h1.2 Flashcards
Een eerst groot onderzoek naar de sociale representatie van gezondheid werd verricht door Barabara Bauman. Zij stelde aan een populatie patiënten met ernstige ziekte de vraag :’wat betekent gezondheid voor u?’. Er werden grofweg drie verschillende antwoorden gegeven.
Gezondheid betekent een overwegend gevoel van welzijn.
Gezondheid heeft te maken met de afwezigheid van symptomen van ziekte.
Gezondheid is zichtbaar in de handelingen waartoe een lichamelijk gezond persoon in staat is.
De gezondheidstoestand van de steekproef van Benyamini was echter van invloed op de beoordeling; mensen met een slechte/redelijke gezondheid baseerden de beoordeling van hun gezondheid bijvoorbeeld op recente symptomen of op indicatoren van een slechte gezondheid. Terwijl mensen met een geode gezondheid posititebere indicatoren aangaven ( in staat zijn tot lichaamsbeweging, gelukkig zijn).
In overeenstemming hiermee was dat subjectieve gezondheidsbeoordelingen bij gezonde idnividuen meer waren verbonden met gezondheidsgedrag. Dit werpt de vraag op of ‘gezondheid anders wordt beleefd wanneer men het zelf niet (meer) is.
In het onderzoek van Blaxter ‘Health and lifestyles’ konden verschillende opvattingen over gezondheid worden geïdentificeerd.
Gezondheid als niet ziek: geen symptomen, geen bezoek aan artsen, daarom ben ik gezond.
Gezondheid als bezit: uit een sterke familie komen, snel herstellen na operaties.
Gezondheid als gedrag:’Zij zijn gezond omdat ze goed voor zichzelf zorgen, sporten, enzovoort’ (meestal van toepassing op anderen)
Gezondheid als lichamelijke fitheid en vitaliteit: vooral genoemd door jongere respondenten. Daarnaast is het mannelijke gezondheidsbegrip vaker gekoppeld aan ‘zich fit voelen’ en dat van vrouwen ‘zich energiek voelen’. Vrouwen zien gezondheid ook meer in sociaal perspectief, in de vorm van levendig zijn en goede relaties met anderen hebben.
Gezondheid als psychosociaal welzijn: gezondheid in mentaal opzicht: bijvoorbeeld, zich mentaal in harmonie voelen, zich trots voelen of van het gezelschap van anderen genieten.
Gezondheid als functie: het vermogen om taken te verrichten, om te doen wat je wilt wanneer je dat wilt, zonder belemmeringen van een slechte gezondheid of lichamelijke beperkingen.
Subjectieve beoordelingen van het welzijn correleren sterk met
objectieve gezondheidsindicatoren en eveneens met economische welvarendheid en opleidingsniveau.
Wat wordt beschouwd als een ‘normale’ gezondheid verschilt per cultuur
Het is bovendien afhankelijk van het economische en politieke klimaat van het tijdperk waarin de betrokkene leeft.
Chalmers merkt op dat westerse mensen de geest, het lichaam en de ziel zodanig onderscheiden dat
elk van deze terreinen aan afzonderlijke zorgverleners wordt toegewezen.
in sommige Afrikaanse culturen is dat niet het geval
daar zijn deze drie elementen van de menselijke aard geintegreerd, ook in de behandeling van ziekten.
Bij deze holistische benadering wordt gezondheid beschouwd als
een geintegreerde toestand die uit deze elementen bestaat.
Spiritueel welzijn als aspect van gezondheid heeft aan geloofwaardigheid gewonnen nadat het werd opgenomen in veel beoordelingen van de kwaliteit van het leven
Hoewel het geloof, of de beloning van God soms kan worden beleefd als ondersteuning van de gezondheid, kan het in onze oren verbazing wekken als wordt gezegd dat je gezondheid te danken is aan een tevreden voorrrouder.
Negatieve bovennatuurlijke krachten zoals beheksing of het boze oog krijgen soms de schuld van ziekte en beperking
obanputra en Furnham ontdekten bijvoorbeeld dat Indiase immigranten uit Brits Gujarat vaker in dergelijke oorzaken van ziekte geloofden dan witte Britten.
Over sommige etnische groepen, vooral Hindoes en sikhs, is opgetekend dat zij een lichamelijke of geestelijke beperking beschouwen
als een straf van vroegere zonden inde familie. (Katbamna)
Deze opvattingen kunnen enorme gevolgen hebben voor→het leven met een ziekte en de zorg voor iemand met een ziekte of beperking
In collectivistische culturen worden de behoeften van de groep benadrukt en wordt zingeing in grotere mate ontleend aan relaties met anderen en met de meetschap
dan het geval is bij individualistische culturen waarin de nadruk wordt gelegd op de uniekheid en onafhankelijkheid van de individu wordt beplijt en gevalideerd.
Voor dezelfde ziekte kunnen twee personen geheel andere redenen aangeven
In de Vietnamese opvatting over ziektenattributie is er geen evenwicht meer tussen de polen.
In oosterse culturen worden ziekte en ongeluk meestal toegeschreven aan de predestinatie.
Afro-Amerikanen en Hispanics schrijven ziekte vaker toe aan externe oorzaken ( de wil van God) dan witte Amerikanen.
Het psychologische welzijn en de sociale en emotionele gezondheid worden door het proces van het ouder worden beïnvloed. Bij elke leeftijdsfase zal de opvatting van de eigen gezondheid varieren.
Een kind kijkt aders tegen een griep aan dan een volwassene. Een oudere zal nu anders tegen beperkingen aankijken dan toen hij jong was
Piaget (1930,1970)
meende dat de cognitieve ontwikkeling van kind tot volwassene in een aantal opvolgende, vaste stadia verloopt
Van baby tot volwassene doorloopt men volgens hem
het sensomotorische stadium, het preoperatieve stadium, et stadium van de concrete bewerkingen en het stadium van de abstracte bewerkingen
In het sensomotorische stadium verkent de baby
de wereld door middel van zintuigelijke waarnemingen en het maken van bewegingen. In het peroperatieve stadium is er sprake van een magisch aandoende opvatting van de wereld, er is nog geen sprake van het leggen van concrete relaties. In het stadium van de concrete operaties kan het kind juist relaties leggen tussen dingen, mits deze in de werkelijkheid aanwezig zijn
Bij kinderen in de sensomotorische fase
is weinig sprake van kennis over gezondheid en ziekte, aangezien de taalbeheersing gering is.
Bij kinderen in de preoperationele fase
ontwikkelen kinderen zich taalkundig terwijl cognitief en symbolisch denken betekent dat ze bewustzijn ontwikkelen over de wijzee waarop de de buitenwereld via imitatie en leren kunnen beïnvloeden. hoewel ze altijd nog erg egocentrisch zijn
Preoperationele kinderen hebben een zwart-wit kijk op gezondheid en ziekte
volgens hun zijn dit twee tegenovergestelde toestanden en vormen zij geen continuüm. Kinderen zijn traag in het waarnemen of overnemen van het standpunt of perspectief van anderen; deze vaardigheden zijn noodzakelijk voor het vermogen tot empathie. Hierom is een peroperationeel kind niet erg begaan met een ziek familielied en begrijpt niet waarom dit betekent dat het kind zelf minder aandacht krijgt
In het algemeen kan gesteld worden dat kinderen jonger dan 7 jaar ziekte meestal op magisch niveau verklaren, gebaseerd op associaties in plaats van kennis
- onbegrip:
het kind geeft irrelevante antwoorden of ontwijkt vragen. (bijv de zon veroorzaakt een hartaanval) - fenomenalisme; er is meestal sprake van een teken of geluid dat het kind op enig moment met de ziekte in verband heeft gebracht, maar er is weinig begrip voor oorzaak en gevolg (bijv. verkoudheid is als je veel moet snuiten)
- aangestoken worden: ziekte is meestal afkomstig van een persoon of voorwerp dat dichtbij is, maar waarmee het kind niet noodzakelijkerwijs contact heeft. Het kind kan de ziekte toeschrijven aan iets dat vooraf ging. ‘ bijv, je krijgt mazelen van andere mensen, door langs ze te lopen’.
