H4 Flashcards

1
Q

Wat is een cel?

A

De basisstructuur van alle levende organismen, bestaat uit plasmamembraan, cytoplasma en genetisch materiaal

Ontwikkeld door Matthias Schleiden en Theodor Schwann

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom zijn cellen zo klein?

A

Om snel stoffen te kunnen uitwisselen met de externe omgeving

Dit is gerelateerd aan de oppervlakte-tot-volume verhouding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de twee hoofdtypen microscopen?

A

Lichtmicroscopie en elektronenmicroscopie

Lichtmicroscopie heeft een beperkte vergroting, terwijl elektronenmicroscopie een betere vergroting biedt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de functie van het plasmamembraan?

A

Regelt de beweging van stoffen in en uit de cel

Bestaat uit een dubbele laag fosfolipiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het vloeibaar mosaïekmodel?

A

Een model dat de structuur van het plasmamembraan beschrijft

Dit model benadrukt de dynamische aard van membranen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn glycoproteïnen?

A

Proteïnen met een suikerketen op hun buitenste oppervlak

Speelt een rol in celherkenning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn prokaryoten?

A

Eenvoudige cellen zonder celkern en compartimentering

Voorbeelden zijn Bacteria en Archae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een nucleoid?

A

Het gebied in een prokaryote cel waar het DNA zich bevindt

Dit is geen celkern, maar een regio in het cytoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de functie van ribosomen?

A

Synthese van eiwitten

Ribosomen zijn betrokken bij de eiwitsynthese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de twee vormen van endoplasmatisch reticulum (ER)?

A

Ruw ER en glad ER

Ruw ER heeft ribosomen, terwijl glad ER dat niet heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de rol van het Golgi-apparaat?

A

Modificeren, opslaan en verzenden van moleculen

Bevat afgeplatte membraanzakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn mitochondria?

A

Cellulaire organellen waar de celademhaling plaatsvindt

Ze worden vaak de energiecentrales van de cel genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de functie van lysosomen?

A

Bevatten verteringsenzymen

Spelen een rol in de afbraak van afvalstoffen in de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een centrale vacuole?

A

Een grote vacuole in het centrum van een volwassen plantencel

Bevat stoffen voor opslag en afvalverwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de functie van chloroplasten?

A

Waar fotosynthese plaatsvindt

Zet lichtenergie om in suikers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn plasmodesmata?

A

Verbinden naburige cellen met elkaar

Speelt een rol in de communicatie tussen cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn centriolen?

A

Celorganellen die betrokken zijn bij celdeling

Bevinden zich nabij de celkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het verschil tussen vrije ribosomen en ribosomen gebonden aan ruw ER?

A

Vrije ribosomen zijn vrij in het cytoplasma, terwijl gebonden ribosomen op ruw ER zitten

Vrije ribosomen synthetiseren metabolische katalysatoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn ribosomen?

A

Ribosomen zijn structuren die de synthese van metabolische katalysatoren uitvoeren en komen vrij voor in het cytoplasma.

Katalysatoren voor de afbraak van glucose zijn voorbeelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de functie van ribosomen die gebonden zijn aan het ruw ER?

A

De functie is de synthese van membraan- en lysoomeiwitten, en eiwitten met een extracellulaire functie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat gebeurt er met een gevormde polypeptide na binding met het ER?

A

Het polypeptide begeeft zich naar het lumen van de ER waar het verder wordt aangepast en de finale vorm krijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat slaat de celkern op?

A

De celkern slaat genetische informatie op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de diameter van de celkern?

A

De diameter van de kern is ongeveer 5 µm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat bevat de celkern?

A

De celkern bevat een nucleolus en chromatine in een vloeibare matrix, het nucleoplasma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de rol van kernporiën?

A

Kernporiën laten mRNA de kern verlaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is chromatine?

A

Chromatine is een netwerk van DNA, proteïnen en een beetje RNA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat gebeurt er met DNA in de rustfase?

A

Het DNA wordt niet gedupliceerd, maar transcriptie in mRNA is wel mogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoeveel chromosomen heeft de mens?

