H13 Flashcards

1
Q

Vooroordelen

A

Afhankelijk van:

Cognitie - stereotype
Affect - emotie
Gedrag - discriminatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Microagressie

A

Wie is de man in de relatie?
Bounty

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fiets steel studie

A

Fiets stelen door witte of zwarte man. Bij zwarte man werd veel sneller ingegrepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sociale categorisatie

A

Hokjesplaatsing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Positieve stereotype

A

Aziaten zijn goed in wiskunde
Vrouwen kunnen goed koken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Neerschietstudie

A

Zwart of witte man met gereedschap of geweer.

Mensen schoten sneller en vaker fout op de zwarte man

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Impliciete associatie test

A

In c1: zwart en goed zijn beide m
In c2: zwart en slecht zijn beide m

C2 is sneller

Meet de sterkte van de associatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sociale identiteitsbedreiging

A

Je wil het stereotype niet bevestigen, maar hierdoor saboteer je je eigen gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wiskunde test

A

Het geactiveerde stereotype (vrouw of aziaat) bepaalt het resultaat van de wiskunde toets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Poppen test

A

Zwarte kids kiezen liever een witte pop, omdat deze ‘liever’ is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Oorzaken van vooroordelen

A

Normatief conformisme
Sociale identiteit
Realistische conflict theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Normatief conformisme

A

In regios waar racisme normaal is denken ze ook eerder zo

Geïnstutionaliseerde discriminatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geïnstitutionaliseerde discriminatie

A

Meer homohaat in staten waar het homohuwelijk verboden is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociale identiteit

A

Etnocentrisme
Ingroup bias
Outgroup homogeniteit
Outgroup derogation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Etnocentrisme

A

Mijn groep is beter dan andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In group bias

A

Eigen groep voortrekken

17
Q

Outgroup homogeniteit

A

Alle … zijn hetzelfde.

18
Q

Outgroup derogation

A

Door …. zit ik nu met dit probleem
En
Het is hun eigen fout dat ze buiten moeten slapen, hadden ze maar niet hier heen moeten komen

19
Q

Realistische conflict theorie

A

2 groepen vechten om dezelfde middelen

20
Q

Contacthypothese

A

Door onderling contact worden vooroordelen minder

21
Q

Optimale voorwaarden voor contact

A

Gelijke status
Ondersteund door sociale normen
Wederzijdse afhankelijkheid
Gemeenschappelijk doel

22
Q

Robbers cave experiment

A

2 kampen, spellen tegen elkaar, veel conflict tussen de jongens. Hierna samen werken voor een gezamelijk doel, weer vrienden

23
Q

Jigsaw model

A

Kleine groepjes met kids van verschillende afkomst zorgt voor meer empathie en minder racisme

24
Q

Jane Elliot

A

Blue-eyes brown- eyes discriminatie experiment