H10 De aard en symptomen van pijn Flashcards
Wat is pijn?
Pijn: de sensorische en emotionele ervaring van ongemak, meestal geassocieerd met werkelijke weefselschade of irritatie.
Mensen zijn eerder geneigd onmiddellijke medische consultatie te zoeken wanneer ze pijn voelen. Langdurige pijn kan iemands leven domineren, het algemeen functioneren en het vermogen om te werken verminderen, en emotionele aanpassing vragen. Pijn heeft een enorme economische en sociale impact op samenlevingen.
De kwaliteiten en dimensies van pijn
Er zijn veel verschillende soorten pijn. Diep in het lichaam voelt pijn vaak dof, kloppend en zeurend aan. Aan de huid voelt het vaak scherp. De pijnervaring hangt ook af van de oorzaak en de duur van de pijn.
Er wordt onderscheid gemaakt in twee dimensies: organische pijn vs psychogene pijn en acute pijn vs chronische pijn.
Organische vs psychogene pijn
Organische pijn: de ervaren pijn is duidelijk gelinkt aan druk of schade van weefsel.
Psychogene pijn: pijn waarvoor geen medische oorzaak gevonden kan worden.
Bij psychogene pijn werd lange tijd gedacht dat er geen sprake was van echt pijn voelen, maar van inbeelding. Tegenwoordig erkent men dat alle pijnervaringen, zowel organische als psychogene, het gevolg zijn van interacties van fysiologische en psychologische factoren die zich in een pijn
continuüm bevinden.
Somatic symptom disorder: wanneer mensen langdurige pijn ervaren als deel van buitensporige zorgen voor fysieke gezondheidssyptomen. Men kan geen oorzaak vinden voor de symptomen, wat niet wil zeggen dat de pijn niet echt is!
Acute vs chronische pijn
Acute pijn: het ongemak dat mensen ervaren met tijdelijk pijnlijke condities die korter duren dan 3 maanden.
Chronische pijn: wanneer een pijnlijke conditie langer aanhoudt dan 3 maanden. Het duurt niet louter langer acute pijn, de patiënten vertonen ook langdurig hoge levels van angst en neigen naar het ontwikkelen van gevoelens van hopelessness en helplessness omdat verschillende medische
behandelingen geen soelaas bieden. De pijn beïnvloedt de dagelijkse activiteiten, doelen en slaap.
De effecten van chronische pijn zijn tevens afhankelijk van de goed- of kwaadaardigheid van de onderliggende aandoening. Het verschilt ook of het ongemak continu aanhoudt of optreedt in intense episodes. Op basis hiervan worden 3 soorten chronische pijn onderscheiden:
- chronic-recurrent pain: heeft goedaardige oorzaken en betreft herhaalde en intense episoden van pijn gevolgd door periodes zonder pijn, bvb migraine hoofdpijn, tension-type hoofdpijn, myofascial pijn (pijn de spieren van kaak, hoofd en nek).
- Chronic-intractable-benign pain: ongemak dat voortdurend aanwezig is in variërende mate van intensiteit en niet voortkomt uit een kwaadaardige aandoening, bvb chronische lage rugpijn.
- Chronic-progressive pain: continu ongemak geassocieerd met een kwaadaardige aandoening, het wordt erger naarmate de aandoening voortschrijdt, bvb kanker, reumatoïde artritis.
Pijnsensatie heeft drie unieke eigenschappen:
- Het lichaam heeft geen specifieke receptor cellen die alleen signalen over pijn versturen.
- Het lichaam voelt pijn in reactie tot vele types van schadelijke stimuli, bvb fysieke druk, snijwonden, extreme warmte en koude,..
- Pijnperceptie gaat bijna altijd gepaard met een sterke emotionele respons.
De fysiologie van pijnperceptie
Een schadelijke stimulus veroorzaakt onmiddellijk een chemische reactie op de plek van de verwonding, inclusief serotonine, histamine, en bradykinine die de activiteit van het immuunsysteem bevorderen, ontsteking veroorzaken en de zenuwuiteinden op de beschadigde plek activeren om de verwonding te signaleren. De afferente zenuwuiteinden die reageren op pijn signalen zijn nociceptoren. Ze zitten overal, behalve in de hersenen.
Pijnsignalen worden door twee types afferente perifere weefsels vervoerd:
1. A-delta vezels: bedekt met myeline voor een snelle communicatie. Zorgt voor scherpe, stekende, lokaliseerbare en duidelijke pijnsensaties.
2. C-vezels versturen impulsen trager omdat ze niet gemyeliniseerd zijn. Ze zorgen voor het aanvoelen van doffe, jeukende en brandende pijnsensaties.
Referred pain: orgaanpijn wordt meestal aangevoeld als komende van andere delen van het lichaam, meestal dicht bij de oppervlakte van de huid.
Pijn zonder direct aanwijsbare reden
Neuropathic pain: resulteert uit huidige of voorbije ziekte of schade aan perifere zenuwen. Pijn kan blijven bestaan lang na de genezing en kan zelfs erger worden dan de pijn die gevoeld werd bij de initiële schade.
Neuralgie: recurrente episodes van stekende pijn doorheen een zenuwbaan.
Causalgia of ‘complex regional pain syndrome’: recurrente, spontane en onvoorspelbare episodes van ernstig brandende pijn die kunnen getriggerd worden door minieme stimuli, bvb de druk van kledij op de plek van een eerdere ernstige verwonding, bvb schotwonde.