Bibace en Walsh (1980) beschrijven de verklaringen van ziekte van kinderen rond het achtste tot elfde jaar als concreter en gebaseerd op een logische reeks van gebeurtenissen van oorzaak en gevolg
- besmetting: kinderen begrijpen in deze fase dat ziekte verschillende symptomen kan hebben en ze erkennen dat bacteriën of zelfs hun eigen gedrag ziekten kunnen veroorzaken. Bijv, je wordt verkouden als je naar buiten gaat en dan komt het in je lichaam
Internalisatie: ziekte bevindt zich in het lichaam, maar het proces waardoor symptomen zich voordoen begrijpen ze slechts gedeeltelijk. Deze kinderen kunnen onderscheid maken tussen organen in het lichaam en de functie ervan en ze kunnen ook inzien welke rollen behandeling en persoonlijk handelen kunnen hebben voor het herstel van de gezondheid
de puberteit is een sociaal en cultureel gecreëerd concept dat nog maar enkele generaties oud is
in veel primitieve samenlevingen wordt de puberteit niet erkend - daar maken kinderen de overgang van kindertijd naar volwassenheid door via een ritueel en niet door jaren van transitie
Volgens Bibace en Walsh (1980) is het ziekteconcept in deze fase een abstract begrip. Voor een puber zijn verklaringen gebaseerd op interacties tussen de persoon en zijn omgeving
- fysiologisch: rond het elfde jaar bereiken kinderen een fase van fysiologisch inzicht en kunnen de meeste ziekten nu definiëren in termen van specifieke lichamelijke organen en functies; met het ouder worden beginnen ze inzicht te krijgen in verschillende lichamelijke oorzaken, bijvoorbeeld genen, milieuvervuiling en gedrag
- pyschofysiologisch: tijdens de late puberteit (vanaf circa het 14e levensjaar) en tijdens de volwassenheid begrijpen veel mensen dat er sprake is van interactie tussen lichaam en geest, en begrijpen of accepteren zij de rol van stress, tobben enzovoort bij de verergering of zelfs het ontstaan van ziekte. Toch bereiken veel volwassenen dit niveau van inzicht niet; zij blijven cognitief simplistische verklaringen gebruiken voor ziekten
Van de jongvolwassenen zijn vooral de twintigers op hun top wat betreft kracht, zintuigen, coördinatie en reactietijd.
De groei is grotendeels voltooid, hoewel bij jongvolwassenen de hersenen nog verder groeien.
Rond de middelbare leeftijd worden lichamelijke veranderingen onmiskenbaar
het gezichtsvermogen, de kracht en het uithoudingsvermogen nemen af. In de regel neemt het gewicht toe. Voor vrouwen is de kans op osteoporose groter (Feldman, 2018)
De jongvolwassenen krijgen te maken met belangrijke levensgebeurtenissen als
afstuderen, werk vinden en houden, samenwonen en kinderen krijgen
in de middelbare leeftijd kunnen deze veranderingen ook plaatsvinden (met name scheiding en ziekte in de omgeving)
Voor middelbare leeftijd geldt dat vaker een beroep wordt gedaan om voor anderen te zorgen; na de zorg voor hun eigen kinderen volgt nu de zorg voor de eigen ouders. De meeste mantelzorgers en vrijwilligers zijn juist de vrouwen van middelbare leetijd
De kans dat volwassenen nieuw gedrag gaan vertonen dat een risico vormt voor de gezondheid is kleiner bij pubers
volwassenen laten zich ook regelmatiger medisch onderzoeken, sporten meer en eten gezonder (Feldman, 2018)
In tegenstelling tot de doorgaans positieve kijk op het leven tijdens de vroegen volwassenheid
geldt de middelbare leeftijd voor sommgien als een periode van onzekerheid, angst en verandering, waarin sommigen hun prestaties, doelen en waarden in twijfel trekken of zich onzeker voelen over de rollen die ze spelen als hun kinderen opgroeien. We spreken soms zelfs van een midlifecrisis
De Verenigde Naties voorspellen dat er in 2047 meer ouderen dan kinderen zijn
Het mag duidelijk zijn dat dit implicaties heeft voor de bekostiging van de gezondheidszorg e sociale zorg; de epidemologie laat zien dat de incidentie van vele ziekten toeneemt met het ouder worden, met name bij mensen ouder dan 80 jaar. In een ouder wordende maatschappij komen beperkingen bij ouderen veel voor; 85% heeft mogelijk last van een chronische aandoening (Woods, 2008)
Emperisch onderzoek toont dat het zelfconcept tijdens ouder worden relatief stabiel is ( Feldman, 2018)
en dat veranderingen van het zelfconcept niet per se deel uitaken van het ouder worden. In feite is ouder worden niet noodzakelijkerwijs een negatieve ervaring. Ouder worden kan iemand voor nieuwe problemen stellen, maar dit bekent niet dat ouder worden zelf een probleem is.
Sommige ouderen denken dat ouder worden onvermijdelijk gepaard gaat met verlies van mobiliteit of spijsverteringsstoornissen, zodat ze niet adequaat op bepaalde symptomen reageren
Ze vermijden lichaamsbeweging wellicht omdat ze aannemen dat de gewrichten of het hart erdoor wordt overbelast