H4 Flashcards

1
Q

heterogeen mengsel

A

= mengsel waarin verschillende fasen te onderscheiden zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

homogeen mengsel

A

= mengsel waarin verschillende componenten niet meer te onderscheiden zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

heterogene mengsels bestaan uit

A
  • oplossing = vloeibare fase waar max. solvens is opgelost
  • precipitatie = neerslag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

oplossen (def)

A

= proces waarbij vaste stof oplost en in de vloeistoffase gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

precipiteren (def)

A

= proces waarbij ionen in oplossing een chemische binding vormen tot vorming van een vaste stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ka

A

= evenwicht tussen ge(de)protoneerde zuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kb

A

= evenwicht tussen ge(de)protoneerde basen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ksp

A

= evenwicht tussen (niet)-opgeloste stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kf

A

= evenwicht tussen (niet)-gecomplexeerde stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

oplosbaarheid (def)

A

S
= geeft aan hoeveel van deze stof maximaal kan oplossen in een andere stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

solvens

A

= opgeloste stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

solvent

A

= oplosmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een oplossing =

A

solvens + solvent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

oplossingsproces (stappen)

A
  • opsplitsen in ionen
  • solvatatie dmv solvatatiemantel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

algemeen solvens in solvent

A
  • polair solvens lost goed op in polair solvent
  • apolair solvens lost goed op in apolair solvent
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

nut van oplossing?

A
  • door verhoogde vrijheid van beweging in een oplossing, kunnen de reagentia veel sneller met elkaar reageren door een verhoogde kans op interactie
  • oplossing maken zorgt ervoor dat we veel chemische reacties kunnen uitvoeren in een gecontroleerde omgeving
16
Q

wat is de dynamiek van solvatatie

A

watermantel blijft niet vastzitten rond het ion maar breekt en herstelt regelmatig

17
Q

onverzadigde oplossing

A

= er zijn nog solventmoleculen over om eventueel nog meer solvens op te lossen
- de maximale hoeveelheid solvens die kan oplossen is nog niet bereikt
- homogeen mengsels

18
Q

verzadigde oplossing

A

= de maximale hoeveelheid solvens aanwezig dat kan opgelost worden

  • goed oplosbare zouten = geen vrije watermoleculen over om extra zout te solvateren
  • slecht oplosbare zouten = nog wel vrije watermoleculen over maar omw oplossingsevenwicht is de max hoeveelheid solvens bereikt

= homogeen mengsel

19
Q

oververzadigde oplossing

A

meer solens aanwezig dan kan opgelost worden door het solvent
- heterogeen mengsel
- overmaat vaste stof = precipitaat

20
Q

dissolutie

A

= vaste stof moleculen dissociëren en gaan in oplossing

21
Q

precipitatie

A

= opgeloste ionen recombineren en vormen terug vaste stof

22
Q

factoren die oplosbaarheid beïnvloeden (8)

A
  • temperatuur
  • druk
  • zuurtegraad
  • aanwezigheid van eigen ionen
  • solvent
  • andere evenwichtsreacties
  • ionische sterkte
  • complexatie door eigen ionen