H2E Frans onregelmatige ww Leerjaar 1 Flashcards
1
Q
gaan
A
aller
2
Q
ik ga
A
je vais
3
Q
jij gaat
A
tu vas
4
Q
hij/zij gaat
A
il/elle va
5
Q
wij gaan(eerste)
A
on va
6
Q
wij gaan(tweede)
A
nous allons
7
Q
jullie gaan/u gaat
A
vous allez
8
Q
zij gaan
A
ils/elles vont
9
Q
hebben
A
avoir
10
Q
ik heb
A
j’ai
11
Q
jij hebt
A
tu as
12
Q
hij/zij heeft
A
il/elle a
13
Q
wij hebben(eerste)
A
on a
14
Q
wij hebben(tweede)
A
nous avons
15
Q
jullie hebben/u hebt
A
vous avez
16
Q
zij hebben
A
ils/elles ont
17
Q
zijn
A
être
18
Q
ik ben
A
je suis
19
Q
jij bent
A
tu es
20
Q
hij/zij is
A
il/elle est
21
Q
wij zijn(eerste)
A
on est
22
Q
wij zijn(tweede)
A
nous sommes
23
Q
jullie zijn/u bent
A
vous êtes
24
Q
zij zijn
A
ils/elles sont
25
Q
doen,maken
A
faire
26
Q
ik doe/maak
A
je fais
27
Q
jij doet/maakt
A
tu fais
28
Q
hij/zij doet/maakt
A
il/elle fait
29
Q
wij doen/maken (eerste)
A
on fait
30
Q
wij doe/maken (tweede)
A
nous faisons
31
Q
jullie doen/maken u doet/maakt
A
vous faites
32
Q
zij doen/maken
A
ils/elles font