H6: Het ontstaan van de geesteswetenschappen Flashcards

1
Q

anachronisme

A

beschrijving van het verleden in termen van het heden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De verlichting (3)

A
  1. Vooruitgang: heden is beter dan verleden omdat het heden rationeler is dan het verleden
  2. Rede: ratio is een kernpunt in het verlichtingsdenken. Het belangrijkste middel om vooruitgang te realiseren. Dit bevrijdt ons van natuur en traditie: de samenleving is maakbaar door middel van de rede.
  3. Autonoom individu: mensen stellen zichzelf de wet. verlichtingsdenkers zien de mens als een individu dat zichzelf de wet stelt op basis van zijn redelijke vermogens. Een individu is niet uniek maar vooral autonoom.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De Romantiek (3)

A

Tegenbeweging van het verlichtingsdenken (contrabeweging). is ee van de pijlers van de manier waarop we nu over onszelf en de maatschappij nadenken. Universele mensenrechten werden belangrijk.

  1. Historisering wereldbeeld: je kan niet over de geschiedenis nadenken als een proces van vooruitgang. Iedere tijd heeft zijn eigen waarden die je niet taan moderne normen kunt toetsen. Modern historisch besef wordt ontdekt in de romantiek. Het verleden is interesssant omdat het anders is.
  2. Verwerping rationaliteitsideaal: de mens is meer dan alleen een redelijk wezen. Gevoel wordt een centrale categorie. De rede heeft niet meer de nadruk als motor van vooruitgang. Natuur en traditie zijn bronnen van inspiratie waarmee de mens emotioneel verbonden kan zijn.
  3. Unieke individualiteit: het individu is een autonoom subject dat zich kan verzetten tegen de dwang van de traditie. Individu is uniek. Wordt ook toegepast op de maatschappij: volkeren hebben ook een uniek karakter. Elk volk maakt een eigen ontwikkeling door, dit is een organisch proces. Dit impliceert ook weer dat de samenleving niet maakbaar is.

Cultuur is tijd-en plaatsgebonden. Dit cultuurbegrip heeft een politieke lading en wordt verbonden met het opkomende nationalisme, de gedachte dat een volk als culturele eenheid zich ook in een staat, dus als politieke eenheid, moet verwerkelijken. Gevoelens en verbeelding zijn van belang, en gelden als uiting van een particularistische vorm van bewustzijn en Geist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

J G Heder (1744-1803)

A

staat tussen verlichting en romantiek in. volkeren ontwikkelen zich op een unieke manier en tijdperken hebben ook unieke kenmerken.
Heder keert zich tegen het vooruitgangsdenken en dat het verleden een proces van groei en rationaliteit is. Verplaatsen in andere tijdperken, omdat ze allemaal anders en eigen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Immanuel Kant (1724-1804)

A

Kant is een filosoof van het Duitse idealisme van de negentiende eeuw. Hij heeft de scheiding tussen mens en wereld of natuur geformuleerd. Volgens kant is de mens een empirisch object en een transcendentaal subject van empirische kennis.
Kant behandelt d eens vooral als rationeel denkend, oordelend en handelend subject. Dit transcendentale subject als bron van kennis en zekerheid is volgens hem universele en tijdloos, dus niet gebonden aan een specifiek historisch tijdperk of aan een cultuur. (Universalisme en het vertrouwen in de rede: verlichting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

G W F Hegel (1770-1831)
1. 3 soorten filosofie
2. 3 geesten
3. Wat voor verhouding is er tussen de drie geesten?
4 Hoe denkt Hegel over geschiedenis?
5. Hoe ontwikkelt de geest zich in de geschiedenis? (vrijheid)
6. Volksgeist

