H5 Flashcards
derde opvoedingsmilieu
vrije tijd
objectieve en subjectieve benadering van vrije tijd
Vanuit een objectieve benadering wordt vrije tijd beschouwd als een meetbaar concept
waarbij er gefocust wordt op datgene wat overblijft. Er wordt hierbij niet omschreven wat
vrije tijd daadwerkelijk is, maar eerder wat het niet is; met name vrije tijd is alle tijd die
overblijft naast studeren, zorgtaken, persoonlijke tijd en werken. Vrije tijd kan met andere
woorden volgens deze benadering geformuleerd worden als ‘resttijd’; niet-schooltijd,
niet-arbeidstijd, niet-zorgtijd. In het geval van kinderen en jongeren gaat het binnen deze
benadering dus vooral over de buitenschoolse tijd.
Vanuit een subjectieve benadering kan vrije tijd gedefinieerd worden als persoonlijke tijd
waarin individuen zelf beslissen wat ze doen. Het is dan ook een concept dat kan variëren
van persoon tot persoon en van moment tot moment.
georganiseerde en ongeorganiseerde vrije tijd
In de georganiseerde vrije tijd nemen kinderen/jongeren deel aan activiteiten die
ingericht zijn door een organisatie zoals een vereniging of club. Denk hierbij bijvoorbeeld
aan muzieklessen, sporttrainingen, jeugdbewegingen, of vakantiekampen. Kinderen en
jongeren worden hierbij begeleid door opvoeders die de activiteit in goede banen leiden.
Onder ongeorganiseerde vrije tijd vallen niet-gestructureerde activiteiten die
plaatsvinden zonder toezicht van volwassenen, hetzij individueel, hetzij in los verband
met anderen. In ongeorganiseerde vrije tijd bepalen kinderen en jongeren dus zelf wat ze
willen doen. Denk bijvoorbeeld aan buiten spelen, tv kijken of games spelen, spelen met
vrienden, knutselen, enzovoort.
hybride vrijetijdsorganisaties
tussenvorm van georganiseerde en ongeorganiseerde vrije tijd
* pleintjeswerking, buurtsport
*naar de tekenschool gaan en thuis ook nog tekenen
vrijetijdsopvoeding
Vrijetijdsopvoeding is opvoeding in de vrije tijd voor de vrijheid. Pedagogische praktijken
worden hierbij ook buiten het gezin en de traditionele pedagogische instellingen (zoals
bijvoorbeeld de school) gesitueerd.
pedagogisering van de vrije tijd
institutionalisering van leefwereld van kinderen (oprichting onderwijs, jeugdwerk, …) en professionalisering van deze werkvelden
waardoor de mogelijkheden voor kinderen en jongeren om
echt ‘vrij’ te zijn enorm zijn afgenomen.
moratoriumstatus
De moratoriumstatus betekent dat jongeren de mogelijkheid moeten hebben om zich
persoonlijk te ontwikkelen, los van alledaagse zorgen en arbeidsverplichtingen. Het
betreft een periode van uitstel die gegeven wordt omdat jongeren nog niet gereed
zouden zijn om aan bepaalde verplichtingen te voldoen.
commercialisering van de vrije tijd
Vrijetijdsinitiatieven die in het verleden vooral tot de non-profit sector behoorden, worden stilaan ingenomen door bedrijven die winst willen maken. Kinderen en jongeren maken keuzes in het vrijetijdsaanbod zoals ze in de winkelrekken kiezen tussen voedingswaren of kledij. Financiële drempels en eigen voorkeuren beperken enigszins de keuzes, maar nemen niet weg dat jongeren als consumenten over een ‘meerkeuzeaanbod’ beschikken. Denk hierbij aan pretparken, kermissen, subtropische zwembaden, kidsclubs,…
psychosociaal moratorium
. De jeugdperiode wordt vanaf dan beschouwd als
een fase van ‘experimentatie’ (Van Ewijk, 1994). Ze krijgen als het ware een soort ‘pauze’
waarin ze worden vrijgesteld van volwassen verantwoordelijkheden.
toeleidingsmoratorium
Voorbereidingsperiode voor later
Economische kijk op vrije tijd
voorbereiding op arbeidsmarkt en maatschappij
Focus op kwalificatie, autonomie jongeren en verantwoordelijkheid ouders
cultureel moratorium
(georganiseerde) vrije tijd als leertijd
marktgerichte kijk op vrije tijd
een periode waarin kinderen zoveel mogelijk cultureel kapitaal dienen te verwerven, zodat zij later een sterke positie in de samenleving zouden innemen
‘paranoid parenting’
veel ouders maken zich te veel zorgen over de opvoeding
van hun kinderen
edutainment
sommige ouders geobsedeerd lijken door
de idee dat hun kinderen in hun ‘vrije’ tijd voortdurend aan ‘verrijkende’ activiteiten moeten
deelnemen;
toegankelijkheidsparadox
die jongeren van wie men vermoedt dat ze net het meest baat zouden hebben bij
deelname, vinden paradoxaal genoeg moeilijker toegang tot de georganiseerde vrije tijd
binnen het klassieke jeugdwerk.”
pedagogische kernwaarden van de georganiseerde vrije tijd
De volgende drie pedagogische kernwaarden gelden voor elke vrijetijdsorganisatie:
kinderen hebben een veilige (fysiek, sociaal en emotioneel), verwelkomende en bij hen
passende omgeving nodig.