H5 Flashcards

1
Q

wat is een titratie?

A

een methode om de onbekende concentrtie van een bepaalde stof in oplossing te bepalen, waarbij een stof met gekende concentratie geleidelijk wordt toegevoegd aan de oplossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

analiet

A

in de erlenmeyer
= oplossing met onbekende analiet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

titrant

A

de bekende stof die druppelsgewijs wordt toegevoed aan het analiet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

equivalentiepunt

A

het punt waar al het analiet is weggereageerd en het titrant nu in overmaat is
[analiet] = [titrant]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

soorten titraties

A
  • visuele methodes
  • instrumentele methodes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

visuele methodes (voordelen en nadelen)

A
  • omslagpunt wordt waargenomen door het gebruik van indicator
  • prob = waarneembaarheid van kleuromslag
  • prob = indicator moet bij EP de kleuromslag geven
  • prob = eventuele nevenreacties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

instrumentele methodes ( wat, problemen?)

A
  • EP wordt gevonden door bepaalde eigenschappen van de oplossing te meten tijdens het toe druppelen van het titrant
  • prob = evt. afwijkingen van meettoestel
  • prob = precisie van toestel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

neerslagtitraties

A

tijdens neerslagtitraties gaan we het analiet geleidelijk uit de oplossing verwijderen door het neerslaan van een vaste stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ksp? laag of hoog voor neerslagvorming?

A

hoe lager het Ksp hoe efficiënter de neerslag gevormd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

titratiecurve opstellen?

A

= vinden van EP
-> bij welk volume is [analiet] = [titrant]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

invloed van oplosbaarheidsproduct

A

hoe lager het oplosbaarheidproduct, hoe minder ionen er in oplossing zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly