H14 - Zenuwstelsel Flashcards

1
Q

Centrale zenuwstelsel

A

hersenen en ruggenmerg

zorgt dat alle impulsen naar goede plekken gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

perifere zenuwstelsel

A

aan- en afvoerende uitlopers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

primaire en secundaire motorische schors

A

1e, stuurt groep spieren aan
2e, geheugeninformatie over coördinatie van spieren
(rechterhelft bestuurt linkerlichaam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

primaire en secundaire sensorische schors

A

1e, impulsen komen binnen (bewustwording)

2e, koppelt aan geheugen (herkenning)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

reflex

A

reactie op prikkel voor de bewustwording, via hersenstam sturen ze klieren aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

reflexboog

A

prikkel op zintuig - sensorische neuronen (waarnemen) - ruggemerg - schakelcellen - motorische neuronen - effectorcel aansturen voor spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

3 typen neuronen

A
  1. sensorische neuronen - ontvangen impulsen en vervoeren naar CZS
  2. schakelneuronen - schakelen impulsen van sensorische uit CZS door
  3. motorische neuronen - voeren impulsen van CZS naar spieren/klieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

myelineschede

A

zorgt voor isolatie en snellere geleiding van impulsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

cel van schwan

A

type gliacel
helpt bij herstellen van beschadigde neuronen
bij perifeer ZS vormen ze myelineschede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

refractaire periode

A

herstelfase als Na-poorten weer gesloten zijn ,even niet gevoelig voor prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

alles-of-niets-principe

A

als membraanpotentiaal onder prikkeldrempel blijft dan dooft het weer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

impuls

A

zijwaartse verplaatsing over het membraan, door depolarisatie is steeds ladingsverschil met membraan ernaast en gaat het als domino

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

saltatoire impulsgeleiding

A

sprongsgewijs door insnoering van renvier, daar zitten de poorten en onder myelineschede gaat heel snel dus springen van poort naar poort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

exciterende / inhiberende neurotransmitter

A

1- stijging membraanpotentiaal, naar prikkelwaarde

2- daling membraanpotentiaal, verder weg van prikkelwaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

animaal / autonoom zenuwstelsel

A

1- zorgt voor contact met omgeving informatie, verwerkt in zintuigen en koppelt aan speiren
2- werkt buiten wil om

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly