H3 Stress: betekenis, impact en oorzaken Flashcards

1
Q

Componenten stress

A

Stress heeft 2 componenten:
* Fysiek: directe materiële of lichaamsuitdaging.
* Psychologisch: de perceptie van individuen over de omstandigheden in hun leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke verschillende invalshoeken kan stress onderzocht worden?

A
  1. Focus op de omgeving: stress als een stimulus. Fysieke en psychologisch uitdagende situaties of gebeurtenissen worden ‘stressors’ genoemd.
  2. Als respons op een stressor: de psychologische en fysieke respons op een stressor wordt een ‘strain’ genoemd.
  3. Als een proces van stressors en strains in relatie met de omgeving: de constante interacties en aanpassingen van individu en omgeving worden ‘transacties’ genoemd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stress: definitie

A

Echte of ingebeelde omstandigheden waarin transacties iemand ertoe leiden discrepantie te percipiëren tussen de fysieke of psychologische eisen van een situatie en de resources van de eigen biologische, psychologische of sociale systemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 4 aspecten zijn van belang in verband met stress?

A
  1. De capaciteiten die iemand heeft om met problemen om te gaan, bvb conditie, mentale en cognitieve stabiliteit, te verwachten support van anderen,..
  2. De eisen die de omgeving aan de persoon stelt.
  3. De waargenomen discrepantie tussen de eisen van de omgeving en de eigen middelen om eraan te voldoen.
  4. De transacties met de omgeving, afhankelijk van eerdere ervaringen in gelijkende situaties: wat iemand denkt en doet in interactie met de omgeving.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cognitive appraisal

A

Een mentaal proces waarbij iemand twee factoren inschat:
1. of een eis hun fysieke en psychologische integriteit bedreigt - primaire appraisal,
2. welke middelen voorhanden zijn om aan de eis tegemoet te komen - secundaire appraisal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Primaire appraisal

A

Bij een potentieel stressvolle gebeurtenis schatten we de situatie eerst in volgens ons eigen wellbeing aan de hand van 3 beoordelingen:

  1. Is het relevant?
  2. Is het goed?
  3. Is het stressvol? Events die we als stressvol beschouwen worden nog verder beoordeeld obv:
    A. Harm-loss: refereert naar de hoeveelheid schade die reeds is toegebracht.
    B. Threat: de verwachting van toekomstige schade.
    C. Challenge: de opportuniteit te groeien en perfectie te bereiken door meer dan routine resources te gebruiken om tegemoet te komen aan een verwachting.

Vicarious transaction: wanneer we meeleven met anderen onder stress (bvb pijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Secundaire appraisal

A

Refereert naar de middelen die we beschikbaar hebben voor coping. De stress die we voelen hangt vaak af van de appraisals die we maken, bvb ik kan het niet, ik zal falen vs ik weet dat ik het kan. Wanneer ons oordel is dat we over voldoende middelen beschikken om tegenmoet te komen aan de eis, zullen we weinig tot geen stress ervaren. Maar wanneer we denken dat de vraag groter is dan wat we beschikbaar hebben, kunnen we veel stress voelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke factoren leiden tot stressvolle appraisals?

A

Een situatie als stressvol inschatten hangt af van twee types factoren:

  1. Gerelateerd aan de persoon, incl intellectuele, motiverende en persoonlijkheidskenmerken.
  2. Gerelateerd aan de omgeving, voornamelijk situaties die hoge, dreigende eisen stellen.

Perfectionisme: de neiging om zelfs kleine issues als grote problemen te beoordelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dimensies van stress

A

Onderzoek heeft aangetoond dat sterkere stressors grotere psychologische strain veroorzaken.

Veel mensen ervaren ook chronische stress: wanneer stress vaak voorkomt of een lange periode aanhoudt, zoals wanneer vele stressors samen aanwezig zijn of lange tijd gedachten spelen over trauma (rumination of dwelling).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Biologische aspecten van stress

A

Bij stress geraakt het lichaam opgewonden en gemotiveerd om zichzelf te beschermen, door reacties van het sympathetic zenuwstelsel en endocrien systeem. Het fysiologische deel van een respons op een stressor wordt reactivity genoemd. De ‘fight-or-flight’ reactie.

Genetische factoren beïnvloeden de mate van reactivity op stressors en genetische kwetsbaarheid in neurotransmitter systemen in de hersenen kan mensen vatbaarder maken voor depressie volgend op de blootstelling aan hoge stresslevels. De fight-or-flight reactie is nuttig bij gevaar, maar kan schadelijk zijn als het lange tijd aanhoudt.

General adaptation syndrome

Allostatic load

Factoren die een rol spelen bij lichaamsactivering of fysiologische stress

Antwoord op psychosociale factoren voor stress ~ Seyle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

General adaptation syndrome

A

Hans Selye ontdekte dat de fight-or-flight respons bij langdurige stress maar de eerste is van een reeks reacties in het lichaam, hij noemde deze reacties het general adaptation syndrome.

  1. Alarm reactie: zoals de fight-or-flight reactie op een noodgeval. De functie is om de resources van het lichaam te mobiliseren. Deze snelle opwinding is het gevolg van het sympathetic zenuwstelsel dat verscheidene organen via directe zenuwverbindingen activeert, ook de bijnieren die vervolgens epinephrine en nonepinephrine in de bloedbaan brengen. Iets trager reageert ook de hypothalamus-hypofyse-bijnieren as: de hypofyse scheidt ACTH uit, wat de bijnieren activeert om cortisol in de bloedbaan te brengen, wat het lichaam verder mobiliseert.
  2. Fase van weerstand: als een sterke stressor blijft bestaan zullen de initiële reacties van het sympathetic zenuwstelsel minder uitgesproken worden. Het lichaam probeert zich aan te passen aan de stressor, maar fysiologische opwinding blijft hoger dan normaal waardoor het vermogen om aan nieuwe stressors te weerstaan kan verkleinen. Dit maakt het individu vatbaarder voor ‘diseases of adaptation’, incl maagzweren, hoge bloeddruk, astma en ziektes door verlaagde weerstand.
  3. Fase van uitputting: resultaat van langdurige of chronische stress. Als men lang met stress worstelt, kunnen fysieke, emotionele en mentale bronnen zo leeg geraken dat de weerstand enorm klein wordt en schade aan interne organen kan optreden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Biologische aspecten van stress: Allostatic load

A

over tijd gecumuleerde effecten van herhaalde lichaamsaanpassingen aan stressors bvb schommelingen in hormonen zoals cortisone en epinephrine, bloeddruk en immuunfunctie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Biologische aspecten van stress: 4 factoren die een rol spelen bij lichaamsactivering of fysiologische stress

A
  1. De hoeveelheid blootstelling: hoe frequenter, intenser of aanhoudender de stressors zijn, hoe groter onze fysieke reactie.
  2. Omvang van de reactivity: sommige individuen reageren op fysiologisch veel meer op bepaalde stressors dan anderen.
  3. Snelheid van herstel: nadat de confrontatie met een stressor voorbij is, herstellen de fysiologische reacties voor sommigen sneller dan voor anderen. Zich blijven zorgen maken over een bepaalde stressor kan het fysiologische herstel in de weg staan.
  4. Herstel van resources: de resources die men gebruikt bij een fysiologische strain kunnen herstelt worden door bepaalde activiteiten: slaap is de belangrijkste.
    (pagina 63)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Antwoord op psychosociale factoren voor stress ~ Seyle

A

Selye gaf geen antwoord op psychosociale factoren voor stress en was van mening dat het general adaptation syndrome niet specifiek was mbt het type stressor, hier is discussie over:

  1. Sommige stressoren roepen een grotere emotionele respons op
  2. Het patroon van fysiologische opwinding onder stress is afhankelijk van 2 factoren:
    A. Effort: iemands interesse, streven en vastberadenheid.
    B. Distress: oa angst, onzekerheid, verveling, ontevredenheid.
  3. Cognitive appraisal processen kunnen een rol spelen in iemands persoonlijke fysiologische reactie op een stressor.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Psychosociale aspecten van stress

A
  1. Cognitie en stress
  2. Emoties en stress
  3. Sociaal gedrag en stress
  4. Gender en socioculturele verschillen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Psychosociale aspecten van stress: 1. Cognitie en stress

A

Piekeren kan onze aandacht en geheugen die nodig zijn voor een bepaalde taak beïnvloeden. Ook stress kan cognitief functioneren verminderen door onze aandacht af te leiden. Het omgekeerde is echter ook waar: zorgen over toekomstige threats en rumination over vroegere moeilijkheden kunnen zorgen voor aanhoudend verhoogde fysiologische stress responsen, zelfs in afwezigheid van een werkelijk stresserende situatie. Studies hebben aangetoond dat dit vooral op oudere leeftijd geassocieerd is met cognitieve vermindering en geheugenproblemen.

17
Q

Psychosociale aspecten van stress: 2. Emoties en stress

A

Meestal gaat stress gepaard met emoties en mensen gebruiken hun emotionele toestand om hun eigen stressniveau in te schatten. Cognitive appraisal kan zowel stress als de emotionele respons beïnvloeden.

Angst (fear): normale emotionele reactie die zorgt voor psychologisch ongemak en fysiologische opwinding wanneer we ons bedreigd voelen.

Fobie: intense en irrationele angsten die direct geassocieerd zijn met bepaalde gebeurtenissen of situaties.

Ongerustheid (anxiety): een vaag gevoel van ongemak, het anticiperen op een soort van slecht voorgevoel, vaak over relatief onzekere of niet specifieke threats.

Depressie voldoet aan de voorwaarden van een psychologische stoornis wanneer:
* Iemands ‘mood’ bijna dagelijks overwegend verdrietig is.
* Lusteloos zijn met verlies van energie, plezier, concentratie en interesse.
* Slecht slaappatroon en sterk minder of net meer eten.
* Zelfmoordgedachten, hopeloos gevoel over de toekomst.
* Laag zelfbeeld, vaak zichzelf de schuld geven voor de eigen problemen.

18
Q

Psychosociale aspecten van stress: 3. Sociaal gedrag en stress

A

Stress verandert het gedrag van mensen tov anderen. Als stress en boosheid samen optreden, verhoogt vaak negatief sociaal gedrag.

19
Q

Gender en socioculturele verschillen in stress

A

Mannen vertonen eerder een fight-or-flight respons, terwijl vrouwen eerder op stress reageren als tend-and-befriend: hun inspanningen verhogen om sociale connecties en banden te behouden.

20
Q

Bronnen van stress doorheen het leven

A
  1. Bronnen van stress binnen de persoon
  2. Bronnen van stress in de familie
  3. Bronnen van stress in de gemeenschap en maatschappij
21
Q

Bronnen van stress binnen de persoon

A

Ziekte: ziek zijn stelt hoge fysiologische en psychologische eisen en de mate van stress hangt af van verschillende zaken, oa de leeftijd van de persoon, de ernst van de ziekte,.. Volwassenen hebben vaak zorgen over de toekomst, terwijl ziekte kinderen door hun beperkt begrip van ziekte en dood meer focussen op hun huidige toestand, het ongemak wat ze op dat moment voelen.

Conflict door de appraisal van tegengestelde motiverende krachten, keuzes maken. Het duwen en trekken wat iemand ervaart, veroorzaakt tegengestelde neigingen: approach en avoidance:
* Approach / approach: kiezen tussen evenwaardige, aantrekkelijke alternatieven
* Approach / avoidance: iets willen wat ook nadelen heeft.
* Avoidance / avoidance: kiezen tussen onaantrekkelijke alternatieven, bvb tussen verschillende behandelingen met bijwerkingen)

Stress uit drives en goals: vooral mbt sociale interacties en relaties met anderen.

22
Q

Bronnen van stress in de familie

A
  1. Gezinsuitbreiding
  2. Huwelijksproblemen en scheiding
  3. Ziekte, beperkingen en overlijden
23
Q

Bronnen van stress in de familie: Gezinsuitbreiding

A

De komst van een baby kan zowel bij de moeder, vader als andere kinderen in het gezin stress veroorzaken.

