H8. Emoties Flashcards

1
Q

Wat is een affect?

A

de processen die te maken hebben met het spanningsveld tussen de gegeven prikkelsituatie en de actuele behoeften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 2 zenuwstelsels onderscheiden we?

A

het autonoom en willekeurig zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar staat het autonoom zenuwstelsel voor in?

A
  • inwendige organen
  • doorgaans niet onder controle van het bewustzijn
  • zenuwverbindingen tussen hersenen en organen
  • ook hormoonstelsel
  • sterke invloed van de hypothalamus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar staat het willekeurig zenuwstelsel voor in?

A
  • expressie, lichaamsbeweging, verbale uitingen, …
  • deels onder controle van het bewustzijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de rol van het autonome zenuwstelsel?

A

spijsvertering, bloedcirculatie, huidreacties, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In welke 2 zenuwstelsels kunnen we het autonoom zenuwstelsel verder onderverdelen?

A

sympathisch en parasympatisch zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het sympathisch zenuwstelsel?

A

reacties die het lichaam alert en op actie voorbereid maken
- bepaalde processen worden geïntensifieerd
- andere processen worden afgeremd
=> fight or flight

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het parasympatisch zenuwstelsel?

A

zorgt voor herstel na de werking van het sympathisch zenuwstelsel
- spijsvertering komt weer op gang
- processen van weefselherstel
- recuperatie en aanleggen nieuwe energiereserves
=> rest and digest / tend and befriend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar wordt het hormoonstelsel door aangestuurd?

A

door de hypothalamus en hypofyse
=> geen rechtstreekse en unieke communicatie met het doelorgaan, maar verspreiding van de stoffen in het hele lichaam (en ook minder snel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een synoniem voor hormoonstelsel?

A

het endocrien stelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de functie van de bijnieren in het hormoonstelsel?

A

aanmaak adrenaline en noradrenaline:
- merg: opslag
- schors: corticoïde hormonen, o.a. cortisol (=stresshormoon)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn lichamelijke reacties bij vrees of angst?

A
  • versnelling hartslag
  • verhoging bloeddruk
  • meer bloed naar hart en hersenen, minder naar huid en spijsvertering
  • verstoring speekselproductie en uitscheidingsorganen
  • verwijding pupillen
  • zweten
  • haren overeind zetten/ kippenvel
  • meer bloedtoevoer in de spieren en meer bloedsuiker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe noemen we een chronische verhoging van de bloeddruk?

A

hypertensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het biologisch nut van de autonome lichaamsveranderingen?

A
  • adequaat reageren op gevaar etc
  • het faciliteren van doelgerichte acties
  • signaalfunctie
    (- functieloos of disfunctioneel?)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe faciliteren autonome lichaamsveranderingen doelgerichte acties?

A
  • fight or flight
  • tend and befriend (= rest and digest)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kunnen autonome lichaamsveranderingen een signaalfunctie zijn?

A

zich oprichten, haren rechtop, …, maar ook de freeze-reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Zijn autonome lichaamsveranderingen functieloos of disfunctioneel?

A

sommige reacties lijken totaal functieloos te zijn, maar zijn dat wellicht niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de definitie van stress?

A

een negatieve emotionele ervaring die gepaard gaat met biochemische, fysiologische, cognitieve en gedragsmatige veranderingen die als doel hebben de stressvolle gebeurtenis te veranderen of zich aan te passen aan het effect ervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn enkele uitlokkende factoren van stress/ stressoren?

A
  • major life events: acute ingrijpende gebeurtenissen
  • daily hassles: chronische stressoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke 2 reacties worden uitgelokt bij stressvolle gebeurtenissen?

A
  • sympathisch zenuwstelsel, fight or fligt
  • reactie met als doel het organisme te beschermen tegen de nefaste gevolgen die deze heftige noodreactie kan teweegbrengen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de functie van adrenaline en noradrenaline?

A

het lichaam in staat van paraatheid brengen

22
Q

Wat is de functie van cortisol?

A

het aanwenden van energiereserves om inspanningen vol te houden

23
Q

Wat is het algemene aanpassingssyndroom of GAS?

A

er is een typisch reactiepatroon dat wisselt tussen de 2 reacties bij stressvolle situaties

24
Q

Welke 3 stadia onderscheidt Hans Selye bij GAS?

A
  1. alarmfase
  2. weerstandsfase
  3. uitputtingsfase
25
Q

Wat gebeurt er in de alarmfase?

A

de fight-or-flight responsen worden tijdelijk geactiveerd

26
Q

Wat gebeurt er in de weerstandsfase?