A

1- logica (leer van redenering)
- natuur (natuur is onveranderlijk)
- geest (domein van vrijheid en verandering)
2 - subjectieve geest: individuele mensen, natuurlijk wezen, denkende subjecten die bepaalde doelen nastreven. De sfeer van de individuele mens
- objectieve geest: het gezin, de maatschappij, de staat. De subjectieve geest treedt buiten zichzelf bij een hogere orde. In de maatschappij moeten mensen zich bijvoorbeeld houden aan normen, waardoor hun vrijheid beperkt wordt. (enige geest die niet tijdloos is)
- Absolute geest: kunst, religie en filosofie. filosofie is een manier om boven de beperkingen van staat en maatschappij te keren. er kan dan ontsnapt worden aan de objectieve en subjectieve geest.
3 een dialectische verhouding: these, antithese, synthese.
4. Geschiedenis is volgens Hegel rationeel te begrijpen en heeft een einddoel. Het is het rijk van de vrijheid en te begrijpen als een dialectisch proces.
5 Volgens Hegel ontwikkelt of verwezenlijkt de Geist zichzelf in de loop van de geschiedenis. Volgens Hegel is dat de constitutionele staat van de moderne tijd, zoals Engeland.
6. Volksgeist: het principe dat een volk of een natie vormt wordt beschouwd als het resultaat van de activiteit van de wereldgeist in de geschiedenis en ook van menselijk handelen dat de intenties van de wereldreis in praktijk brengt.
6. Volgens Hegel heeft elke fase in de geschiedenis zijn eigen tijdsgeest, oftewel een eigenvorm van bewustzijn. Hegel introduceert het idee van een lineaire vooruitgang. Dit is een lineaire evolutie van de geest in de richting van groter onderscheidings- en abstractievermogen en van groter bewustzijn en vrijheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

drie hoekstenen van de filosofie van de moderne tijd

A
  1. Het Kantiaanse onderscheid tussen de mens als transcendentaal subject en als empirisch object
  2. De duits-idealistische notie van Geist
  3. de opvatting dat alle cultuurverschijnselen wezenlijk historisch en veranderlijk zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
Het bildungsbegrip (Wilhelm van Humboldt)
1Wat doet Humboldt?
2Wat zijn zijn grondprincipes?
A

1Humboldt doet geesteswetenschappelijk onderzoek naar volkenkunde, taalkunde en in hoeverre het denken wordt gevormd door de structuur van een taal.
2 - academische vrijheid: onderzoeken wat ze zelf belangrijk vinden onder politieke sturing
- eenheid van onderwijs en onderzoek: docenten geven onderwijs over dingen waar ze zelf onderzoek naar doen.
3. Vorming, algemene ontplooiing van alle menselijke vermogens. Op basis van wetenschappelijke kennis word je ook een beter mens, je kan oordelen over morele aspecten en kunst en literatuur: karaktervorming. Volgens Humboldt zijn de geesteswetenschappen de disciplines waar dit plaats gaat vinden. Het komt voort uit de studie van geschiedenis, literatuur en kunst. Daarom moet het volgens hem een plaats hebben op de universiteit. Zowel een humanistisch ideaal als een politiek programma. Een algemene ontplooiing van alle menselijke vermogens: verwerving van kennis, het vermogen tot morele en esthetische oordelen en tot rechtvaardig handelen. De objectieve wetenschap moet worden aangevuld met een meer subjectieve bildung, en de opleiding moet algemeen en niet specialistisch zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Positivisme

  1. Grondlegger
  2. Idee
  3. 3 stadia van de maatschappij
A
  1. Auguste Comte (1798-1857)
  2. studie van maatschappij en geschiedenis is zoeken naar bepaalde patronen en wetmatige verklaringen. Je moet net zo werken als in de natuurwetenschappen en uitgaan van het feit en die ordenen in wetmatigheden, zo kan je de maatschappij volgens Comte verbeteren. Comte denkt in de traditie van de verlichting: de maatschappij is maakbaar.
  3. Theologisch stadium: nadenken over zichzelf en de wereld Wereld verklaart door aan te nemen dat achter elke gebeurtenis een dodelijk wezen schuilgaat
    Metafysisch stadium: verklaren aan de hand van het wezen van dingen
    positief stadium: er wordt niet meer gezocht naar het wezen van dingen maar de wereld wordt bestudeerd op een wetenschappelijke manier met als gevolg dat cultuur en samenleving steeds rationeler zullen worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Historisme

  1. aanhanger, keerde zich tegen.
  2. wat is het
A
  1. Leopold van Ranke (1975-1886): Van Ranke was tegen het idee van de verlichting dat het verleden beoordeeld kon worden door universele normen van rationaliteit en tegen het idee van Hegel dat je een speculatieve benadering van het verleden kan geven (tijdsgeest).
    2individualiteit en interpretatie. Neemt de romantische ideen over het unieke karakter van volkeren en tijdperken en combineert die met het idee dat geschiedenis wetenschap moet zijn. Er wordt gestreefd naar ee zo betrouwbaar mogelijke weergave va de werkelijkheid door middel van nauwkeurig empiristisch onderzoek.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly