H4 Flashcards

1
Q

vormen van onderwijs

A

basisonderwijs - secundair onderwijs - buitengewoon onderwijs - centrum deeltijds onderwijs - duaal leren - deeltijds kleuteronderwijs - hoger onderwijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

basisonderwijs

A

bestaat uit kleuteronderwijs + buitengewoon kleuteronderwijs+ basisonderwijs + buitengewoon basisonderwijs
- 2,5 tot +- 12j

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

(gewoon) secundair onderwijs

A

bestaat uit 3 graden en is ingedeeld in studiedomeinen, finaliteiten en onderwijsvormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

buitengewoon onderwijs

A

biedt begeleiding voor kinderen en jongeren met een beperking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

centrum deeltijds onderwijs (dbso)

A

vanaf 15, combinatie tussen leren op school en werkplekleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

duaal leren

A

= centrum deeltijds onderwijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

deeltijds kunstonderwijs

A

je leert er kunstvormen beoefenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

volwassenenonderwijs

A

onderwijs voor volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoger onderwijs

A

–> internationale structuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

methodeonderwijs

A

Verzamelnaam voor scholen…
…met specifieke pedagogische achtergrond en methodische aanpak
…die werken vanuit een typische filosofische achtergrond op basis van een uitgesproken mens- en maatschappijbeeld

Vb. Daltononderwijs, ervaringsgericht onderwijs, Freinet, Jenaplan, Montessori,….

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

daltononderwijs

A

DeDaltonfilosofiegaat uit van hetidee dat ieder mens in staat is tot het dragen van verantwoordelijkheid voor zichzelf en voor zijn omgeving met oog op een democratische samenleving.Een daltonschool schept ruimte en geeft kinderen de gelegenheid om zelfstandig of samen te werken aan een afgesproken taak. In de daltonpedagogiek is de rol van de leerkracht meer coachend en begeleidend en minder puur gericht op kennisoverdracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ervaringsgericht onderwijs

A

Deklemtoonin het ervaringsgericht onderwijs ligt op:emotionele ontwikkeling, de kwaliteit van het leerproces, ontwikkeling in de breedte en meer verbondenheid. Diepgaand leren op het tempo en het niveau van de leerling staan centraal.De leerkracht zorgt ervoor dat kinderen uitgenodigd worden initiatief te nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Freinetonderwijs

A

is ervaringsgericht: zelf ontdekken, onderzoeken en uitproberen is de basis van het leren, experimenteren, samenwerken met anderen;Het is hun ‘natuurlijk bezig zijn’, veel meer dan vrijblijvend spelen. Natuur staat meer centraal. Er wordt veelal niet gewerkt met cijfers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Jenaplanonderwijs

A

richt zich op spreken, spelen, werken en vieren. De kinderen zitten samen in groepen die bestaan uit verschillende leeftijden. Elke groep heeft een eigen werkruimte en een(huiselijke) kring. Ook hier wordt niet gewerkt met cijfers?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Montessori-onderwijs

A

zijn scholen zonder vast lessenrooster, zonder zittenblijven en zonder cijferbeoordelingssysteem.Kinderen van verschillende leeftijden zitten bij elkaar in één groep. Ieder kind werkt voor zichzelf en krijgt de kans om op eigen tempo te evolueren. Dit houdt ook in dat niet elk kind op hetzelfde moment dezelfde leerstof zal krijgen.De Montessorigedachte wordt samengevat in de uitspraak: “Leer het mij zelf te doen”. Het onderwijs past erg bij ondernemende, zelfstandige kinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

secundair opvoedingsmilieu

A

de school

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

pedagogische verantwoordelijkheid

A

“Elke keer dat wij, opvoeders en onderwijzers, een kind ontmoeten, moeten we onze verantwoordelijkheid nemen door situaties te scheppen waardoor zij in de wereld kunnen komen en hun vrijheid kunnen ontdekken”
( Philippe Meirieu )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

pedagogisch sociale relatie

A

de personen die ouders en andere opvoeders helpen door het kind te ondersteunen (oppas, voetbaltrainer,…) in de bredere omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

leerkracht-leerlingrelatie

A

Hoewel er gelijkenis is tussen deleerkracht-leerlingrelatieen de ouder-kindrelatie,zijn er ook belangrijke verschillen(Verschueren&Koomen,2012).
- Minder affectief
- Minder intens
- Minder duurzaam -Minder exclusief
Niet primair gericht op zorg maar op instructie

