h3 nederlands - duits Flashcards

1
Q

de ingang

A

der Eingang (-‘‘e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de speler

A

der Spieler (-)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het sportveld

A

der Sportplatz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de trainer

A

der Trainer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de vereneging

A

der Verein (-e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het voetbaldveld

A

der Fußballplatz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de wedstrijd

A

der Wettkampf (-‘‘e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de afspraak

A

die Verabredung (-en)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de conversatie

A

die Unterhaltung (-en)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de discussie

A

die Diskussion (-en)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de fluit

A

die Flöte (-n)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de hal

A

die Halle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de serie

A

die Serie (-n)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het team

A

die Mannschaft (-en)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de tekening

A

die Zeichnung (-en)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de viool

A

die Geige (-n)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

het computerspel

A

das Computerspiel (-e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

het doelpunt

A

das Tor (-e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

het drumstel

A

das Schlagzeug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

het feest

A

das Fest (-e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

het instrument

A

das Instrument (-e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de piano

A

das Klavier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

het publiek

A

das Publikum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

het resultaat, de uitslag

A

das Ergebnis (-se)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
het stadion
das Stadion
26
de training
das Training (-s)
27
afspreken
sich verabreden
28
afzeggen
absagen
29
bakken
backen - gebacken
30
bekijken
sich ansehen - angesehen
31
deelnemen aan
teilnehmen an - teilgenommen
32
fitnessen
ins Fitnesstudio gehen
33
foto's bewerken
Fotos bearbeiten
34
koken
kochen
35
plaatsvinden
stattfinden - stattgefunden
36
progammeren
progammieren
37
schaken
Schach spielen
38
schilderen
malen
39
series kijken
Serien gucken
40
sporten
Sport treiben - getrieben
41
staan
stehen - gestanden
42
tekenen
zeichnen
43
trainen
trainieren
44
uitgaan
ausgehen - ausgegangen
45
uitkomen
passen
46
vangen
fangen - gefangen
47
verliezen
verlieren - verloren
48
verzamelen
sammeln
49
vloggen
vloggen
50
voorstellen
vorschlagen - vorgeschlagen
51
werpen
werfen - geworfen
52
winnen
gewinnen - gewonnen
53
zich bezighouden met
sich beschäftigen mit
54
zich ontspannen
sich entspannen
55
binnen
drinnen
56
buiten
draußen
57
daarmee
damit
58
in geen geval
auf keinen Fall
59
per se
unbedingt
60
het artikel
der Artikel (-)
61
de auteur, schrijver
der Autor (-en)
62
het bericht
der Bericht (-e)
63
de detective
der Krimi (-s)
64
de entree
der Eintritt
65
de fotograaf
der Fotograf (-en)
66
de hoofdrolspeler
der haubtdarsteller (-)
67
de journalist
der Journalist (-en)
68
de musicus
der Musiker (-e)
69
de professional
der Profi (-s)
70
de reggiseur
der Regisseur (-e)
71
de schilder
der Maler (-)
72
de titel
der Titel (-)
73
de toeschouwer
der Zuschauer (-)
74
de toneelspeler, acteur
der Schauspieler (-)
75
de zanger
der Sänger
76
de advertentie
die Anzeige (-n)
77
de boekhandel
die Buchhandlung (-en)
78
de ervaring
die Erfahrung (-en)
79
het evenement
die Veranstaltung (-en)
80
de galerie
die Galerie (-n)
81
de literatuur
die Literatur
82
de openingstijd
die öffnungszeit (-en)
83
de reclame
die Werbung
84
de rij
die Reihe (-n)
85
de sfeer
die Stimmung
86
de tentoonstelling
die Ausstellung (-en)
87
de uitrusting
die Ausrüstung
88
de voorstelling
die Vorstellung (-en)
89
het interview
das Interview (-s)
90
het kunstwerk
das Kunstwerk (-e)
91
het lied
das Lied (-er)
92
het schilderij
das Gemälde (-)
93
het toneelstuk
das Theaterstück (-e)
94
aanbevelen
empfehlen - empfholen
95
bezichtigen
besichtigen
96
bekend
bekannt
97
beroemd
berühmt
98
buitengewoon
außergewöhnlig
99
geopend
geöffnet
100
gesloten
geschlossen
101
geweldig
großartig
102
grappig
lustig
103
griezelig
gruselig
104
heftig
heftig
105
klassiek
klassisch
106
populair
beliebt
107
raar
komisch
108
tegenvallend
enttäuschend
109
uitverkocht
ausverkauft
110
verrassend
überraschend
111
wekelijks
wöchentlich
112
zoetsappig
kitschig
113
met korting
ermäßigt
114
op internet
im Internet
115
op televisie
im Fernsehen
116
tamelijk
ziemlich