H2-de geboorte en 1e 6 maanden Flashcards

1
Q

Cefalocaudale groeirichting.

A

Dit is van het hoofd tot de staart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Promixodistale groeirichting

A

Dit is vanuit het centrum naar de buitenkant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

oriëntatieregel

A

de aandacht wordt gericht op iets opvallend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

onderzoeksregel

A

als de baby iets ziet of voelt gaat hij dit voorwerp onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

scanregel

A

als een voorwerp verandert, onderzoekt de baby dit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

preferentieregel

A

bij een keuze onderzoekt de baby het meest interessante voorwerp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

habituatieregel

A

nieuwe dingen zijn eerst interessant, daarna treedt de verzadiging op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

omkeringsregel

A

kenmerken die de baby kan zien, kan hij ook voelen en andersom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

circulaire primaire reacties

A

een handeling die een leuke reactie teweeg brengt, wordt herhaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

passieve taalontwikkeling

A

het begrijpen van taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

actieve taal-ontwikkeling

A

het produceren van taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

voortalige periode

A

de periode van taalverwerving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

tateren

A

het oefenen met medeklinkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

brabbelen

A

klanken die alleen in de moedertaal voorkomen, gebaseerd op imitatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

nature

A

je volgt je baby’s behoeftes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

nurture

A

je stuurt je baby in een bepaalde richting

17
Q

responsief reageren

A

de baby volgen in zijn behoeftes. zorgen voor veiligheid

18
Q

veilig gehecht

A

het kind zoekt contact met de buitenwereld vanuit veiligheid

19
Q

vermijdend gehecht

A

het kind is wel onderzoekend maar reageert niet op de verzorger

20
Q

angstig gehecht

A

het kind is niet onderzoekend maar reageert wel heel erg op de verzorger.

21
Q

gedesoriënteerd gehecht

A

het kind loopt weg en huilt als de verzorger terugkomt.

22
Q

perceived difficulties

A

de verzorgers ervaren een bepaald temperament.