Een belangrijke factor in ouderlijke stress is de zich ontwikkelende persoonlijkheid van de baby, het temperament. Baby’s worden omschreven als ‘easy’ of ‘difficult’ (+/-10%).

Wanneer de moeder stress ervaart tijdens de zwangerschap kan dit nefaste effecten hebben op het kind, oa risico op vroeggeboorte en laag geboortegewicht, wat bij het kind ook latere risico’s op gezondheid- of andere problemen verhoogt.

24
Q

Bronnen van stress in de familie: Huwelijksproblemen en scheiding

A

Bij chronische strain in het huwelijk of bij partners die meer vijandige opmerkingen maken, zijn de fysiologische stress responsen meer uitgesproken: verhoging van bloeddruk, cortisol en andere stresshormonen. Huwelijksongeluk is tevens gerelateerd aan slaapproblemen, welke dan weer herstelprocessen kunnen belemmeren. Deze fysiologische effecten dragen bij aan de lange-termijn negatieve gevolgen van familieproblemen op lichamelijke gezondheid.

Koppels die frequent conflicten ondervinden en groter negatief gedrag vertonen tijdens deze conflicten zullen meer kans hebben uiteindelijk te scheiden. Ook een scheiding op zich verhoogt iemands risico op gezondheidsproblemen.

Een scheiding vraagt vele stressvolle veranderingen voor alle leden van het gezin op vlak van sociale, residentiële en financiële omstandigheden. Psychologische interventies bij kinderen van gescheiden ouders zouden veel van deze moeilijkheden kunnen voorkomen. Ouders kunnen kinderen bijstaan met liefde en geborgenheid, door het voorafgaand inlichten van de kinderen, informatie te geven, open communicatie te bevorderen, hulp aan te nemen van anderen en de kinderen aan te moedigen contact te houden met beide ouders.

25
Q

Bronnen van stress in de familie: Ziekte, beperkingen en overlijden

A

Ouders van zieke kinderen moeten zich aanpassen aan langdurige stress, die zelfs symptomen van PTSS kan oproepen.

Ziekte of beperking van een ouder zorgt voor grotere emotionele moeilijkheden bij kinderen. Ook financieel kan dit druk uitoefenen op een gezin.

Het overlijden van een ouder heeft een enorme impact op een kind. Vanaf 8 jaar begrijpt een kind beter de concepten van leven en dood. Een volwassene die een partner of kind verliest loopt door veranderende stressfysiologie een hoger risico op lange-termijn gezondheidsproblemen.

26
Q

Bronnen van stress in de gemeenschap en maatschappij

A
  1. Jobs en stress
  2. Stress in de omgeving
27
Q

Jobs en stress

A

Volgende factoren kunnen een job stressvol maken:
* De eisen van de taak kunnen stress veroorzaken in twee richtingen. Als de werkdruk te hoog ligt, verhoogt het risico op ongelukken en gezondheidsproblemen. Als de job op zich stressvol is (bvb repetitief manueel werk) of het talent van een medewerker ongewaardeerd wordt, kan ook dit voor stress zorgen.
* Jobs die verantwoordelijkheid voor mensenlevens inhouden, kunnen heel stressvol zijn.
* De fysieke omgeving: bij bvb geluid, temperatuur, vochtigheid, verlichting,..
* Een gepercipieerde onvoldoende controle over aspecten van de job: mensen ervaren stress als er weinig kansen zijn om bij te leren en zelf beslissingen te maken.
* Interpersoonlijke relaties: stress neemt toe wanneer een collega of klant zich bot of oneerlijk gedraagt.
* Een gepercipieerde onevenwichtige erkenning of vooruitgang: medewerkers voelen stress als ze zich unfair behandeld voelen of niet de waarderingen of promoties krijgen die ze volgens zichzelf verdienen.
* Jobverlies en onzekerheid.

Jobstress kan uitwaaieren naar het familieleven en ook thuis stress veroorzaken.

