H5- van 6 tot 12 jaar Flashcards
classificatie van objecten
het kind weet dat een object tot verschillende categorieën kan horen.
generalisatievermogen
het kind kan dingen die het al geleerd heeft toepassen in nieuwe situaties.
metacognities
inzicht in de eigen leerstijl, manieren waarop het zelf iets het beste kan leren.
metageheugen
manieren waarop het het beste iets kan onthouden.
tegenstellingsparen
bij een bepaalde handeling hoort een handeling met een tegengesteld effect bijv. vallen en opstaan
wederkerigheid
het logisch benederen van gevolgtrekkingen bijv. de zus van je broer, dat ben jijzelf
motivatie
de motor of drijfkracht die het leren in beweging zet.
motivatie door beloning en straf (Parreren)
het kind wilt leren vanwege een leuk gevolg of vanwege straf wanneer het niet leert.
intrisieke motivatie (Parreren)
het kind leert omdat het zelf genoeg motivatie heeft
extrinsieke motivatie in de vorm van doe- taken of gesloten taken (Parreren)
het kind is niet gericht op leren maar wordt wel gemotiveerd de taak zelf. bijv het leren van de tafels, het leren brengt zelf geen voldoening, maar het resultaat wel omdat het rekenen daarna makkelijker zal gaan.
extrinsieke motivatie door de leerintentie om een taak te volbrengen (Parreren)
het kind wilt uit zichzelf leren vanwege het resultaat dat dit oplevert bijv. het doen van huiswerk van de logopedist, om zo van het stotteren af te komen.
Primaire leerstoornis
moeite met schoolse leertaken ondanks
normale intelligentie
Secundaire leerstoornis
moeite met schoolse leertaken bij
een verstandelijke beperking (IQ 80 of minder) fysieke, psychische
problemen.
attributie
een verklaring van geneurtenissen
intern
de attributie is gericht op factoren binnen het kind
extern
de attributie is gericht op factoren buiten het kind.
negatieve attributiestijl
je schrijft je succes toe aan de omgeving of omstandigheden. het falen schrijf je toe aan jezelf.
selfdefeating/selffulfilling prophesy
het kind verwacht dat hij zal falen, blokkert en faalt vervolgens. de volgende keer denkt het kind terug aan de faalervaring, verwacht weer dat het zal falen, enz.
reactieve stoornissen
dit zijn stoornissen waarbij iemand geen sociale interactie kan aangaan of erop reageren.
frozen watchfullness
overmatige waakzaamheid waarbij ze steeds om zich heen kijken en kunnen zich niet op de schoolse taken concentreren.
-
-
-
- gehandicapten
- dove of slechthorende kinderen
- lichamelijk gehandicapte kinderen
- zeer moeilijk opvoedbare kinderen
reformpedagogen
pedagogen die alternatieve methoden hebben ontworpen voor basisonderwijs
steiner (reformpedagoog)
stichter van vrije scholen. kinderen krijgen hun hele schoolperiode lang 1 leerkracht die optreedt als coach
Freinet (reformpedagoog)
stichter van Freinetscholen. gebruiken geen boeken maar levend onderwijs. het kind mag zelf werkvormen kiezen en de thema’s van de lesstof aandragen.
Parkhurst (reformpedagoog)
stichter van Daltonscholen. Kinderen bepalen zelf de diepgang, tempo en volgorde van de stof.
montesorri (reformpedagoog)
stichter van montesorrischolen. gebaseerd op rijpingsprincipes en gevoelige periodes van individuele kinderen
Petersen (reformpedagoog)
stichter van Jenaplanscholen. Kinderen doen in wisselende groepen maatschappelijke ervaringen op en leren samenwerken. het kind kiest thema’s om aan te werken en te presenteren aan de groep.
onderinstromers
allochtone kinderen die al in Nederland wonen als ze naar de basisschool gaan
neveninstromers
allochtone kinderen die deels onderwijs hebben gehad in een andere taal
latentiefase
de interesse in de andere sekse is nog gering.