H3 kennismaking met IB Flashcards
Box 1:
Inkomen uit werk en woning:
loon
Winst uit onderneming
Inkomen uit overige werkzaamheden
Inkomen uit vroegere arbeid
Pensioen inkomsten
Uitkering
Lijfrente uitkering
Uitgaven
premie lijfrente
Persoonsgebonden aftrek
Box 2
Inkomen uit aanmerkelijk belang
Aanmerkelijk belang: 5% of meer van de aandelen
Inkomen door bijvoorbeeld dividend uitkering
Box 3:
Vermogen
Bijvoorbeeld sparen en beleggen +4% fictief inkomen
Persoonsgebonden aftrekposten art.nr
6.1 lid 2 Wet IB
Persoonsgebonden aftrek vermindert het inkomen in box 1.
Persoonsgebonden aftrek is onder andere studiekosten.
Is inkomen uit werk en woning nihil, dan verschuift de persoonsgebonden aftrek naar inkomen box 3.
Is inkomen box drie niet toereikend, dan gaat de persoonsgebonden aftrek naar box 2.
Heffingskorting:
Korting op de te betalen belasting.
Belastbaar inkomen:
Inkomen min de te verrekenen verliezen
inkomen
inkomen van een box min de persoonsgebonden aftrek
Drempel voor aftrek van de uitgaven voor zorgkosten art.nr
6.20 IB
Restant persoonsgebonden aftrek:
de persoonsgebonden aftrek die in jaar 2 niet in aftrek kan worden gebracht omdat het inkomen te laag is, kan worden doorgeschoven naar een volgend jaar en eventueel een daaropvolgend jaar.
Inkomensheffing:
de gecombineerde inkomstenbelasting en premieheffing.
Gecombineerde heffingskorting
een bedrag aan heffingskorting in mindering op de inkomensheffing.
Het doel van de algemene heffingskorting is het verschaffen van een basisinkomen.
Heffingskortingen art.nr.
8.2 Wet IB
pensioeninkomsten en lijfrente uitkeringen worden ook in box 1 belast
x
verschil aftrek pga en pensioen en lijfrente
pga is slechts aftrekbaar tot nihil in box 1
pensioen en lijfrente kan wel tot een negatief bedrag uitkomen
zie vb blz 56
box 3
alleen waarde van vermogen is van belang niet de opbrengsten