Pensionering kan een moment zijn van stress als iemand daarmee sociale interacties verliest. De job was voorheen ook een belangrijk onderdeel van iemands identiteit.

28
Q

Stress in de omgeving

A

Er zijn verschillende omgevingsfactoren die stress kunnen veroorzaken:
* Drukte: beperkt je vrijheid van bewegen en sociale interacties.
* Onrust, oorlog, dreiging,..
* Vervuiling, besmetting,.. Deze stress houdt langer aan dan stress na natuurrampen waar je schade kunt opmeten en aan herstel kunt beginnen. Bij contaminatie maken mensen zich vaak jaren later nog zorgen over de gevolgen.
* Lagere socio-economische status is geassocieerd met lagere levensverwachting en hoger risico op ziekte.
* Woonomgeving kan een adverse childhood experience zijn met negatieve effecten op stress responsen en fysieke gezondheid.
* Discriminatie en andere vormen van verkeerde behandeling

29
Q

Stress meten

A
  1. Fysiologische opwinding
  2. Levensgebeurtenissen
  3. Dagelijkse beslommeringen
30
Q

Stress meten: Fysiologische opwinding

A

Polygraaf: toestel wat gelijktijdig de bloeddruk, hartslag, ademhaling en galvanische huidrespons meet. Dit toestel bestaat zelfs in zakformaat.

Een andere manier om opwinding te meten is door biochemische analyse van bloed, urine of speeksel samples te controleren op de hoeveelheid van hormonen die de bijnieren uitscheiden bij stress. Op deze manier kan men testen op twee soorten hormonen: corticosteroïden (belangrijkste cortisol) en catecholamines (oa epinephrine en nonepinephrine)

Fysiologische metingen zijn direct, objectief en kunnen makkelijk gekwantificeerd worden. Maar er zijn ook nadelen: de kostprijs kan hoog zijn, het testen op zich kan stress veroorzaken en ze worden beïnvloed door gender, gewicht, voorafgaande activiteit, consumptie,..

31
Q

Stress meten: Levensgebeurtenissen

A

Een zelf rapportagesysteem over levensgebeurtenissen waarbij psychologische aanpassing vereist is: de schaal wijst iedere gebeurtenis een waarde toe die de mate van stress beschrijft.

Social readjusting rating scale SRRS: Een lijst van levensgebeurtenissen met een kwantificatie (100: overlijden van een partner tot 11: kleine aanvaringen met de wethouder). Deelnemers wordt gevraagd aan te vinken welke ze binnen een bepaalde periode (meestal max 24 mdn) hebben meegemaakt. Hiermee kan met een maat zetten op de hoeveelheid stress die iemand heeft ondervonden. 15% van de deelnemers geeft aan geen enkele gebeurtenis te hebben meegemaakt, 18% rapporteert er 5 of meer.

De SRRS bevraagt losstaande gebeurtenissen en peilt niet naar chronische stress. Ook zijn vele termen vaag en onduidelijk omschreven.

32
Q

Stress meten: Dagelijkse beslommeringen

A
  1. Hassles scale: een lijst van 117 gebeurtenissen van kleine ergernissen tot grote problemen (bvb te weinig geld voor eten). Deelnemers duiden aan welke gebeurtenissen hen de voorbije maand overkwamen en beoordelen die als ‘een beetje’, ‘gemiddeld’ of ‘zeer veel’.
  2. Uplifts scale: tegenhanger van de Hassles scale voor gunstige gebeurtenissen: een lijst van 135 gebeurtenissen die plezier brengen.
33
Q

Kan stress goed zijn?

A

Sommige theorieën van motivatie stellen dat mensen het best functioneren en zich het best voelen op een voor hun persoonlijk optimale graad van opwinding.

Distress: schadelijke vorm van stress.
Eustress: constructieve en voordelige vorm van stress.

De vatbaarheid voor stress varieert tussen personen en binnen dezelfde persoon over tijd. Dit is gevolg van biologische verschillen in en tussen individuen en van psychosociale variaties.