Volwaardige gehechtheidsrelatie vs. tijdelijke vervulling van op gehechtheidgebaseerdefuncties (zoals het bieden van een veilige basis).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

mentale representaties

A

zijn vergelijkbaar met een bril waardoor je naar een bepaalde leerling kijkt: het is een soort filter die bepaald hoe je interacties in de toekomst zal aangaan.

Deze mentale representatie kan positief of negatief zijn; maar zijn meestal gebaseerd op een aantal interactiepatronen tussen leerkracht en leerling.

  • worden (onbewust) automatisch geactiveerd
  • structureren je denken en je gevoelens (bv. aandachtsprocessen)
  • sturen je emotionele expressies en gedrag
    … in de dagelijkse interacties met een leerling
21
Q

Het gehechtheidsperspectief

A

stelt dat leerkrachten kunnen fungeren als tijdelijke gehechtheidsfiguren voor kinderen en dat ze een unieke relatie kunnen krijgen met iedere leerling (dit is gebaseerd op de ouder-kind literatuur)
etc

22
Q

transactionele processen

A

ouders en kinderen elkaar wederzijds beïnvloeden in relatie met de specifieke omgeving van het gezin.

23
Q

leefklimaat - klasklimaat

A

“Het pedagogisch klimaat verwijst naar de wijze waarop de intentie van medewerkers om gunstige voorwaarden te scheppen voor de ontwikkeling van studenten, gestalte krijgt in de omgang tussen medewerkers en studenten en de inrichting van de omgeving waarin ze samen verkeren” (De Wit, 2002).

Omgevingsfactoren die bijdragen aan hetwelbevindenvan de leerling, waardoor deze zich verder kan ontwikkelen.
Factoren die al aanwezig zijn: bv. de groep leerlingen (zie hfdst 3: groepsocialisaties)
Factoren die leraar weloverwogen creëert:orde, regelmaat, communicatie, sfeer, inrichting van de ruimte,…

24
Q

pedagogische basis

A

alle contacten, relaties en leefomgevingen die bijdragen aan het opgroeien en opvoeden van kinderen.

25
Q

derde pedagoog

A

omgeving, en de materialen waarmee deze is ingericht

26
Q

pedagogisch project

A

Plan of programma dat onderwijsvisie en –doelen van een school beschrijft.

27
Q

schoolregelement

A

Afspraken tussen de school, ouders en leerlingen

28
Q

zorgcontinuüm

A

Afstemmingsvraagstuk tussen pedagogische vraag (onderwijsbehoeften) en pedagogisch aanbod (zie Hellinckx)

29
Q

samen-leven op school

A

samen

Eten
Werken
Klusjes doen
Vieren
Op uitstap
…..
als basis voor leren

Belang van
- autonomie
- betrokkenheid
- competentie

30
Q

pedagogisering in het onderwijs

A

18-19e eeuw:
Onderwijs meer gestructureerd en aangestuurd door overheid

Dalton: Helen Parkhurst (1886-1973)

Freinet: Célestin Freinet (1896- 1966)

Montessori: Maria Montessori (1870-1952)

31
Q

individualisering

A

Minder afhankelijk van sociale omgeving en meer vrijheid om het leven volgens eigen keuzes in te richten :
Gelijkheid en bevrijding uit gebondenheid aan afkomst en sociale klasse
Eigen leven vorm geven
Illustratie identiteit

32
Q

individualisering in het onderwijs

A
  • Uit het systeem halen en in een speciaal daarvoor ontwerpen ruimte plaatsen
  • taalklasjes in de zomer
  • buitengewoon onderwijs
    –> individu oplappen en terug in het systeem zetten wat niet voor het kind gemaakt is

“Hetindividuwordt geresponsabiliseerd om zich aan te passen, of zichzelf ‘in te passen’ in het sociale weefsel. Zo worden problemen die mensen ervaren, zoals sociale uitsluiting, werkloosheid of leerachterstand, niet geduid in termen van onrecht of van structurele mechanismen, maar geïnterpreteerd als individuele tekorten. Daarbij staat dikwijls een leger hulpverleners klaar om op het individuele niveau die inpassing mee te bewerkstelligen.”