A

De mens heeft 46 chromosomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat wordt er geproduceerd in de nucleolus?

A

In de nucleolus wordt rRNA geproduceerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat vormen rRNA en proteïnen samen?

A

Ze vormen subeenheden van ribosomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is het endomembraan systeem?

A

Het endomembraan systeem omvat het grootste deel van de inwendige membranen van de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Welke organellen zijn onderdeel van het endomembraan systeem?

A
  • Kernmembraan
  • Endoplasmatisch reticulum
  • Golgi apparaat
  • Lysosomen
  • Vacuolen
  • Plasmamembraan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is het endoplasmatisch reticulum (ER)?

A

Het ER is een uitgebreid membraanlabyrint dat meer dan de helft van alle membranen in de cel omvat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat zijn de twee gebieden van het endoplasmatisch reticulum?

A
  • Ruw ER (RER)
  • Glad ER (SER)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is de functie van het RER?

A

In het RER worden eiwitten gesynthetiseerd die hun functie uitoefenen buiten de cel.

36
Q

Wat is een voorbeeld van een eiwit dat in het RER wordt gesynthetiseerd?

A

Synthese van insuline in cellen van de pancreas.

37
Q

Wat doet het glad ER?

A

Het glad ER zorgt voor de synthese van niet-eiwit moleculen zoals lipiden.

38
Q

Wat is de functie van het Golgi apparaat?

A

De functie is de modificatie en export van moleculen.

39
Q

Wat zijn lysosomen?

A

Lysosomen zijn membraanzakken met verteringsenzymen.

40
Q

Wat is de pH van lysosomen?

A

De pH van lysosomen is vrij zuur, pH = 5.

41
Q

Wat zijn vacuolen?

A

Vacuolen zijn membraanzakken die groter zijn dan blaasjes en meer gespecialiseerd.

42
Q

Wat zijn de functies van vacuolen?

A
  • Voedselvacuolen: bevatten voedseldeeltjes
  • Kloppende vacuolen: pompen overtollig water uit de cel
  • Centrale vacuole: opslagfunctie
43
Q

Wat gebeurt er in chloroplasten?

A

In chloroplasten gebeurt de fotosynthese.

44
Q

Wat is de rol van chlorofyl?

A

Chlorofyl is de groene kleurstof van planten.

45
Q

Wat zijn mitochondria?

A

Mitochondria spelen een belangrijke rol in de celademhaling.

46
Q

Wat wordt er geproduceerd in mitochondria?

A

In mitochondria worden ATP-moleculen geproduceerd.

47
Q

Wat is de universele energiedrager in cellen?

48
Q

Wat is de functie van de mitochondriale matrix?

A

De matrix bevat enzymen die koolhydraten en andere nutriënt moleculen afbreken.

49
Q

Wat wordt de ruimte tussen het buiten- en binnenmembraan genoemd?

A

intermembraanruimte

50
Q

Wat bevat de mitochondriale matrix?

A

enzymes, mitochondriaal DNA, ribosomen

51
Q

Wat is de functie van het cytoskelet?

A

mechanische sterkte aan de cel geven, fixeren van celorganellen, beweging in en van de cel

52
Q

Waaruit bestaat het cytoskelet?

A

netwerk van verbonden proteïne microfilamenten en microtubuli

53
Q

Wat zijn microtubuli?

A

de dikste elementen van het cytoskelet, holle cilinders opgebouwd uit tubuline dimeren

54
Q

Wat is de structuur van flagella?

A

kern van microtubuli omgeven door plasmamembraan

55
Q

Hoeveel paren microtubuli zijn er in een ring van flagella?

A

9 paren (doubletten)

56
Q

Wat verbindt de buitenring van doubletten in flagella?

57
Q

Wat zijn motorproteïnen?

A

proteïnen die zorgen voor bewegingen van de cel, zoals myosine, kinesine en dyneïne

58
Q

Wat is de rol van ATP in de werking van dyneïne?

A

de energie voor de werkende slag van de moleculaire motor

59
Q

Wat gebeurt er wanneer ATP aan dyneïne bindt?