Fantoompijn: pijn voelen in een lichaamsdeel wat geamputeerd is of geen functionerende zenuwen meer heeft.
De meeste mensen worden door klassieke conditionering afkerig voor pijn en proberen dit te vermijden (uitzondering masochisme). Deze conditionering kan er bij chronische pijn patiënten voor zorgen dat ze hypersensitief worden voor pijn: ze voelen het bij lagere intensiteit en worden daardoor meer beperkt.
Vroege theorieën van pijn
Specificity theory: het lichaam heeft een afzonderlijk sensorisch systeem voor het voelen van pijn, net zoals voor horen en zien. Deze theorie is niet correct.
Pattern theory: er is geen specifiek systeem voor pijn sensatie en de pijnreceptoren worden gedeeld met andere zintuigen zoals aanraking. Deze theorie vraagt dat pijn stimulerende stimuli intens zijn.
Deze vroege theorieën verklaarden pijnreceptie niet voldoende, vooral omdat ze geen verklaring geven voor de psychologische beïnvloeding van pijn.
De gate-control theory of pain
De theorie suggereert een ‘gating mechanism’, gelokaliseerd in het ruggenmerg, meer specifiek in de substantia gelatinosa van de dorsale hoorns die deel zijn van de grijze stof dat doorheen de lengte van het ruggenmerg loopt. Centraal staat een neurale poort die geopend of gesloten kan worden in variërende gradaties en daarbij pijnsignalen moduleert voordat ze de hersenen bereiken.
Nadat de signalen door het poortmechanisme gelaten zijn, activeren ze transmissiecellen die impulsen naar de hersenen verzenden. Iemand voelt pijn als de output een kritiek niveau bereikt.
De gate-control theory of pain: Factoren die het openen en sluiten van de gate beïnvloeden
- Hoeveelheid activiteit in de pijnvezels: activiteit in deze vezels opent de gate. Hoe sterker de schadelijke stimulus, hoe groter de activiteit.
- Hoeveelheid activiteit in andere perifere vezels: A-bèta vezels dragen informatie over milde irritatie of onschadelijke stimuli, bvb aanraken, wrijven,.. Activiteit in deze vezels doet de gate sluiten en inhibeert de waarneming van pijn bij schadelijke stimuli.
- Berichten uit de hersenen: neuronen in de hersenstam en de cortex hebben efferente wegen naar het ruggenmerg en de impulsen die zij verzenden kunnen de gate openen of sluiten. De effecten van sommige hersenprocessen, bvb angst of opwinding, hebben waarschijnlijk een algemene impact waarbij ze de gate openen of sluiten voor alle input vanuit alle regio’s van het lichaam. De impact van andere hersenprocessen kan dan weer heel specifiek toegepast zijn op sommige input van bepaalde delen van het lichaam.
De gate-control theory of pain: Stress-induced pain reduction
de gate sluit kort na een stressvolle gebeurtenis. Melzack (2004) suggereerde de ‘neuromatrix’: een neuraal netwerk in de hersenen dat informatie uit de zintuigen, cognitieve en emotionele gebieden van de hersenen en stressreguleringssystemen integreert. Fantoompijn is dan de perceptie van pijn door een patroon van impulsen in het netwerk.
Bewijs voor de gate control theory of pain
onderzoek op ratten die een elektrode hadden in een
deel van het middenbrein (periaqueductal gray): deze ratten voelden geen pijn. De elektrische stimulatie had analgesia (plaatselijke of algehele ongevoeligheid voor pijn) veroorzaakt. Bovendien blijkt morfine te werken als een pijnstiller door het activeren van de hersenstam om impulsen door het ruggenmerg te sturen.
Stimulation-produced analgesia
procedure waarbij stimulatie van de hersenstam ongevoeligheid voor pijn veroorzaakt.
De activatie van transmission cells om pijn signalen naar de hersenen te sturen wordt getriggerd door een neurotransmitter, substance P die uitgescheiden wordt door pijnvezels en de synaps naar de transmission cells oversteekt. Stimulation-produced analgesia treedt op wanneer een andere
chemical de vrijlating van substance P verhindert.
Stimulatie van het periaqueductal gray
Dit initieert een chemische kettingreactie: de impuls gaat van de hersenstam naar het ruggenmerg waar serotine ‘inhibitory interneurons’ activeert die op hun beurt de uitscheiding van endorfines veroorzaken wat de vezels dan weer verhindert om substance P los te laten.
Endorfine is een endogenous opioid: het wordt natuurlijk geproduceerd door het lichaam. Er is bewijs dat mensen met chronische pijn gebrekkige endogenous opioid systemen hebben waardoor hun pijn erger wordt en ze erg gevoelig worden voor acute pijn.
Hoe opiaten en opioids werken
Het medicijn Naloxone blokkeert de analgesische effecten van elektrische stimulatie van het periaqueductal gray: het verhindert de pijnstillende werking van opiaten en opioids. Het lichaam beschikt dus over een eigen pijnstillend systeem. Onderzoek suggereert dat neurotransmitters verschillende effecten hebben op tijdelijke pijn en aanhoudende pijn, bvb morfine tolerantie treedt snel op bij tijdelijke pijn, maar niet voor langdurige acute en chronische pijn.