H6. Denken en intelligentie Flashcards
Wat zijn cognitieve (inzichtelijke) leerprocessen?
- ‘leren leidt niet steeds tot gedragsverandering: soms leidt het tot veranderingen in mentale activiteit’
=> worden onderzocht in cognitieve psychologie
Wat toont Wolfgang Köhler aan met zijn experiment met de aap?
leren met inzicht bestaat: de aap doet eerst aan trial and error, tot het op een gegeven moment een aha-erlebnis/ inzicht krijgt
Wat is die aha-erlebnis?
een verandering in mentale activiteit die leidt tot een gedragsverandering
Welk soort valstrikken zijn er bij het denken?
tendieuze input:
- suggestieve vragen
- framing
inschattingsfouten:
- beschikbaarheidsheuristiek
- representativiteitsheuristiek
Wat zijn suggestieve vragen?
experiment E. Loftus
= mensen een bepaalde kant op duwen met de manier waarop je je vragen stelt
Wat is framing?
- hoe je een vraag of keuzemogelijkheid formuleert, bepaalt vaak het antwoord
- hoe je iets in beeld brengt of omschrijft, bepaalt de perceptie hierover
Wat is de beschikbaarheidsheuristiek?
we baseren ons op de voorbeelden die ons spontaan te binnen schieten
Wat is de representatitviteitsheuristiek?
we zijn geneigd om af te gaan op hoe iets lijkt te zijn, op de opvallende kenmerken
Welke 2 definities van intelligentie hebben we gezien?
- intelligentie is wat de intelligentietest meet
- intelligentie is het vermogen om problemen op te lossen en nieuwe problemen te bedenken
Hoe werd het quotiënt oorspronkelijk berekend en wie heeft deze methode uitgevonden?
het intelligentie quotiënt
= (mentale leeftijd/ kalenderleeftijd)*100
wie? Lewis Terman / William Stern
Wat is het probleem met het berekenen van het intelligentie quotiënt?
als je boven het gemiddelde zit, wordt je dommer voorgesteld
Wat zijn de voorwaarden van IQ-testen?
- betrouwbaar zijn
- valide zijn
- gestandaardiseerd worden afgenomen
Wat gebeurt er met de ruwe score die men via de afname krijgt?
deze wordt vergeleken met een normgroep
Wat zijn de meest gebruikte tests?
WPPSI: kleuters
WISC: kinderen
WAIS: volwassenen
Wat is het gemiddelde en de standaardafwijking bij IQ-metingen?
gemiddelde = 100, Sd = 15
intelligentie verdeelt zich volgens een …
normaalverdeling
Wat zijn percentieluitslagen?
het aantal personen op 100 dat een lagere score behaalt dan de geteste persoon
Wat zijn T-scores?
gemiddelde = 50, Sd = 10
=> dit doen we voor verschillende meetbare eigenschappen die dus op eenzelfde schaal gezet en dus ook vergelijkbaar worden
Hoe worden de IQ-scores kwalitatief omschreven?
<70: verstandelijke beperking
70-85: zwakbegaafd
85-115: normaal begaafd
115-130: begaafd, intelligent
>130: hoogbegaafd
Uit welke deelcategorieën bestaat de categorie ‘verstandelijke beperking’?
50-69: lichte verstandelijke beperking
35-49: matige verstandelijke beperking
20-34: ernstige verstandelijke beperking
<20: diepe verstandelijke beperking
Waarom moeten we opletten bij het interpreteren van testuitslagen?
- de score op een IQ-test is geen mate van verstand, maar de positie die de persoon inneemt ten opzichte van anderen, het gaat dus steeds om een relatieve score
- veel hangt af van de normeringsgroep: behoort de geteste persoon zelf wel tot de populatie bij wie de normering gebeurde?
- de test moet uiteraard voldoende betrouwbaar en valide zijn
- deze resultaten vormen slechts een stuk van de puzzel en worden naast ziektebeeld, interviews, observaties, de resultaten op andere test, etc. gelegd
Wat is het hiërarchisch model van intelligentie?
Charles Spearman: sommige testonderdelen vertonen een onderlinge correlatie
–> dus: er moet een onderliggende vaardigheid zijn die de scores op beide, en misschien alle, testonderdelen mee bepaalt + specifieke vaardigheden
Wat is de g-factor?
algemene intelligentie
= de onderliggende vaardigheid die mee de scores op testonderdelen bepaald
Wat zijn de s-factoren?
de specifieke vaardigheden
vb. geheugen, ruimtelijk inzicht, rekenvaardigheid, puzzelen, …