A

de kop van het dyneïne komt los van het tweede doublet

60
Q

Wat hydrolyseert ATP tot?

A

ADP en P_i

61
Q

Wat is de functie van het centrosoom?

A

speelt een rol bij de celdeling

62
Q

Wat bestaat elk centriool uit?

A

9 tripletten van microtubuli

63
Q

Wat hebben plantencellen, fungi en sommige protisten dat dierlijke cellen niet hebben?

A

een celwand

64
Q

Wat is de primaire celwand bij planten?

A

bestaat uit cellulose fibrillen, is vervormbaar en laat celgroei toe

65
Q

Wat is de extracellulaire matrix (ECM)?

A

netwerk van fibreuze proteïnen en polysachariden buiten de cel

66
Q

Wat is de rol van ECM in dierlijke cellen?

A

steun, adhesie, beweging en regulatie van de cellen

67
Q

Wat zijn intercellulaire verbindingen?

A

verbindingen tussen cellen die communicatie en samenwerking mogelijk maken

68
Q

Wat is de functie van Zonula Adhaerens?

A

bij elkaar houden van cellen

69
Q

Wat doet Zonula Occludens?

A

belet dat kleine moleculen naar de ruimte tussen de cellen lekken

70
Q

Wat is een gap junction?

A

communicatieve verbinding tussen cellen

71
Q

Wat zijn plasmodesmata?

A

verbindingen tussen plantencellen waarbij het cytoplasma van beide cellen in directe verbinding staat

72
Q

Welke organellen komen voor in zowel dieren- als plantencellen?

A

Mitochondria

73
Q

Wat is een prokaryote cel?

A

een cel zonder een echte celkern

74
Q

Wat is de functie van myosine in het cytoskelet?

A

interageert met actinefilament voor spiercontractie

75
Q

Wat is de diameter van actinefilament?

76
Q

Wat is de functie van het nucleolus?

A

Ribosoomproductie

De nucleolus is een structuur binnen de celkern die betrokken is bij de productie van ribosomen.

77
Q

Wat is de functie van lysosomen?

A

Intracellulaire vertering

Lysosomen bevatten enzymen die helpen bij de afbraak van biomoleculen.

78
Q

Wat is de functie van ribosomen?

A

Proteïne synthese

Ribosomen zijn de machinerie van de cel die eiwitten produceert.

79
Q

Wat is de rol van microtubuli?

A

Spiercontractie

Microtubuli spelen een cruciale rol in de structuur en beweging van cellen.

80
Q

Zijn bacteriële cellen prokaryotisch of eukaryotisch?

A

Prokaryotisch

Prokaryotische cellen hebben geen echte celkern en zijn doorgaans kleiner dan eukaryotische cellen.

81
Q

Noem een verschil tussen bacteriële cellen en typische eukaryotische cellen.

A

Bacteriële cellen zijn kleiner

Dit verschil in grootte heeft invloed op de celstructuur en functie.

82
Q

Wat is een ander kenmerk van bacteriële cellen vergeleken met eukaryotische cellen?

A

Ze hebben een kleinere kern

Bij bacteriën is de kern minder complex dan bij eukaryoten.

83
Q

Wat is een kenmerk van mitochondria en chloroplasten?

A

Beiden zijn in staat tot semi-autonome groei en reproductie

Dit betekent dat ze onafhankelijk kunnen functioneren binnen de cel.

84
Q

Wat is een gemeenschappelijk kenmerk van mitochondria en chloroplasten?

A

Beiden bevatten een kleine hoeveelheid DNA

Dit DNA is betrokken bij de productie van eiwitten die essentieel zijn voor hun functies.

85
Q

Welke groep van organellen is betrokken bij de synthese van componenten die de cel nodig heeft?

A

Ribosoom, ruw ER, glad ER

Deze organellen werken samen om eiwitten en lipiden te synthetiseren.

86
Q

Vul in: Mitochondria en chloroplasten zijn ________.

A

semi-autonoom

Dit verwijst naar hun vermogen om onafhankelijk te groeien en zich te reproduceren.