H13 - Hormonen Flashcards

1
Q

Hormonen werking

A
  • hormoonklieren maken hormoon en geven aan bloed
  • komt bij cellen en alleen met passende receptor reageren
  • werken alleen bij doelwitorganen / -weefsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

exocriene en endocriene klieren

A

exocriene: klieren die producten maken in uitwendig milieu terecht
endocriene: klieren die inwendig afgeven, hormoonklieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hypofyse

A

coordineert aansturing hormoonstelsel en samenwerking zenuwstelsel

voorkwab: maakt zelf hormonen die klieren tot actie zet
achterkwab: uitlopers van neuronen uit hypothalamus sturen hormonen aan van zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hypothalamus

A

controleert hele stelsel

- informatie uit lichaam –> activeren neuronen voorkwab door RH’s of IH’s of neurohormonen, naar achterkwab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

steroid hormoon

A

hydrofoob, makkelijk door membraan, activeert zelf eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

tyrosine en peptide hormoon

A

hydrofiel (tyrosine niet)

binden aan receptor en zorgen met secundaire boodschapper dat eiwit wordt gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

regelkring hormonen

A
  1. receptoren van klieren nemen Ca2+ concentratie waar
  2. geven info door via chemische omzettingen
  3. DNA van cel activeert
  4. hormoon gaat in bloedbaan, door cel, andere cellen reageren
  5. cellen zijn effectoren (negatieve/positieve terugkoppeling)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

insuline

A

hormoon dat glucose opname in cellen stimuleert, lever- en spiercellen vormen glycogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

glucagon

A

bevordert in levercellen dat glycogeen glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly