H 5 Flashcards

1
Q

Ben je zeker ?

A

Vous êtes sûr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ben je er zeker van

A

vous en êtes sûr
En êtes vous sûr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Echt ?

A

vraiment
sûr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hou je me voor de gek ?

A

tu te moque de moi
tu veux me faire marcher

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ik ben niet zeker

A

Je ne suis pas sûr(e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ik twijfel

A

Je doute

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ik heb twijfels

A

J’ai des doutes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ik twijfel eraan

A

J’en doute

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Best mogelijk

A

Sans doute

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het is mogelijk

A

C’est possible

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het kan

A

Ça se peut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Misschien

A

Peut-être

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarschijnlijk

A

Probablement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ik steek er mijn handen niet voor in het vuur

A

Je n’en mettrais pas ma main au feu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Daar zou ik mijn hoofd niet op durven wedden

A

Je n’en donnerais pas ma tête

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ik veronderstel dat het waar is.

A

Je suppose que c’est vrai

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ik vermoed dat het zo verlopen is.

A

j’imagnine que ça s’est déroulé comme ça/ ansi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Ik vrees dat het klopt

A

je crains que ce soit le cas
je crains que ce soit vrais

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Als ik me niet vergis, heeft hij dat gezegd.

A

Si je ne me trompe pas, il a dit cela

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Zonder twijfel

A

Sans aucun doute

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Ik ben overtuigd

A

je suis convaincu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Absoluut

A

Absolument

23
Q

Herinner je je …? (2)

A

Vous vous rappelez
Vous vous souvenez de

24
Q

Ben je op de hoogte van …. ?

A

Etes-vous au courant de

25
Q

Wist je dat …?

A

Saviez-vous que

26
Q

Weet je iets af van …..? / Ben je thuis in …..?

A

Vous vous y connaissez en

27
Q

Heb je al gehoord over ….?

A

Avez-vous déjà entendu parler de

28
Q

Zegt dat je iets?

A

Ça vous dit quelque chose

29
Q

Dat staat in mijn geheugen gegrift.

A

C’est gravé dans ma mémoire

30
Q

Ik ben goed in …..

A

Je suis bon(ne) en

31
Q

Ik heb een zekere kennis van … (2)

A

Je maîtrise les bases de
J’ai des notions de

32
Q

Ik heb er over horen praten

A

J’en ai entendu parler

33
Q

Dat zegt me iets.

A

Ça me dit quelque chose

34
Q

Nu ik eraan denk,

A

Maintenant que j’y pense

35
Q

Ik herinner het me alsof het gisteren was.

A

Je m’en souviens comme si c’était hier
je me … rappele

36
Q

Dat vergeet ik nooit.

A

Je ne l’oublierai jamais

37
Q

Mijn geheugen laat mij in de steek.

A

J’ai la mémoire qui flanche

38
Q

Voor zover ik weet

A

Pour autant que je sache

39
Q

Geen flauw idee

A

Je n’en ai pas la moindre idée
aucun idée ?

40
Q

Ik zou het u niet kunnen zeggen

A

Je ne saurais pas vous le dire

41
Q

Zijn naam ontgaat mij

A

Son nom m’échappe

42
Q

Naar mijn weten

A

A ma connaissance

43
Q

Dat ken ik niet.

A

Je ne connais pas ça
je ne le connais pas

44
Q

Daar heb ik nog nooit over gehoord

A

Je n’ai jamais entendu parler e cela
je n’en ai jamais entendu parler

45
Q

Dat zegt me helemaal niets.

A

Cela ne me dit rien du tout

46
Q

Daar weet ik niets van af.

A

Je ne sais rien de tout cela
je n’en sais rien

47
Q

Ik weet het niet.

A

Je ne sais pas

48
Q

Ik ben niet op de hoogte.

A

Je ne suis pas au courant

49
Q

Geen idee!

A

Acune idée

50
Q

Dat herinner ik me niet.

A

Je ne me le rappelle pas
je ne m’en souviens pas

51
Q

Ik weet het niet meer.

A

Je ne sais plus

52
Q

Mijn geheugen laat me in de steek

A

J’ai mémoire qui flanche

53
Q

Haar naam ontsnapt me.

A

Son nom m’échappe

54
Q

Ik zou het u niet kunnen zeggen

A

Je ne saurais pas vous le dire