H6. Denken en intelligentie Flashcards

1
Q

Wat zijn cognitieve (inzichtelijke) leerprocessen?

A
  • ‘leren leidt niet steeds tot gedragsverandering: soms leidt het tot veranderingen in mentale activiteit’
    => worden onderzocht in cognitieve psychologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat toont Wolfgang Köhler aan met zijn experiment met de aap?

A

leren met inzicht bestaat: de aap doet eerst aan trial and error, tot het op een gegeven moment een aha-erlebnis/ inzicht krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is die aha-erlebnis?

A

een verandering in mentale activiteit die leidt tot een gedragsverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk soort valstrikken zijn er bij het denken?

A

tendieuze input:
- suggestieve vragen
- framing
inschattingsfouten:
- beschikbaarheidsheuristiek
- representativiteitsheuristiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn suggestieve vragen?

A

experiment E. Loftus
= mensen een bepaalde kant op duwen met de manier waarop je je vragen stelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is framing?

A
  • hoe je een vraag of keuzemogelijkheid formuleert, bepaalt vaak het antwoord
  • hoe je iets in beeld brengt of omschrijft, bepaalt de perceptie hierover
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de beschikbaarheidsheuristiek?

A

we baseren ons op de voorbeelden die ons spontaan te binnen schieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de representatitviteitsheuristiek?

A

we zijn geneigd om af te gaan op hoe iets lijkt te zijn, op de opvallende kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 2 definities van intelligentie hebben we gezien?

A
  1. intelligentie is wat de intelligentietest meet
  2. intelligentie is het vermogen om problemen op te lossen en nieuwe problemen te bedenken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe werd het quotiënt oorspronkelijk berekend en wie heeft deze methode uitgevonden?

A

het intelligentie quotiënt
= (mentale leeftijd/ kalenderleeftijd)*100

wie? Lewis Terman / William Stern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het probleem met het berekenen van het intelligentie quotiënt?

A

als je boven het gemiddelde zit, wordt je dommer voorgesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de voorwaarden van IQ-testen?

A
  • betrouwbaar zijn
  • valide zijn
  • gestandaardiseerd worden afgenomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er met de ruwe score die men via de afname krijgt?

A

deze wordt vergeleken met een normgroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de meest gebruikte tests?

A

WPPSI: kleuters
WISC: kinderen
WAIS: volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het gemiddelde en de standaardafwijking bij IQ-metingen?

A

gemiddelde = 100, Sd = 15

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

intelligentie verdeelt zich volgens een …

A

normaalverdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn percentieluitslagen?

A

het aantal personen op 100 dat een lagere score behaalt dan de geteste persoon

18
Q

Wat zijn T-scores?

A

gemiddelde = 50, Sd = 10
=> dit doen we voor verschillende meetbare eigenschappen die dus op eenzelfde schaal gezet en dus ook vergelijkbaar worden

19
Q

Hoe worden de IQ-scores kwalitatief omschreven?

A

<70: verstandelijke beperking
70-85: zwakbegaafd
85-115: normaal begaafd
115-130: begaafd, intelligent
>130: hoogbegaafd

20
Q

Uit welke deelcategorieën bestaat de categorie ‘verstandelijke beperking’?

A

50-69: lichte verstandelijke beperking
35-49: matige verstandelijke beperking
20-34: ernstige verstandelijke beperking
<20: diepe verstandelijke beperking

21
Q

Waarom moeten we opletten bij het interpreteren van testuitslagen?

A
  • de score op een IQ-test is geen mate van verstand, maar de positie die de persoon inneemt ten opzichte van anderen, het gaat dus steeds om een relatieve score
  • veel hangt af van de normeringsgroep: behoort de geteste persoon zelf wel tot de populatie bij wie de normering gebeurde?
  • de test moet uiteraard voldoende betrouwbaar en valide zijn
  • deze resultaten vormen slechts een stuk van de puzzel en worden naast ziektebeeld, interviews, observaties, de resultaten op andere test, etc. gelegd
22
Q

Wat is het hiërarchisch model van intelligentie?

