
Ook echoïsch geheugen (echoic memory) genoemd en het korte geheugenspoor voor een specifiek geluid wordt de echo genoemd.
De echo verdwijnt na +/- 10 sec, proefpersonen kunnen ‘horen’ alsof de geluiden nog steeds aanwezig zijn.
Visueel sensorisch geheugen
Visual sensory memory
Ook iconisch geheugen (iconic memory) genoemd en het korte geheugenspoor voor een specifieke visuele stimulus wordt de afbeelding genoemd.
Het pictogram blijft nog +/- 0,3 sec zichtbaar.
Hoe stelt het sensorische geheugen ons in staat om met terugwerkende kracht te horen of te zien waar we geen aandacht aan schonken?
How does sensory memory permit us to hear or see, retroactively, wat we were not paying attention to?
d.m.v echoisch en.of iconisch geheugen
Priming
Priming is de activering, door sensorische input, van informatie die al in het langetermijngeheugen is opgeslagen waardoor deze beschikbaar wordt en iemands perceptie of gedachtengang kan beïnvloeden. Deze activatie wordt niet bewust waargenomen, maar beïnvloedt wel het bewustzijn en legt een link tussen het impliciet en expliciet geheugen.
(In het dagelijks leven biedt priming een manier waarop contextuele informatie waar we niet naar op zoek zijn, ons kan helpen de informatie waar we naar op zoek zijn, te begrijpen. (vb. fronsen en verdriet)
Hoe wordt het concept van automatische, onbewuste verwerking van stimuli gebruikt om te helpen verklaren (a) het vermogen van mensen om meer dan één taak tegelijk uit te voeren, en (b) het Stroop-interferentie-effect?
How is the concept of automatic, unconscious processing of stimuli used to help explain (a) peoples ability to do more than one task at once and (b) the Stroop interference effect?
Bepaalde taken die eerder veel inspanning vroegen (lezen, autorijden) worden door veel oefening automatische routinetaken, die zelfs onbedwingbaar kunnen zijn (bvb Stroop interference test: deelnemers kunnen het lezen van de gedrukte woorden niet onderdrukken). Hierdoor blijft het bewuste, gelimiteerde werkgeheugen vrij voor andere taken.
Welke drie algemene conclusies zijn voortgekomen uit studies van hersenmechanismen van pre-attente verwerking en aandacht?
What three general conclusions have emerged from studies of brain mechanisms of preattentive processing and attention?
- Stimuli die niet worden aangewend om toch sensorische en perceptuele gebieden van de hersenen te activeren. De onbewuste, preattentive analyse van stimuli gebruikt veel van dezelfde hersen mechanismen als voor de analyse van bewust waargenomen stimuli (fMRI).
- Aandacht vergroot de activiteit die taakrelevante stimuli produceren in zintuiglijke en perceptuele gebieden van de hersenen, en het vermindert de activiteit die taakrelevante stimuli produceren. De relevante neuronen zullen responsiever worden dan gebruikelijk en niet-relevante neuronen zullen minder actief zijn.
- Neurale mechanismen in voorste (voorwaartse) delen van de cortex zijn verantwoordelijk voor de controle van de aandacht.
Spatial neglect
Ruimtelijke verwaarlozing
Laesies (hersenschade) in de pariëtale kwab, de frontale kwab en de voorste cingulate cortex in één hersenhelft kunnen leiden tot ruimtelijke verwaarlozing, waarbij individuen dingen niet kunnen “zien” in het contra-laterale gezichtsveld (de kant tegenover het hersenletsel)
Gerichte aandacht
Focused attention
▪ Onderzoeken naar selectief luisteren en kijken tonen aan dat we de aandacht effectief kunnen richten door irrelevante stimuli uit te filteren.
▪ Over het algemeen zijn we ons bewust van de fysieke kwaliteiten, maar niet de betekenis, van prikkels waar we geen aandacht aan besteden.
Aandacht verschuiven
Shifting attention
▪ We volgen onbewuste prikkels in het sensorische geheugen, zodat we onze aandacht kunnen verleggen als er iets belangrijks gebeurt.
▪ Dergelijke monitoring omvat pre-attente verwerking voor betekenis.
Preattentieve verwerking
Preattentive processing
▪ Door pre-attente verwerking kan onbeheerde (unattended) sensorische informatie het bewuste denken en gedrag beïnvloeden.
▪ Bij onbewuste priming kunnen stimuli die niet bewust worden waargenomen, informatie in het langetermijngeheugen
activeren, wat het bewuste denken kan beïnvloeden.
▪ Preattentieve verwerking is automatisch en in sommige gevallen verplicht (obligatory) (Stroop-interferentie-effect).
