H1 Flashcards

1
Q

pedagogische verantwoordelijkheid

A

als volwassene heb je de verantwoordelijkheid om kinderen met de wereld waarin ze terechtkomen te laten kennismaken en hierin te introduceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

pedagogische relatie

A

Eenderzijds: kind wordt aangesproken alsof het reeds een persoon is, het jonge kind wordt in de relatie met die andere(en) een persoon-in-wording. Dit ‘aanspreken’ is opvoeding
Anderzijds: De pedagogische relatie is een driehoeksrelatie: kind-opvoeder-wereld. De relatie kind-opvoeder ontstaat doordat zij samen naar de wereld kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

opvoedingsmilieu

A

de omgeving waarin het kind opgroeit en die invloed heeft op zijn ontwikkeling. Dit omvat de fysieke omgeving, zoals het huis en de school maar ook de sociale en culturele context waarin het kind opgroeit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

initiëren in de wereld

A

kind uitnodigen deel te nemen. Zo gaat wereld geleidelijk aan open

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

intergenerationeel

A

het doorgeven van ervaringen en wijsheid aan de volgende generaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

weerstand

A

1) Het kind voortduerend uitdagen zijn wereld te verbreden
2) Weerstand ervaren wanneer het kind de wereld niet aanneemt zoals de opvoeder hem deze aanbiedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

pedagogische basis

A

alle contacten, relaties en leefomgevingen die bijdragen aan het opgroeien en opvoeden van kinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

pedagogisch leefklimaat

A

verwijst naar de fysieke, sociale en emotionele omgeving van
een opvoedingsmilieu (zoals bijvoorbeeld een school of een gezin). Dit klimaat omvat niet
alleen de materiële omstandigheden, maar ook de interacties tussen kinderen en
opvoeders, de normen en waarden die worden overgedragen, en de manier waarop
kinderen worden ondersteund in hun groei naar zelfstandigheid en verantwoordelijkheid
(door bv. steun en responsiviteit of duidelijke structuur te bieden).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

pedagogisch handelen

A

een vorm van sociaal handelen, georiënteerd op het handelen van anderen. Je handelt
met andere woorden dus steeds binnen de pedagogische relatie. Het handelen van de
opvoeder staat niet op zich, maar in relatie tot het kind. Het wordt verder aangestuurd
door en krijgt verder vorm via de (re)acties van het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

traditie

A

een gewoonte, gebruik of geloof dat van generatie op generatie wordt
doorgegeven binnen een bepaalde cultuur, gemeenschap of groep (zoals gezin). Het
omvat rituelen, praktijken, normen en waarden die in de loop van de tijd zijn ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

intuïtie

A

het gaat om een soort aanvoelen wat nodig is zonder precies te kunnen zeggen waarom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gezond verstand

A

verwijst naar het vermogen om op een praktische en rationele manier te
denken en handelen. Het omvat de capaciteit om realistische en logische beslissingen te
nemen op basis van dagelijkse ervaring en eenvoudige redenering, zonder complexe of
gespecialiseerde kennis. Het is vaak gericht op het maken van verstandige keuzes in
alledaagse situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

existentieel

A

alles wat te maken heeft met het bestaan en fundamenten van het
menselijk leven. Het gaat om vragen en overpeinzingen over de aard van het leven en de
betekenis ervan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

handelingswetenschap

A

is een wetenschapsgebied dat zich richt op het bestuderen en
verbeteren van menselijke handelingen en praktijken. Het belangrijkste kenmerk van een
handelingswetenschap is de nadruk op de praktische toepassing van kennis en theorieën
om de effectiviteit en kwaliteit van deze handelingen te verbeteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

holistische benadering

A

bekijkt zaken als een geheel in plaats van alleen de
afzonderlijke delen. Het richt zich op het begrijpen van de samenhang en interactie tussen
verschillende componenten om een volledig en geïntegreerd beeld te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pedagogische vraag en aanbod

A

De pedagogische vraag zijn de specifieke opvoedingsbehoeften van een kind, met andere
woorden: wat een kind nodig heeft in het groot worden.
Datgene wat opvoeders doen, wordt het pedagogisch aanbod genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

pedagogisch besef

A

betekent dat de opvoeder verantwoordelijkheid (zie pedagogische
verantwoordelijkheid) opneemt, zicht heeft op wat het kind nodig heeft en zijn eigen
belangen daarop kan afstemmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wederzijdsheid

A

waarbij de opvoeder dingen doet
(opvoedt) vanuit wat hij voor ogen heeft (opvoeddoel) maar waarbij het kind ook noden,
verwachtingen, vragen heeft die opvoeding initiëren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

complementair

A

wil zeggen dat in de opvoeding kind en opvoeder in gelijke mate
bijdragen aan het opvoedingsproces

20
Q

circulair

A

houdt in dat binnen deze complementariteit gedrag van opvoeder en kind
bepaald worden door de ander. Er is actie-reactie.

21
Q

opvoeding is functioneel

A

gericht is op het ontwikkelen van de vaardigheden, gedragingen en waarden die kinderen
nodig hebben om deel uit te kunnen maken van de samenleving.

