H4.3.1 transcriptie Flashcards

1
Q

Welke polymerase zal binden bij transcriptie?

A

RNA-polymerase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke soort streng wordt opgebouwd bij transcriptie

A

een RNA streng: mRNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

in welke richting wordt de nieuwe streng bij transcriptie opgebouwd?

A

5’-3’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe herkent RNA-polymerase de startplaats bij transcriptie?

A

startsequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Is de RNA streng meteen “goed” na transcriptie?

A

nee nog introns en exons = pre mRNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn introns

A

niet-coderend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn exons

A

coderend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is splicing

A

introns uit pre-mRNA-streng knippen en overblijvende exons aan mekaar plakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar gaat het rijpe mRNA naartoe?

A

cytoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doet de RNA-polymerase bij het begin van de transcriptie?

A

breekt de H-bruggen in de DNA-dubbelhelix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt de RNA streng opgebouwd tijdens transcriptie?

A

complementair aan de DNA antisense streng

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is er na de transcriptie met de overgeschreven DNA streng?

A

Niets, de DNA dubbelhelix sluit weer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly