H7: geschiedschrijving als wetenschap: tussen feiten en verhaal Flashcards
Ontwikkelingsprespectief hegel/negatie en opheffing.
de objectieve wereld is het product van de geest en om die reden is deze ook begrijpelijk. De geest herkent zijn product niet altijd als zijn eigen maaksel en ervaart het daarom als vreemd. de geest zal uiteindelijk zichzelf herkennen in dat zich aanvankelijk vreemd voordeed. De objectieve geest blijft zo objectief en verliest haar verscheidenheid niet
Filogie
- wordt een groot deel van de moderne geesteswetenschappen
- literaire vaardigheid en retorische elegantie worden ondergeschikt gemaakt aan het achterhalen van feiten.
- de moderne fieltige heeft een historisch karakter doordat ze niet alleen woorden ten teksten als historisch veranderlijk opvat, maar ook de geest die daarin tot uitdrukking komt.
Stemmatologie (Karl Lachmann 1873-1951)
en problemen
De methode is gebaseerd op de veronderstelling dat schrijffouten in manuscripten vergelijk zijn: als een manuscript een bepaalde fout beat dan zullen alle kopieen van dat manuscript dezelfde fout bevatten; heeft een latere kopie die verschijning niet, dan gaat hij dus terug op een andere voorkeur. Op deze manier wordt het mogelijk om de bewaard gebleven handschriften te rangschikken en om de oorspronkelijke tekst of archetype vast te stellen of te reconstrueren. De oertekst reconstrueren, vrij van fouten die er later aan zijn toegevoegd.
Problemen: vroeger was de auteur vaak onbekend dus met de auteursrechten zit het niet helemaal lekker.
Leopold von Ranke (1795-1886)
- vader van de wetenschappelijke geschiedschrijving
- is voor kritisch gebruik van bronnen in plaats van op ap priori historische speculaties. M
- wat een rol speelt is: hoe het werkelijk was.
- voorloper werkcolleges op universiteiten
- baseert zich op niet literaire bronnen zoals archiefdocumenten, brieven, memoires en ooggetuigenverklaringen. Op basis van zulke teksten kunnen we namelijk rechtstreeks toegang krijgen tot het verleden.
bronnenkritiek: empirisch onderzoek om het verleden te leren kennen.
individualiteit: staat centraal in het denken over de geschiedenis.
oral history
ontwikkelde methoden om historisch informatie uit de mondelinge bronnen te winnen. Daarmee werd het mogelijk om recht te doen aan de geschiedenis van lagere klassen en andere onderdrukte of gemarginaliseerde bevolkingsgroepen.
Friedrich Nietszche (1844-1900) 3manieren waarop geschiedenis nuttig kan zijn
- heeft kritiek op de wetenschappelijke pretenties van filologie en geschiedschrijving. - Keert zich tegen het vooroordeel dat historisch bewustzijn een deugd is: een te hoge mate van historisch besef is volgens hem schadelijk.
- In Nietzsches filosofie staan interpretaties centraal en hebben entiteiten geen oorspronkelijke identiteit, deze krijgen ze door relaties die zij met anderen aangaan.
- Het individu of filosofisch subject is geen gegeven, maar een product van het geheel van relaties dat zich door toevalligheden heeft gevormd.
Genealogie: alle levende wezens worden gedreven door ee wil tot macht. Een aspect hiervan is het ressentiment, ofwel de ingebeelde of gefantaseerde wraak van degenen die niet de macht hebben om met daden te reageren op wat hun wordt aangedaan. –> hij kijkt naar het verleden om te zien dat het heden een product is van machtsverhoudingen uit het verleden. - nietscue is niet-theologisch en niet-dialectisch.
- zijn boek: het nut en nadeel van historie van het leven, is kritiek op het historisme. Hij zegt: onze cultuur is doordrongen met historische kennis, kennis van het verleden wordt als een doel op zich gezien. Die kennis van het verleden moet wetenschappelijk zijn, bestaan uit feiten. Geschiedenis kan volgens Nietzsche nuttig zijn op drie manieren:
1. Monumentale geschiedenis: verhouding tot het verleden: handelingen in het heden vanuit voorbeelden in het verleden
2. Antiquarische geschiedenis: naar het verleden kijken om de geschiedenis van je eigen stad en streek te beschermen. Verbondenheid met je eigen directe verleden
3. Kritische geschiedenis: kijkt naar het verleden om vast te stellen dat allerlei verhoudingen in het heden niet noodzakelijk zo hoeven te zijn.
Quintin Skinner (1940) Ideeëngeschiedenis.
- Ideeën uit het verleden vanuit historistisch perspectief benaderen.
- Skinner ziet ideeen van mensen als handelingen: taalhandelingstheorie Austin.
3 dimensies taalhandeling:
locutionair: beschrijven werkelijkheid
illocutinair: wat doe je met de taalhandeling
perlocutinair: iets bereiken met de taalhandeling. - Skinner vindt dat je moet kijken naar de illocutinaire dimensie van een taalhandeling, wat waren mensen aan het doen met hun werk in een bepaalde context.
intention of doing: wat iemand aan het doen is met een bepaalde taalhandeling. Blootleggen door taalhandeling te relateren aan de context.
Heuristisch idee; verleden in zijn eigen termen benaderen.
Arthur Lovejoy (1873-1962)
Het traceren van wat hij noemt unit ideas door de eeuwen heen. Hij gaat uit van onveranderlijke ideale eenheden. ook reproduceert Lovejoy het strikte onderscheid tussen feit, ding of gebeurtenis enerzijds en begrip, idee of betekenis anderzijds.
Begrip geschiedenis
onderzoekt centrale politieke begrippen zoals democratie, republiek, volk, natie, grondwet, beschaving niet alleen als indicatoren, maar ook als vormende bronnen of factoren van historische verandering, met name in het proces an het ontstaan van de politieke moderniteit.
Roland Barthes
Gaat over de claim dat historici de geschiedenis moeten beschrijven zoals die werkelijk geweest is. Volgens Barthes beschrijven historici niet de achterliggende feiten. Dit komt omdat taal ook niet een beschrijving van de werkelijkheid geeft, met taal creëren we een werkelijkheid. (het zijn dus interpretaties)
Het realiteitseffect van geschiedschrijving: het lijkt alsof het verleden objectief beschreven wordt, maar dit is niet zo.
Hayden White (1928) met Metahistory (1973)
- is vergelijkbaar met Barthes maar minder radicaal.
- is een narratiefst: bepaalde werkelijkheid construeren. Het verleden wordt niet objectief beschreven maar in een verhaal gevormd. Ze kunnen wel uitgaan van bepaalde feiten, maar je kan op heel veel verschillende manieren op een geschiedverhaal komen. Het weergeven van historische feiten is niet het belangrijkste, maar het ordenen van die feiten in een verhaal, omdat dit een beeld geeft van de geschiedenis.
- Het historisme miskent dat geschiedschrijving heel sterk gaat om het creëren van een bepaald beeld in een verhaal.
F R Ankersmit (1945)
- narrativist in de traditie van White.
- narratieve substanties; de renaissance, de verlichting: een concept dat typisch is voor de geschiedschrijving. Dat soort concepten staan niet in de natuur- en sociale wetenschappen.
- in een narratieve substantie worden bepaalde uitspraken uit het verleden met elkaar verenigd. De ene narratieve substantie is niet de andere narratieve substantie, want iedereen heeft weer een ander beeld van (een bepaalde gebeurtenis uit) de geschiedenis.