22
Q

ontwikkelingsopgaven

A

bij iedere ontwikkelingsfase horen bepaalde vaardigheden die het kind zal moeten leren
beheersen op fysiek, cognitief, sociaal en emotioneel gebied en op het terrein van de
ontwikkeling van zijn persoonlijkheid.

23
Q

opvoedtaken

A

hiermee worden alle dingen die een opvoeder doet bedoeld die het leren beheersen van
de ontwikkelingstaken mogelijk maken.

24
Q

kindbeeld

A

Ideeën in de samenleving over wat een kind is en hoort te zijn worden in de pedagogie
kindbeelden genoemd, en bevatten vaak een descriptief (beschrijvend) en prescriptief
(voorschrijvend) aspect; zij beschrijven wat een kind in wezen of in essentie is én hoe hij
zou moeten zijn.

25
Q

kindbeeld van het onschuldige kind

A

over kinderen werd toen gesproken als ‘onschuldig, zuiver en puur natuur’. Kinderen
werden geboren met een zuiverheid die onmogelijk te handhaven was en die ze kwijt
zouden spelen wanneer ze volwassen werden

26
Q

jeugdland

A

Dasberg
geeft aan dat er een ‘jeugdland’ wordt gecreëerd,
een fictief land ver weg van de volwassen realiteit, en pleit om in opvoeding kinderen en
jongeren niet kunstmatig weg te houden van de realiteit.

27
Q

pedagogisering

A

Pedagogisering van opvoeding gaat dan over het institutionaliseren van het leven van
kinderen, het professionaliseren van volwassenen (in het leven van kinderen) en de
(verwachte) groeiende bemoeienis van ouders met het leven van hun kinderen.

28
Q

institutionalisering

A

Institutionaliseren betekent het proces waarbij iets wordt omgezet in, of onderdeel wordt
van, een georganiseerde en geformaliseerde structuur, vaak binnen een formele instelling
of organisatie. Institutionaliseren houdt in dat informele of ad-hoc processen en
praktijken formeel worden vastgelegd en geïntegreerd binnen een georganiseerde
structuur of systeem, waardoor ze gestandaardiseerd en duurzaam worden.

29
Q

opvoeden

A

het gedrag van een kind in een (voor volwassene) wenselijk geachte richting beïnvloeden.

30
Q

opvoeding

A

Dat is het geheel van daden, activiteiten en praktijken – een geheel dat begint in de
vroege kindertijd en eindigt bij de jongvolwassenheid- dat gericht is op het bijdragen aan
de menswording van het kind tot een volwassen persoon.

31
Q

verantwoordelijkheid

A

Je kant niet niet-reageren. Van het kind gaat zo’n kracht, zo’n appel uit dat je niet anders
kan dan op zoek gaan naar antwoorden.

32
Q

theorievorming

A

Een theorie is een systematisch geheel van begrippen, definities en proposities dat een
gestructureerd kader biedt om bepaalde verschijnselen te verklaren of begrijpen.
Theorieën worden ontwikkeld op basis van waarnemingen en logische redeneringen, en
worden vaak getoetst door onderzoek.

33
Q

Ter Horst

A
  • elke opdeling in concepten blijft kunstmatig
  • ‘ons vak kent wel deskundigen maar geen leken’ –> Traditie, intuïtie en gezond verstand
34
Q

Depaepe

A
  • pedagogische concepten zijn de werktuigen van de pedagogie
35
Q

Bas Levering

A
  • de opvoeder kan niet om zijn verantwoordelijkheid heen
36
Q

Emmanuel Levinas

A
  • de gijzeling door het kind
37
Q

Winnicott

A
  • there is no such thing as a baby
38
Q

Jan Masschelein

A
  • pedagogische verantwoordelijkheid
39
Q

Kok

A
  • opvoeding is het in relatie staan van opvoeder(s) en opvoeding waarin opvoeder zich als persoon, als zijn wijze van mens-zijn representeert en een klimaat creëert dat persoonlijkheidsgroei bevortert en leefsituaties zo hanteert dat deze optimale kansen bieden op zelfontplooiing.
40
Q

Herman Giesecke

A
  • pedagogisch handelen
  • adequaat handelen: handelen passend bij het beoogde doel
41
Q

Mollenhauer

A
  • Ingebed in het alledaagse
42
Q

Philippe Meirieu

A
  • omschrijft een pedagoog als iemand die het evenwicht moet vinden tussen theorie en praktijk, en dat de theorie getoetst wordt aan het particuliere van de praktijk waardoor de werkelijkheid zich veelal niet geheel laat ‘vangen door de theorie’
43
Q

Langeveld

A
  • eigen vormprincipe: kinderen werken zelf mee aan hun opvoeding
44
Q

Spock

A

Amerikaanse kinderarts
- opvoedboek

45
Q

Lea Dasberg

A
  • jeugdland
46
Q

Jan Sleutel en Doret de Ruyter

A
  • brede en smalle invulling van wat er tussen kind en opvoeder gebeurt
  • onderscheid tss opvoeden en opvoeding