33
Q

individuele schuldmodel

A

Het individueel schuldmodel legt de schuld van armoede bij de mensen zelf, omdat men de diepere oorzaak, armoede, niet (her)kent

34
Q

vermarkting in onderwijs

A

‘kinder zijn het kapitaal van de Vlaming’

35
Q

kind als kapitaal

A

Beeld van kind als investering in de toekomst
Ontstaan na afschaffing kinderarbeid/overheidsingrijpen

36
Q

verwetenschappelijking in onderwijs

A

“Onderwijs is een wonderlijke plek. Maar haar wonderlijkheid staat steeds meer onder druk. De lucht wordt uit het onderwijs gehaald door de verzwaring van allerlei meetinstrumenten en evaluatiemethoden, wetenschappelijk bewezen interventies en vooraf geformuleerde leerdoelen. “
- Greta Biesta

37
Q

evidence based werken

A

is het uitvoeren van een handeling door een beroepsbeoefenaar op zo’n wijze dat de uitvoering is gebaseerd op de best beschikbare informatie over doelmatigheid en doeltreffendheid.

38
Q

toetscultuur

A
  • Focus op meetbare competenties
  • Niet-meetbare vormings- en opvoedingsidealen krijgen minder aandacht
  • School moet verantwoording afleggen
39
Q

onderwijsfinaliteiten

A

3 doelen van het onderwijs
* kwalificatie: overdracht kennis, vaardigheden, waarden en normen
* socialisatie: zich verhouden tot de wereld, tot cultuur, tradities, innovaties, tot manieren van doen en van zijn
* persoonsvorming: vrijheid, verantwoordelijkheid, emancipatie, … in democratisch perspectief

40
Q

ouderbetrokkenheid

A

houdt in dat ouders betrokken zijn bij de opvoeding en het onderwijs van hun kind, zowel thuis als op school12. Dit omvat ook ouderparticipatie, waarbij ouders actief deelnemen aan schoolactiviteiten2. Ouderbetrokkenheid bevordert de schoolprestaties, werkhouding, sociaal-emotioneel functioneren en welbevinden van leerlingen3.

41
Q

vrijplaats

A

een plek waar de oudere generatie aan de jongere generatie meedeelt hoe zij het leven ziet, wat volgens haar waardevol is om over te dragen of mee te nemen. Daarom is het een plek die vrij is van de druk van buitenaf. Een plek waar de leerkracht iets uit handen geeft, zodat de komende generatie een nieuwe generatie kan zijn’. (Wildemeersch)

Plaats om te experimenteren
Plaats om kinderen bloot te stellen aan dingen die aanvankelijk vreemd zijn
Plaats om geïnteresseerd bezig te zijn met de zaak zelf
De taal omwille van de taal
De wiskunde omwille van de wiskunde
De houtbewerking omwille van de houtbewerking

NIET voorbereiding op de maatschappij of de toekomst
NIET zichzelf optimaal ontwikkelen

42
Q

leerplicht

A

Wettelijke verplichting voor kinderen om onderwijs te volgen (geen schoolplicht)
voltijdse leerplicht vanaf 5 jaar
deeltijds leerplicht van 16 tot 18 jaar

43
Q

School als amfibie tussen generaties:

A

het schoolteam representeert de oudere generatie die de taak heeft de nieuwe generatie in de wereld te introduceren.

44
Q

controledrang in onderwijs

A

Klemtoon op meten, controleren, oordelen beoordelen, etc

45
Q

triade in het onderwijs

A

nieuwe generatie
de wereld
de leerstof/het vak

46
Q

pedagogische opdracht van het onderwijs

A

Tussenpositie tussen gezin en samenleving (vrije ruimte)

47
Q

pedagogisch debat

A

waarom en waartoe we opvoeden

48
Q

selfmade men/woman

A

persoon die zijn succes volledig aan zichzelf te danken heeft