A

lichaam lijkt zich aan te passen aan de stressvolle situatie –> maar dit is een schijnnormalisering (het lichaam is eigenlijk zwak)

27
Q

Wat gebeurt er in de uitputtingsfase?

A

reserves zijn uitgeput –> laatste strijd –> kan leiden tot lethargische toestand (passief) –> indien dit aanhoudt: lichamelijke klachten, ziekten en mogelijks zelfs de dood

28
Q

Wat is een andere naam voor de wet van Yerkes & Dodson?

A

omgekeerde U-curve

29
Q

Wat toont de omgekeerde U-curve?

A

de op- en neergaande correlatie tussen spanning en prestatie

30
Q

Wat zijn copingstrategieën?

A

strategieën die aangewend worden waardoor je in staat bent om weerbaar te zijn tegen onaangename gebeurtenissen

31
Q

Welke twee groepen van copingstrategieën zijn er?

A

probleemgerichte en emotiegerichte copingstrategieën

32
Q

Wat zijn probleem- en emotiegerichte copingstrategieën?

A

probleemgericht = als doel problemen die stress veroorzaken te voorkomen of uit de weg te ruimen
emotiegericht = erop gericht om de emoties die er het gevolg van zijn te temperen
==> best combinatie van beide

33
Q

Welk model gaf Wilhelm Wundt voor de subjectieve beleving van emoties? Via wat is zijn model ontstaan?

A

drie basisdimensies van emoties
ontstaan via introspectie

34
Q

Wat waren volgens Wundt de 3 basisdimensies van emoties?

A
  • lust <=> onlust
  • prikkeling <=> kalmering
  • spanning <=> ontspanning
35
Q

Welk model gaf Robert Plutchik voor de subjectieve beleving van emoties?

A

de emotiecirkel met 8 basisemoties

36
Q

Welk zijn volgens Plutchik de 8 basisemoties?

A
  1. verwachting
  2. vreugde
  3. acceptatie
  4. angst
  5. verassing
  6. verdriet
  7. afkeer
  8. woede
37
Q

Deze 8 emoties kon je combineren tot …, … en …?

A

primaire, secundaire en tertiaire dyaden

38
Q

Hoe ontstonden de primaire dyaden?

A

combinatie van 2 van de 8 emoties (die naast elkaar liggen)

39
Q

Hoe ontstonden de secundaire dyaden?

A

combinatie van 2 emoties die niet naast elkaar liggen

40
Q

Hoe ontstonden de tertiaire dyaden?

A

combinatie van 2 emoties, waar 2 andere tussen liggen

41
Q

Tegengestelde emoties kan je wel/niet tegelijk ervaren?

A

NIET

42
Q

Hoe komt de expressie van emoties tot stand?

A

deels vanuit autonome, deels vanuit willekeurige zenuwstelsel

43
Q

Wat ontdekt Paul Ekman op vlak van expressie van emoties?

A

er bestaan 6 universele expressie

44
Q

Hoe ontdekte hij dat deze expressies universeel waren?

A

ook bij een stam in Papoea-Nieuw-Guinea en bij blind geborenen

45
Q

Welke zijn de 6 universele emoties? Welke 3 zijn er later bijgekomen?

A
  1. vreugde
  2. verdriet
  3. woede
  4. angst
  5. verrassing
  6. walging
    (7. minachting, 8. trots en 9. verlegenheid)
46
Q

Wat is de duchenne-glimlach?

A

zowel mondhoeken als binnenste ooglidaanspanner

47
Q

Welke truc gebruiken acteurs om hun rol zo geloofwaardig over te brengen?

A

method acting

48
Q

Welke systeem maakten Ekman en Friesen om micro-expressies te registreren?

A

FACS: Facial Action Coding System

49
Q

Hoe kan cultuur een invloed hebben op de expressie van emoties?

A
  • ondanks universaliteit van de expressie, toch ook display rules
  • bovendien: contextgevoeligeheid van interpretatie van expressies (experiment Masuda)
50
Q

Wat zijn display rules?

A

de informele normen van een sociale groep of cultuur die onderscheiden hoe iemand zich moet uiten

51
Q

Wat is de functie van emotionele expressies?

A
  • instrumentele waarde (vaak overleving van individu/soort)
  • signaalwaarde
    (- functieloos?)
52
Q

Waarom zou emotionele expressie functieloos kunnen zijn?

A
  • vrije activiteit (Frijda)
  • depressief gedrag: initiatief- en futloos
  • fronsen: blik verengen?