H4: Zouten Flashcards
1
Q
Samengesteld ion
A
2 of meer niet metalen met lading
2
Q
2 x NO3
A
(NO3)2 (NIET NO6)
3
Q
Zout
A
Metaal + Niet-Metaal, positief + negatief ion
4
Q
Molaire massa M
A
g mol-1
5
Q
Molariteit M
A
mol l-1
6
Q
Neerslag
A
slecht oplosbaar zout
7
Q
Natronloog
A
Natriumhydroxide Na+(aq) + OH-(aq)
8
Q
Kaliloog
A
Kaliumhydroxide K+(aq) + OH-(aq)
9
Q
Kalkwater
A
Calciumhydroxide Ca2+(aq) + 2Oh-(aq)
10
Q
Wat betekent goed oplosbaar zijn voor elektriciteit
A
Betere geleidbaarheid
11
Q
Verhoudingsformule vb. Mg2+ &NO3-
A
Mg(NO3)2
12
Q
Wat betekent NPK?
A
Stikstof, fosfor,Kalium verhouding in kunstmest
13
Q
Wat zijn gevolgen van overbemesting?
A
Uitspoeling -> Eutrofiering
14
Q
Ureum
A
Ammoniak (NH3) & CO2 ->stinkt
15
Q
Zwaar metaal
A
Metaal met een hoger atoomnummer als ijzer