H7 structuralisme en functionalisme Flashcards

1
Q

Wat is het structuralisme?

A

Het structuralisme heeft als doel om te analyseren. Structuralisten organiseren elementaire units van de menselijke geest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het functionalisme?

A

Het functionalisme is als fysiologie, ze kijken hoe de geest zorgt dat men aanpast aan de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat waren de dril vakken bij de Amerikaanse universiteiten?

A

Bij deze vakken produceerden de studenten geen origineel onderzoek, maar repliceerden ze klassiek onderzoek. Studenten in de drievakken werkten in tweetallen en veranderden van de rol van uitvoerder van het experiment naar observeerder (participant).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de olfactometer?

A

De olfactometer bevat twee glazen buisjes die in de neus gedaan worden, om zo reuk te meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke twee verschillende apparaten waren er voor reactietijd?

A
  • De telegraafsleutel: deze moest omlaag gehouden worden, en worden losgelaten als de participant een stimulus detecteerde.
  • De lip key: de participant moest een deel tegen de gesloten mond houden en het apparaat ging reageren als de participant wilde reageren op de stimulus.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat was het voornaamste doel van Titchener?

A

Titchener’s voornaamste doel was het analyseren van het menselijk bewustzijn in de basisstructuur elementen. Daarnaast moest de psychologie ook de synthese snappen (de manier waarop alles combineert) en zag Titchener uitleggen als een doel van de psychologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke drie oplossingen bedacht Titchener om tegelijkertijd bewust te ervaren en te rapporteren?

A
  1. Vetrouw op het geheugen, waardoor introspectie wordt uitgesteld.
  2. Verminder de load van het geheugen door de ervaring in fasen onder te verdelen.
  3. Verkrijg de introspectieve gewoonte: hij zei hiermee dat zijn participanten hoog getraind waren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke drie elementaire mentale processen identificeerde Titchener?

A

Titchener identificeerde sensaties (perceptie), images (ideeën) en affecten (emoties).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Alle 3 de basiselementen hebben verschillende kenmerken of attributies, welke zijn dit?

A
  • Sensaties: Kwaliteit (wat de sensatie van de andere scheidt) , intensiteit (sterkte van de stimulus), duur (tijd), duidelijkheid (dit geeft het een plaats in het bewustzijn)
  • Images hebben dezelfde 4 attributies, alleen zijn intensiteit en duur zwakker.
  • Affect: kwaliteit (maar 2 fundamentele kwaliteiten, fijn en niet fijn), intensiteit en duur.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het onderzoek van Titchener kende twee bedreigingen, welke zijn dit?

A

Allereerst kon Baldwin het onderzoek met reactietijden van Titchener niet repliceren, daarnaast waren de imageless thoughts van külpe een probleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het sociaal darwinisme?

A

Volgens het sociaal darwinisme waren de sterksten de soorten die de hardste strijd wonnen. Ook vonden ze dat de evolutionaire krachten onomkeerbaar waren, en dat de evolutie met rust gelaten moest worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waaruit bestaat volgens fysiologen de reflex boog?

A

De reflexboog bestaat uit 3 aparte elementaire componenten: de stimulus die de sensatie produceert, centraal verwerken dat een idee produceert en de handeling van de motorrespons.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dewey vond het idee van de fysiologen maar niets, wat dacht hij over de reflexboog?

A

Dewey stelde dat de reflex een geïntegreerd geheel was die dient als adaptatie mechanisme voor de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dewey droeg bij aan de progressieve educatie, wat vond hij?

A

Volgens Dewey leren kinderen door te interactieren met hun omgeving, leren door te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat stelde Angell over het bewustzijn?

A

Angell stelde dat het bewustzijn zorgt dat men problemen kan op lossen en daarmee kan aan passen aan nieuwe situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de Carr maze?

A

De Carr maze was een doolhof van Carr. Elk doolhof was net iets anders, maar ze hadden allemaal evenveel keuzes en elk pas was even lang ook was er een doodlopend einde.

17
Q

Wat is de mentale test van Cattel?

A

Cattel bedacht verschillende mentale testen. De correlatie tussen deze testen en academische prestaties bleken later zwak.

18
Q

Wat onderzocht Thorndike met zijn puzzelbox K?

A

Thorndike deed katten in deze boxen. Door vallen en opstaan leren leerden de katten. Thorndike geloofde dat de katten connecties maakten tussen de stimuli in de boxen en succesvolle reacties bij het vallen en opstaan leren.

19
Q

Welke twee algemene principes stelde Thorndike op als resultaat van de puzzelboxen?

A
  1. Wet van effect: response die werken worden versterkt, terwijl response die niet werken verzwakken.
  2. Wet van beweging: de connectie tussen stimulus en respons versterkt door oefening.
20
Q

Wat is ethologie?

A

Ethologie is de studie van dierengedrag in de natuurlijke omgeving.

21
Q

Wat onderzocht Woodworth in zijn onderzoek naar Transfer?

A

Er werd geloofd dat het curriculum zo opgezet moest worden om te oefenen en intellectuele faculteiten te versterken. Als de faculteiten goed gemaakt waren, dan konden ze later een transfer hebben naar andere disciplines. Dit heette ook wel het ‘formele discipline’.

22
Q

Woodworth had veel kritiek op het stimulus respons model, wat voegde hij hier aan toe?

A

Woodworth stelde dat psychologen niet alleen stimulus en respons moesten begrijpen, maar ook het organisme (O). Dit kon door de motieven en de drive van een organisme te onderzoeken.