H2.1 Flashcards
Onze woonplaats is even bepalend als onze leefwijze als het gaat om de kans op ziekte
bij het bestuderen van risicofactoren voor ziekte concentreerden het biomedische model en de gezondheidspsychologie zich meestal op individuele zaken zoals persoonlijkheid, voeding en lichaamsbeweging
Er is echter steeds meer bewijs dat
de invloed van omgevingsfactoren en van culturele en sociale factoren op onze gezondheid minstens even groot is
De verklaringen voor gezondheidsverschillen vallen uiteen in
sociale en individuele varianten
Het zogenoemde sociale causaliteitsmodel stelt dat
een lage sociaaleconomische status, gezondheidsproblemen ‘veroorzaakt’ - dat wil zeggen dat deel uitmaken va een lagere sociaaleconomische groep aspecten met zich meebrengt die een negatieve invloed hebben op de gezondheid van mensen.
Het tegenovergestelde standpunt, het model van de social drift (het overgaan naar een andere sociale groep)
veronderstelt dat mensen die gezondheidsklachten krijgen niet in staat zijn hun baan te behouden of niet genoeg kunnen werken om hun levenstandaard te kunnen handhaven. Als gevolg daarvan dalen ze op de sociaaleconomische ladder. In die visie ‘veroorzaken’ gezondheidsproblemen dus een lage sociaaleconomische status
mensen die deel uit maken van dezelfde sociaal economische groep, degene met een minder welvarende economische achtergrond hadden
twee keer zo hoge kans om voor hu vijftigste hart en vaatziekten te krijgen dan degenen met een welvarender achtergrond, zelfs nadat was gecorrigeerd op risicofactoren voor hart- en vaatziekten, waaronder de queteletindex (QI of BMI), het cholesterolniveau, de hoeveelheid beweging, roken, hoge bloeddruk, diabetes mellitus e erfelijkheid
ongezond gedrag lijkt de voor de hand liggende verklaring voor
de vele gezondheidsklachten en het vroegtijdig overlijden, ook wel premature mortaliteit genoemd onder mensen uit de lagere sociaaleconomische klassen. En inderdaad mesen uit lagere sociaaleconomische klassen in geïndustraliseerde landen roken vaker, drinken meer, eten minder gezond en bewegen minder dan degenen die welvarender zijn (zie health promotion authority for wales, 1996)
Het kan op dit punt interessant zijn om ons af te vragen waarom mensen in de lagere sociaaleconomische groepen meer verdrag vertonen dat schadelijk is voor hun gezondheid
Het lijkt in elk geval niet te komen door een gebrek aan kennis. (Narevic en Schoenberg,2002). Integendeel, het kan een bewuste keuze na een afweging van voor- en nadelen van het gedrag. Onderzoek van Graham (1994) wekt bijvoorbeeld de indruk dat rokende vrouwen uit de arbeidersklasse, zich bewust waren van de nadelige effecten maar toch bleven roken omdat ze hierdoor beter konden omgaan met de dagelijkse stress van de zorg voor een gezin met weinig geweld
Recenter ontdekten Wood et al. (2010) dat veel moeders uit de arbeidersklasse op de hoogte waren van regeringslijnen over gezonde voeding
maar dat deze kennis vaak oppervlakkig was en hun keuzes met betrekking tot eten slechts in geringe mate bepaalde. De voedselkeuze was er vaak op gebaseerd dat het eten vulde, warm was en de eetlust verzadigde.
Het eten van ongezond voedsel werd op verschillende manieren gerechtvaardigd
en evenals rokers die door Graham waren geïnterviewd, veel van de moeders vonden hun maaltijden een vorm van emotionele ondersteuning fungeerden waardoor andere aspecten van het welzijn van het gezin konden worden verbeterd.
Hoewel de gezondheidszorg in Nederland en Vlaanderen al breed toegankelijk is, is er blijvend zorg voor het optimaliseren van de toegankelijkheid. Zo formuleerde het Belgische RIZIV en dokters van de Wereld in 2014 een witboek met vijf geprioriteerde aanbevelingen om de toegankelijkheid te verbeteren:
- De toegankelijkheid verbeteren voor mensen die buiten het kader van de ziekteverzekering vallen.
- de derdebetalingsregeling veralgemeniseren
- Investeren in preventie en gezondheidspromotie
- Een laagdrempelige intermediare zorglijn invoeren. Dus een multidisciplinaire gezondheidszorgdienst tussen de nulde lijn en de eerste lijn.
- Het creeeren van nieuwe beroepen in de ambulante sector om de patient beter te informeren en begrijpen
Zo ontdekten Rahimi et al. (2007) dat sommige mensen na een hartinfarct niet genoeg geld hadden voor de benodigde zorg.
dertien procent meldde dat ze de benodigde medicijnen niet konden betalen. Beperkte toegang tot gezondheidszorg of tot medicatie hangt samen met een verminderde kwaliteit van leven, meer ziekenhuisopnamen en een hogere prevalentie van angina pectoris.
Meer mensen met een lage dan met een hoge sociaaleconomische status ondergingen een bypassoperatie van de kransslagaders
maar het waren er nog altijd minder dan je op basis van de prevalentie van deze aandoening onder diegenen met een lage sociaaleconomische status zou mogen verwachten
Een andere verklaring voor verschillen in de gezondheid tussen de sociale groepen, is dat mensen met een lagere sociaaleconomische status vaker blootstaan aan een gevaarlijke omgeving die schadelijk is voor hun lichamelijke gezondheid.
Mensen met een lagere sociaaleconomische status werken vaker in een gevaarlijke omgeving, ook hebben ze in hun werkende leven meer ongelukken dan mensen uit meer bevoorrechte sociaaleconomische echelons. Bovendien hebben ze vaker te maken met slechte huisvestiging, vochtproblemen en luchtvervuiling. De risico’s die hier mee gepaard gaan, zijn mogelijk vooral problematisch voor kinderen. Scholen staan bijv dichtbij de plaats waar kinderden wonen.
Overmatige blootstelling aan een ongezonde omgeving kan interactie vertonen met slecht gezondheidsgedrag en een slechte gezondheidstoestand, zodat een cumulatief gezondheidsrisico ontstaat
Ook slechte woonomstandigheden kunnen uiteraard een impact hebben
Zowel voor volwassenen als kinderen met een slechte huisvestiging, hebben een grotere kans op een slechte gezondheid van de luchtwegen en daardoor op astma.