H3-6e maand tot 2 jaar Flashcards

1
Q

loopreflex

A

verdwijnt na 6 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

palmareflex

A

verdijnt na 9 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de asymmetrische tonische nekreflex

A

verdwijnt na 9 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de plantarrelflex/babinskyreflex

A

verdwijnt na 1 tot 2 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

pincetgreep

A

de duim en wijsvinger tegen elkaar. dit gebeurt na ongeveer 9 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

sensomotorische activiteit

A

gewaarwording van de senoren integreren met motorische vaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

circulaire secundaire reacties

A

reacties die niet bedoelt zijn en zich herhalen, die het kind wel waarneemt en oefent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

circulaire tertiaire reacties

A

reacties waarbij het middel, bijvoorbeeld een lepel, centraal staat om een bepaald effect te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

instrumenteel leren

A

gebeurt wanneer er een toevallige gebeurtenis met een leuk effect herhaald wordt, waarbij het eigen gedrag het instrument is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wet van effect

A

door reïnforcement blijft het gedrag zich herhalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

operant conditioneren

A

er is sprake van een motivatie en een bewuste handeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

generalisatie/tranfer

A

hetgeen wat ze hebben geleerd ook toepassen in vergelijkbare situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

parallelspel

A

kinderen spelen naast elkaar in plaats van met elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de sociale leertheorie

A

het kind leert door imitatie. dit is echter geen verklaring voor het maken van nieuwe, nooit eerder gehoorde zinsconstructies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de emporische,leertheoretische theorie

A

taal is een respons op een stimulus. door operant conditioneren en reïnforcement leert het kind taal te gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de nativistische/linguïstische theorie

A

taal is biologisch van aard en universeel

17
Q

normaal symbiotische fase

A

beginnende hechting, 2 tot 6 maanden

18
Q

feitelijke hechting

A

6 tot 8 maanden. rond 8 maanden ontstaat ook de angst voor vreemdelingen.

19
Q

seperatie- en individuatiefase

A

van 6 maanden tot 3 jaar

20
Q

differentiatiefase

A

bekenden vs onbekenden, 6 tot 8 maanden

21
Q

oefenfase

A

het kind treedt naar buiten, de band met de verzorgers wordt verbroken, 8 tot 18 maanden

22
Q

toenaderingsfase

A

het kind is onafhankelijk en dan weer afhankelijk. dit is de nee-periode. er zijn veel conflicten in deze periode, 1,5 tot 2 jaar

23
Q

consolidatiefase

A

het kind heeft het besef dat het een individu is met een eigen wil. er is een balans, 2 tot 3 jaar

24
Q

geremd reactieve stoornis

A

het kind vertoond gestoord gedrag in sociale relaties, is het agressief en onvoorspelbaar.

25
Q

ontremd reactieve stoornis

A

het kind vertoond niet-selectief hechtingsgedrag en gaat het kortdurende, oppervlakkige relaties aan.