A

Charles Spearman: sommige testonderdelen vertonen een onderlinge correlatie
–> dus: er moet een onderliggende vaardigheid zijn die de scores op beide, en misschien alle, testonderdelen mee bepaalt + specifieke vaardigheden

23
Q

Wat is de g-factor?

A

algemene intelligentie
= de onderliggende vaardigheid die mee de scores op testonderdelen bepaald

24
Q

Wat zijn de s-factoren?

A

de specifieke vaardigheden
vb. geheugen, ruimtelijk inzicht, rekenvaardigheid, puzzelen, …

25
Q

Wie kwam op met de concepten vloeiende en gekristalliseerde intelligentie?

A

Raymond B. Cattel

26
Q

Wat is vloeiende intelligentie?

A

je redeneervermogen, oplossingen bedenken

27
Q

Wat is gekristalliseerde intelligentie?

A

je kennis en vaardigheden

28
Q

Wat het CHC-model, waarvoor staat dit?

A

Cattel, Horn & Carrol
=> Een algemene intelligentie (g) wordt in meerdere of mindere mate ‘gevoed’ door specifieke vaardigheden (s). Hoe dichter een s bij de g staat, hoe groter de correlatie met de algemene intelligentie.

29
Q

Wat is het structuurmodel van Guilford?

A

structure of intellect: kubus met drie dimensies
- 5 soorten psychische operaties (soort denken)
- 5 klassen van inhouden (soort informatie)
- 6 typen van intellectuele producten (vorm uitkomst denken)

30
Q

Wat is divergent denken?

A

vele oplossingen bedenken voor één probleem

31
Q

Wat is convergent denken?

A

de enige juiste oplossing weten te vinden

32
Q

Wat is het triarchisch model van Sternberg?

A

er zijn 3 soorten intelligentie:
- analytische intelligentie
- creatieve intelligentie
- praktische intelligentie
=> intelligentie is sterk afhankelijk van de omstandigheden waarin je leeft en welke problemen zich daar voordoen (en hoe je die aanpakt)

33
Q

Wat is analytische intelligentie?

A

logisch redeneren gebruiken om tot één juiste oplossing te komen

34
Q

Wat is creatieve intelligentie?

A

creatieve oplossingen of ideeën aanbrengen

35
Q

Wat is praktische intelligentie?

A

het toepassen van het denken in de dagdagelijkse realiteit en de gegeven context

36
Q

Wat zijn de meervoudige intelligenties van Gardner?

A

8 soorten intelligentie die moeten voldoen aan 3 voorwaarden:
1. bij sommige individuen in zeer sterke mate aanwezig
2. moeten uitgeschakeld kunnen worden door gelokaliseerd hersenletsel
3. er moet een duidelijk aanwijsbaar evolutionair nut aan gekoppeld zijn
=> op deze manier is iedereen wel goed in iets, maar wat valt dan onder de categorie ‘intelligentie’

37
Q

Welke 3 van Gardners 8 soorten intelligentie komen in de klassieke intelligentietest voor?

A
  • linguïstische intelligentie
  • logisch-mathematische intelligentie
  • ruimtelijke intelligentie
38
Q

Welke 8 soorten intelligentie onderscheidt Gardner?

A
  1. linguïstische intelligentie
  2. logisch-mathematische intelligentie
  3. ruimtelijke intelligentie
  4. muzikale intelligentie
  5. naturalistische intelligentie
  6. lichamelijk-kinesthetische intelligentie
  7. interpersoonlijke intelligentie
  8. intrapersoonlijke intelligentie
39
Q

Wat is de emotionele intelligentie van Goleman?

A

meer menselijke, empathische vorm van leiderschap nodig: ‘EQ’

40
Q

Welke kritieken kwamen er op de emotionele intelligentie van Goleman?

A
  • meer een commerciële rage dan echt een meerwaarde in managemmenttheorieën
  • beetje new age-achtige, wereldverbeterende insteek
  • EQ is weinig wetenschappelijk en met de knipoog naar ‘IQ’ lijkt het slechts wetenschappelijl
  • Goleman stelt dat EQ belangrijker is dan IQ, maar wellicht is het omgekeerd