H1: Atoombouw & binding Flashcards

1
Q

Me + Me =

A

Metaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

nMe + Me =

A

Zout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

nMe + nMe =

A

Moleculaire stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Atoomnummer =

A

Het aantal protonen in de kern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Isotoop=

A

Zelfde aantal protonen, ander aantal neutronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mol x u =

A

Gram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Edelgasconfiguratie

A

Goed, stabiel, wil iedereen (groep 18 zijn edelgassen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat hebben atomen bij een atoombinding/covalentie binding

A

Gemeenschappelijk elektronenpaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

covalentie

A

Aantal bindingen dat een atoom kan vormen (bijv. Waterstof heeft covalentie 1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vanderwaalsbinding/molecuulbinding

A

Een zwakke binding tussen moleculen in plaats van atomen. De sterkte van de binding hangt af van de grootte van het molecuul

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ion

A

Deeltje met een lading

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verbranding

A

Reactie met O2
C…H… + O2 -> CO2 + H2O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Valentie-elektronen

A

aantal elektronen in de niet gevulde buitenste schil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Isomeer

A

Zelfde molecuulformule, andere structuurformule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Me atoom

A

1,2,3 elektronen i.d. buitenkring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

nMe atoom

A

4,5,6,7 atomen i.d. buitenkring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Halogenen

A

Reactief en schadelijk voor milieu (groep 17)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

edelgassen

A

Atomen waarbij de buitenste schil compleet gevuld is (groep 18)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat voor bindingen hebben zouten?

A

Ionbinding, veel sterker als vdwbinding, bij kamertemperatuur zout=vast

20
Q

Wie publiceerde het eerste periodiek systeem?

A

Mendelev, in 1869

21
Q

verbindingen

A

stoffen die uit twee of meer atoomsoorten bestaan en daardoor ontleedbare stoffen zijn

22
Q

In welke fasen geleiden metalen stroom?

A

In de vaste en vloeibare fase

23
Q

Wat voor toestand hebben metalen bij kamertemperatuur?

A

Vast (s), behalve kwik (l)

24
Q

In welke fasen geleiden Moleculaire stoffen stroom?

A

Geen enkele, ze geleiden nooit stroom

25
Q

In welke fasen geleiden zouten stroom?

A

Vloeibaar (l) en opgelost (aq)

26
Q

Wat voor toestand hebben zouten bij kamertemperatuur?

A

vast (s)

27
Q

Wat zijn de massa en lading van een elektron?

A

massa: 0
lading: -1

28
Q

Wat zijn de massa en lading van een proton?

A

massa: 1 u
lading: +1

29
Q

Wat zijn de massa en lading van een neutron?

A

massa: 1 u
lading: 0

30
Q

Welke letters worden er gebruikt voor de elektronenschillen?

A

K,L,M,N, etc.

31
Q

elektronenconfiguratie

A

verdeling van elektronen over de schillen, bijv. 2,8,1 (natrium)

32
Q

Mr

A

Molecuulmassa, alle atoommassa’s bij elkaar opgetelt, in u

33
Q

Hebben zwaardere of lichtere moleculen een hoger smeltpunt? En waarom?

A

zwaardere, dit komt door de molecuul/vanderwaals-binding

34
Q

Waarom geleiden moleculaire stoffen geen stroom?

A

De atoombindingen vormen in een moleculaire stof een atoomrooster. In een atoomrooster zitten de elektronen vast in atoombindingen, er zijn dus geen vrij beweegbare elektrische deeltjes. Dit zorgt er voor dat moleculaire stoffen geen stroom kunnen geleiden.

35
Q

Waarom geleiden metalen stroom

A

De reden dat metalen goed stroom kunnen geleiden is de aanwezigheid van deze vrij bewegende elektronen, ook wel vrije elektronen of geleidingselektronen genoemd. Deze vrije elektronen kunnen de stroom, wat niets anders is dan elektronen, gemakkelijk door het metaal doorgeven.

36
Q

Waarom geleiden zouten soms stroom?

A

Wanneer een zout smelt of wordt opgelost in water komen de ionen los van elkaar. De geladen deeltjes kunnen vrij bewegen en hierdoor kan er lading verplaatst worden. Een gesmolten zout geleidt de stroom doordat de ionen in het gesmolten zout los van elkaar komen te liggen.

37
Q

Wat is het verschil tussen een metaalrooster (metaal) en een Ionrooster (zout)?

A

In een ionrooster zijn alle ionen geordend volgens een regelmatig patroon.
In een metaalrooster zitten positieve metaalionen op regelmatige afstand van elkaar. De losgekomen elektronen kunnen zich vrij bewegen tussen de metaalionen.

38
Q

Wat is een atoomrooster?

A

Een rangschikking van moleculaire stoffen.
Een covalent netwerk of atoomrooster is een stof waarin de atomen zijn verbonden door covalente bindingen in een continu netwerk. Een covalent netwerk heeft geen aparte moleculen en een kristal van een dergelijke stof kan beschouwd worden als één groot molecuul.

39
Q

Hoe ontstaan ionen?

A

doordat een atoom een elektron afstaat of opneemt

40
Q

Wat voor ionen worden gevormd door Niet-metalen?

A

negatieve ionen, ze nemen een elektron op

41
Q

Wat voor ionen worden gevormd door Metalen?

A

Positieve ionen, ze staan een (of meer) elektron af

42
Q

Wat betekent de III in ijzer(III)nitraat?

A

Het ijzer heeft een lading van 3+

43
Q

Edel metaal

A
  • Een metaal dat bestand is tegen corrosie en oxidatie.
  • reageren (bijna) niet met andere stoffen)
  • Komen in kleine klompjes in de bodem voor
  • bijv. goud en zilver
44
Q

Onedel metaal

A
  • metalen die relatief gemakkelijk oxideren.
  • bijv. ijzer
45
Q

Wat zijn kenmerkende eigenschappen van een metaal?

A
  • hoog smeltpunt
  • goede geleidbaarheid
  • goede vervormbaarheid