H4- van 2 tot 6 jaar Flashcards

1
Q

peuter

A

een kind in de leeftijd van 2 tot 4 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kleuter

A

een kind in de leeftijd van 4 tot 6 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vullingsfase

A

groeien in de breedte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

strekkingsfase

A

groeien in de lengte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gestaltswandel

A

het kind komt eerst in de vullingsfase en daarna in de strekkingsfase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

lateralisatie

A

het kind kan zijn lichaamsdelen afzonderlijk van elkaar bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vormconstantie

A

het kind snapt dat vormen veranderen door rotatie: perspectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kleur- en helderheidsconstantie

A

het kind leert dat bij fel licht dingen helderder zijn en meer contrast hebben, en in het donker alles kleurloos is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

objectconstantie

A

het kind weet dat wanneer een deel van het object ontzichtbaar is, het toch nog hetzelfde object is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

grootteconstantie

A

het kind weet dat een object groter lijkt als het dichtbij is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

animisme

A

levenloze voorwerpen krijgen door kinderen een ziel toegekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

piaget

A

hij benadrukt vooral wat een kind niet kan. hij gaat ervan uit dat het hebben van veel fantasie ondergeschikt is aan raditioneel denken, wat niet zo is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

op 3-jarige leeftijd is een kind bezig met de vraag … iets is, op 4-jarige leeftijd is een kind bezig met de vraag … iets is.

A

wat, waarom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

perspectief nemen

A

het vermogen om zich in de gedachten- en gevoelswereld van een ander te verplaatsen. volgens Sekman zijn hierin 5 stadia te herkennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

staium 0

A

van 3 tot 6 jaar. het kind gedraagt zich vanuit zijn eigen perspectief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

stadium 1

A

van 6 tot 8 jaar. het kind neemt een subjectief perspectief in en beseft dat anderen een ander standpunt kunnen hebben.

17
Q

stadium 2

A

van 8 tot 10 jaar. kinderen kunnen een gereflecteerd perspectief innemen

18
Q

stadium 3

A

van 10 tot 12 jaar. kinderen kunnen een wederzijds perspectief innemen

19
Q

stadium 4

A

vanaf 12 jaar. kinderen kunnen een perspectief innemen op basis van sociale conventies

20
Q

prosociaal gedrag

A

gedrag dat is gericht op voor iemand anders iets overhebben

21
Q

heteronome moraliteit

A

4 tot 6 jaar. regels zijn onveranderbaar. het gaat om het gevolg van een actie in plaats van om de intenties waarmee deze uitgevoerd is.

22
Q

autonome moraliteit

A

vanaf 10 tot 12 jaar. Er streedt relativisme op en het kind gaat zich afvragen of bepaalde regels wel nuttig zijn.

23
Q

preconventionaliteit

A

gehoorzamen omdat je een beloning wilt of een straf wilt vermijden