Hersenmechanismen
▪ Veel van dezelfde hersengebieden zijn betrokken bij pre-attente verwerking en bewuste verwerking van betekenisprikkels (stimuli for meaning).
▪ Aandacht veroorzaakt echter een grotere activering van de relevante sensorische en perceptuele gebieden.
▪ Verschuivingen in aandacht worden gestuurd door gebieden van de hersenschors anterieur naar (voor) sensorische en
perceptuele gebieden
▪ Schade aan gebieden in de linker- of rechterhersenhelft (hemisphere) kan ruimtelijke verwaarlozing veroorzaken.
Werkgeheugen
Het werkgeheugen is het centrum van bewuste waarneming en denken; het denkt, neemt beslissingen en controleert processen als aandacht voor en het ophalen van informatie uit het langetermijngeheugen.
Alan Baddeley
Het meest invloedrijke psychologische model van werkgeheugen tot nu toe is dat ontwikkeld door Alan Baddeley (1986, 2006), dat het werkgeheugen verdeelt (divides) in een aantal afzonderlijke, maar op elkaar inwerkende componenten.
De drie componenten van het werkgeheugen
1: Een fonologische lus (phonological loop), die verantwoordelijk is voor het bewaren van verbale informatie (dmv subvocale herhaling);
2: Een visueel-ruimtelijk schetsblok (visuospatial sketchpad), verantwoordelijk voor het bewaren van visuele en ruimtelijke informatie;
3: Een centraal controlesysteem (central executive), verantwoordelijk voor het coördineren van de activiteiten van de geest en voor het inbrengen van nieuwe informatie in het werkgeheugen uit de sensorische en het langetermijngeheugen.
(Baddeley heeft in 2000 een vierde component, de episodische buffer, aan het model toegevoegd)
Geheugenbereik
(Short-term) memory span
Ook wel spanwijdte fonologische lus;
Het aantal uitspreekbare items - zoals cijfers, andere woorden of onzinnige lettergrepen - dat een persoon in gedachten kan houden en nauwkeurig kan rapporteren na een korte vertraging.
Werkgeheugenbereik
Working memory span
Werkgeheugenbereik is doorgaans twee items minder dan geheugenbereik en is een goede voorspeller van prestaties bij cognitieve taken op een hoger niveau.
Zonder actieve herhaling gaat informatie uit het werkgeheugen zeer snel verloren.
Verbale componenten
▪ De fonologische lus houdt verbale informatie vast door middel van subvocale herhaling (subvocally repeating) en maakt verbaal denken mogelijk.
▪ Werkgeheugen verliest snel informatie zonder actieve verwerking.
Wat zijn de drie subcomponenten van uitvoerende functies?
What are the three subcomponents of executive functions?
- Updating: werkgeheugen monitoren en het snel wijzigen van de inhoud ervan.
- Schakelen: flexibel wisselen tussen taken of mindsets (Wisconsin card sorting test).
- Remming (inhibition) : een cognitieve of een gedragsrespons voorkomen (prefenting) of ongewenste informatie uit de gedachten houden.
Welke vier algemene conclusies kunnen worden getrokken over uitvoerende functies?
What four general conclusions have been discerned for executive functions?
Miyake & Friedman (2012):
1. Executieve functie tonen zowel eenheid (unity) als verscheidenheid (diversity): de performances op verschillende executieve functies (updating, switching, inhibition) correleren met elkaar.
2. Er is een substantiële genetische component: de erfelijkheid is hoog, maar ervaring speelt ook.
3. Executieve functies zijn gerelateerd aan en een voorspeller (predictie) voor klinische en maatschappelijke gedragingen: het reguleren van gedrag en emoties, mensen die goed presteren op taken van executieve functies hebben minder gedragsproblemen.
4. Er is substantiële ontwikkelingsstabiliteit (substantieel developmental stability) voor de vermogens van executieve functies: kinderen
die goed presteren, zullen wellicht volwassenen worden die goed presteren.
Uitvoerende functies
Executive functions
▪ Uitvoerende functies omvatten (involve) processen van werkgeheugen (updaten), schakelen en inhibitie (remmen).
▪ Uitvoerende functies
(a) tonen zowel eenheid als diversiteit,
(b) een substantiële genetische component hebben,
(c) verwant zijn en voorspellend voor belangrijke klinische en maatschappelijke resultaten, en
(d) zijn ontwikkelingsstabiel (developmentally stabiel).
Neurologische basis van uitvoerende functies
▪ De prefrontale cortex dient als het neurale knooppunt (hub) voor uitvoerende functies
▪ Patiënten met schade aan de prefrontale cortex hebben moeite met plannen en beslissingen nemen, emoties reguleren en gedachten en gedrag remmen (inhibiting).