H2: Het klassieke beeld van de wetenschap Flashcards
Klassieke wetenschap
- Wanneer ontstaan?
- Wat is het karakter van de natuurwetenschappen?
- Hoe komen theorieën tot stand?
- Belangrijke wetenschappers die hebben bijgedragen aan de klassieke wetenschap?
- In de zeventiende eeuw tijdens de wetenschappelijke revolutie.
- combinatie van wiskundige technieken en experimenten of systematische waarneming.
- wetenschappelijke inzichten worden geformuleerd op ervaring of feiten gefundeerde theorieën, de theorieën bevatten wetten die relaties tussen meetbare grootheden specificieren. Theorieën hebben een universeel karakter: het geldt voor alle gevallen. Theorieën worden gerechtvaardigd wanneer zij met feiten overeenstemmen. Wanneer voorspellingen adhv een theorie uitkomen, wordt de theorie geconfirmeerd.
- Galilei, Newton en Boyle
Aristoteles
- Hoe ziet Aristoteles wetenschap?
- Hoe ziet Aritsoteles oorzaken/principes en welke onderscheidt hij?
- Waarom heeft Aristoteles een theologische opvatting?
- Hoe denkt Aristoteles over experimenten?
- Met welke oorzaak werkt de huidige wetenschap?
- Wetenschap doet volgens Aristoteles universele uitspraken die via een proces van inductie worden afgeleid uit individuele waarnemingen. Tegelijkertijd moeten uitspraken ook deductief (door syllogisme te gebruiken) zijn: ze moeten logisch uit elkaar volgen en geordend worden tot een samenhangend geheel. Aristoteles wetenschap is empirisch en conservatief (element van contemplatie)
- We kennen een ding als we er de oorzaken of principes van weten.
- materieel oorzaak (waarvan is iets gemaakt)
- vormoorzaak (de vorm van het object)
- bewerkingsoorzaak (datgene wat of diegene die iets bewerkstelligt: tafel–> meubelmaker)
- doel/doeloorzaak: het doel waarvoor iets bestemd is. –> de belangrijkste oorzaak volgens A. - Hij verklaart de waargenomen dingen in termen van de functies die ze vervullen of het doel (telos) dat ze nastreven
- Wetenschap mag niet te ver van het alledaagse afdwalen. Experimenten kunnen niet tot algemene kennis van deknatuur leiden, omdat ze ingrijpen in de natuur en die dus veranderen
- de bewerkingsoorzaak
- Waar gaat de leer van Galenus vanuit?
4 sappen of humeuren in het menselijk lichaam: bloed, flegma, zwarte gal en gele gal. Deze vier humeuren corresponderen met de elementen van materie: vuur, water, aarde en lucht en met de dominante karaktertypen en aandoeningen van de mens. Volgens Galenus bestaat de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de mens uit een balans tussen deze vier humeuren. Er is geen absolute tegenstelling tussen lichaam en ziel of tussen materie en geest: beide worden uiteindelijk door dezelfde soorten principes beheerst. De gezondheid van de ziel correspondeert met de balans van de humeuren in het lichaam, die op hun beurt weer corresponderen met de elementen van materie.
Galenus beschouwt de mens als microkosmos: hij is een weerspiegeling van ordening van het universum, de macrokosmos.
Ptolemaeus’ astronomische model (3)
- Aanvaardt het aristotelische uitgangspunt dat de hemellichamen in een cirkelbeweging om de aarde draaien
- Omdat het niet strookt met feitelijk waargenomen bewegingen, stelt Ptolemaeus voor dat de planeten niet alleen een cirkelbaan rondom de aarde volgen, maar ook nog op die baan een extra cirkelbeweging maken: een epicyclus, een cirkel om een cirkel. Wordt een spiraalvormige baan rond de aarde. Het model wordt steeds ingewikkelder zodat de plaatsen van de planeten het beste te voorspellen zijn.
- Het model van Ptolemaeus was nuttig voor gebruik, maar werd niet als realistisch opgevat, men dacht dus niet dat de planeten werkelijk zo bewogen. Het model wordt een geocentrisch model van eicycli genoemd.
Het humanisme van de renaissance (4)
- wordt beschouwd als de voorloper van de moderne geesteswetenschappen.
- markeert de herontdekking van de platoonse en neoplatoonse tradities en van literaire teksten uit de klassieke oudheid.
- Het humanisme was minder een wetenschappelijke beweging dan een levenshouding die onder meer de literaire verering van de oudheid, welsprekendheid en hoofse elegantie omvatte. De mens is eerder een object va bewondering van van kennis. De bijbel werd steeds vaker gezien als een historisch document dan een heilige tekst
- Beschikbaarheid en gebruik van de nieuwe technologie van de boekdrukkunst maakte dat teksten makkelijker beschikbaar waren en foutloos en herhaaldelijk gereproduceerd konden worden
Copernicus
Verwerpt aristoteles Nicolaus Copernicus (1473 - 1543): volgens Copernicus moeten we de zon als het centrum van het heelal zien. Beweging is simpeler te verklaren als we de aarde ook zien als een planeet (die om de zon draait). Dit idee is een instrument om tot betere voorspellingen en observaties te komen. Di t model wordt een heliocentrisch model genoemd.
Galilei
Verwerpt aristoteles
Galilei: volgens Galilei is het boek van de natuur geschreven in de taal van de wiskunde: wiskundige modellen kunnen de werkelijkheid adequaat beschrijven. Er ontstaat zo een kloof tussen wetenschappelijke kennis en kennis van alledag.
primaire kwaliteiten: de dingen in de wereld in wiskundige termen beschrijven. Eigenschappen die essentieel zijn voor fysieke objecten.
secundaire kwaliteiten: geen eigenschappen van het ding zelf maar illusies die iemand waarneemt (geur, kleur, smaak).
Volgens Galilei heeft de natuurwetenschapper de taak om primaire kwaliteiten te beschrijven. Galilei opvattingen zijn mechanistisch mathematisch. Galilei verwerpt het onderscheid tussen aarde en sfeer van planeten: planeten zijn fysieke objecten net als alle andere objecten, waarvan de beweging ook in kwantitatieve termen beschreven kan worden en vanuit de werking van krachten verklaard kan worden. Keert zich tegen de theologische verklaringswijze van aristoteles.
Descartes
Verwerpt aristoteles
Rene Descartes: Grondlegger van een specifieke vorm van filosofie. Zijn denkwijze is deductief rationalistisch. Bekende uitspraak: ik denk dus ik besta. Volgens Descartes heb je een denkende substantie (secundaire kwaliteit) en een uitgebreide substantie (primaire kwaliteit). De mens is een mix van allebei. Probleem: hoe staat geest en lichaam met elkaar in contact.
Bacon
Francis Bacon (1561-1526) Verwerpt aristitoteles. Is empiristisch inductief Wetenschappers moeten zelf proberen om onbevooroordeelde waarnemingen te doen dmv experimentele technieken en systematische verzameling. Experimenten zijn waarnemingen van de natuur in gemanipuleerde omstandigheden. Beginnen met een zuivere waarneming en door middel van inductie (groot aantal waarnemingen leidt tot algemene conclusie) daar algemene wetten uit leiden. Dit is de essentie van empirisme: de basis van kennis kan alleen maar in waarneming liggen. Het filosofische mocht volgens Bacon verdwijnen.
Hobbes
Thomas Hobbes (1588-1679): wetenschappelijk onderzoek moet streven naar onbetwijfelbare kennis over oorzaken, en niet op kunstmatig gecreerde gegevens. Wanneer mag iets als natuurfeit worden aangeduid?
David Hume
2 problemen
Echte kennis is empirische kennis (Hume is een radicale empirist). We kunnen alleen langs de weg van de waarneming kennis verwerven.
analytische uitspraken: gaan vooraf aan de ervaring. zijn waar op grond van de betekenis van de woorden die er in voorkomen, bv a = a.
synthetische uitspraken: volgen (volgens Hume) op de ervaring. uitspraken die waar of onwaar zijn op grond van feiten. Voegen iets toe aan onze kennis. Observaties zijn nodig om vast te stellen of iets waar is.
probleem van inductie: je weet niet of na 1000 waarnemingen de 1001e waarneming hetzelfde is.
probleem van causaliteit: hoe kan je zeker vaststellen dat er een oorzakelijke relatie is? Volgens Hume kan je dit niet op empirische grond vaststellen. Hume: je kan niet rechtvaardigen dat uit een groot aantal waarnemingen een universele uitspraak gedaan kan worden, maar onze herseneen kunnen dat toch vaststellen. Inductie en causaliteit zijn niets meer dan gewoontes.
Immanuel Kant (1724-1804)
Gelooft dat uitspraken synthetisch a priori kunnen zijn: zeggen iets over de wereld en gaan vooraf aan de waarneming. Het zijn dingen die je weet voordat tje naar de wereld kijkt en waarvoor je geen observatie nodig hebt. Voorbeeld: 7+5=12. Volgens Hume is dit een analytische uitspraak.
- Kennis vereist een verbinding tussen zintuiglijkheid en verstand: gedachten zonder inhoud zijn leeg, waarnemingen zonder begrippen zijn blind.
- fenomenale wereld: de dingen zoals ze zich aan ons voordoen bemiddeld door ons kenvermogen. (de wereld voor zover die aan het bewustzijn verschijnt)
- Transcendentaal: ons kennisvermogen speelt een actieve en construerende rol. Wat we niet kennen is niet toegankelijk. Wij kennen dingen in: ruimte en tijd, in verschillende categorieën: oorzaak en gevolg, noodzakelijkheid en toevalligheid, eenheid, veelheid en alhier.
- Volgens Kant moet er ook een ander soort wetenschap worden ontwikkeld: geestelijke activiteiten van de mens kunnen niet verklaard worden aa de hand van de bestaande theorieën van, bijvoorbeeld, newton.
Einstein (1877-1955)
Einstein gelooft in de niet-euclidische meetkunde: meetkunde die afstapt van het idee dat de ruimte plat is. Werkt met gebogen ruimte. Einstein past deze meetkunde toe op de kennis van het heelal. Volgens Einstein buigt de ruimte zich om objecten met veel massa. Zwaartekracht is een baan van object in een gebogen tijdruimte. Dit is een andere manier van kijken naar het universum
filosofische consequentie: als de natuurkunde van Einstein waar is komt Kants filosofische analyse op losse schroeven te staan. Synthetische a priori uitspraken zijn dan namelijk ineens niet meer universeel waar.