H4 Flashcards

1
Q

Volgorde effecten

A

Recency effect
Primacy effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Negativiteitsbias

A

We zijn op zoek naar dingen die slecht gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Spin framing

A

Je koopt iets eerder wanneerr het positief beschreven staat
-operation enduring freedom in afganistan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Willis en Todorov

A

Hoe langer je een persoon ziet, hoe zekerder je wordt over je mening hierover

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Snyder

A

Een gesprek verloopt vriendelijker wanneer mensen denken dat ze met een mooier iemand praten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Halo-effect

A

Knappe mensen zijn goed, krijgen meer loon, minder gevangenisstraf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Primaire emoties

A

Worden overgebracht met het gezicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Manifestatieregels

A

In Japan laat je geen negatieve emoties zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gedrag =

A

Persoon + situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Interne attributie

A

Het ligt aan de persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Externe attributie

A

Het ligt aan de situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Experimenter bias

A

Onderzoeker ziet meer dingen die in lijn zijn met zijn verwachtingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Covariatie model

A

Consensus (doet iedereen dit of alleen ik?)
Onderscheidend vermogen (doe ik dit altijd of alleen nu?)
Consistentie (doe ik altijd dit in deze situatie?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Attributie fouten

A

Zelfdienende attributiefout
Fundamentele attributiefout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Zelfdienende attributiefout

A

Gezakt: wat een stom tentamen
Gehaald: wat ben ik slim

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Fundamentele attributiefout

A

Gedrag van anderen schrijven we eerder toe aan P dan aan S omdat
- dit kan mij toch nooit overkomen? (Geloof in een rechtvaardige wereld
- perceptuele saillantie
- automatisch denken

17
Q

Perceptuele saillantie

A

Wat ik zie is belangrijk en heeft meer invloed

18
Q

Actor- observer verschil

A

Observer schrijft het toe aan persoon
Actor aan situatie