GM inwerkend op het GI-stelsel Flashcards

1
Q

Met wat voor middelen (groepen) kan je maagulcera en GERD behandelen?

A
  • Anti-acida
  • Maagmucosabeschermers
  • H2-antihistaminica
  • PPIs (!!!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Anti-acida

A

Hebben een niet-specifieke, lokale werking.

Mg(OH)2 + 2HCl MgCl2 + 2H2O
Al(OH)3 + 3HCl AlCl3 + 3H2O

Mg werkt laxerend, Al werkt constiperend.

Oppassen, want anti-acida complexeren andere GM! Tetracyclines, fluoroquinolones, sulfonamiden (AB) –> therapiefalen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een belangrijke contra-indicatie voor het gebruik van anti-acida?

A

Bij het gebruik van bepaalde AB (tetracyclines, fluoroquinolones en sulfonamiden) moet je geen anti-acida gebruiken, want Mg en Al complexeren dit, waardoor je therapiefalen krijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Maagmucosabeschermers

A

Voor behandeling van maagulcera en GERD.

  • Sucralfaat (lokaal): sucrose sulfaat-aluminium hydroxide complex. In een zuur milieu krijg je dissociatie van de aluminiumionen en binding van - geladen sulfaat aan + geladen groepen van eiwitten in de ulcus. Er is geen inhibitie van de protonsynthese.
  • Misoprostol (systemisch): PGE-analoog.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

H2-antihistaminica

A

Voor behandeling van maagulcera en GERD.

Potentie: cimetidine < ranitidine < famotidine.
CYP inhibitie: cimetidine&raquo_space; ranitidine > famotidine.

Ranitidine is ook prokinetisch, verhoogt dus de motiliteit, wordt daarom bijv. gebruikt bij ileus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

PPIs

A

1e keus behandeling voor ulcera en GERD, want het is het meest potent en het meest werkzaam.

Werkingsmechanisme: irreversibele inhibitie (maar de turn-over van epitheliale cellen is zeer snel, dus snel nieuwe protonpompen). Zwakke basen/pro-drugs –> duodenum –> bloed –> protonatie via basolaterale zijde in de pariëtale cel –> activatie en iontrapping (sterke accumulatie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sucralfaat

A

Maagmucosabeschermer. Werkt lokaal. Sucrose sulfaat-aluminium hydroxide complex. In een zuur milieu krijg je dissociatie van de aluminiumionen en binding van - geladen sulfaat aan + geladen groepen van eiwitten in de ulcus. Er is geen inhibitie van de protonsynthese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Misoprotol

A

Maagmucosabeschermer. Werkt systemisch. PGE-analoog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cimetidine

A

H2-antihistaminicum dat gebruikt kan worden bij de behandeling van ulcera en GERD. Lagere potentie, hoge CYP inhibitie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ranitidine

A

H2-antihistaminicum dat gebruikt kan worden bij de behandeling van ulcera en GERD. Vrij hoge potentie (meer dan cimetidine, minder dan famotidine), minder CYP inhibitie dan cimetidine, maar meer dan famotidine. Ranitidine is ook prokinetisch, wordt daarom gebruikt bij ileus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Famotidine

A

H2-antihistaminicum dat gebruikt kan worden bij de behandeling van ulcera en GERD. Hoge potentie, lage CYP inhibitie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Butylscopolamide

A

Spasmolyticum, Antagonist muscarineR. Buscopan is een butylscopolamide, bevat ook een NSAID (dipyrone) en is dus ook pijnstillend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kan je emesis krijgen?

A

Het braakcentrum in de hersenen wordt geactiveerd door neurokinine 1. Vanuit verschillende gebieden kunnen er prikkels komen die dit induceren, nl: CRTZ, vestibulair, perifeer en hogere centra.

CRTZ:

  • D2R (dopamine)
  • Neurokinine 1 R
  • 5HT3R (serotonine)

Vestibulair (reisziekte):

  • MuscarineR (AcCh)
  • HistamineR (AcCh)

Perifeer (bijv. GI):

  • 5HT3R (serotonine)
  • Neurokinine 1 R

Hogere centra.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is je 1e keus emeticum bij hond, welke bij kat?

A

Hond: apomorfine.
Kat: alfa-2 agonisten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke groepen anti-emetica zijn er?

A
  • Anti-dopaminergica
  • 5-HT antagonisten
  • Anti-cholinergica
  • Neurokinine-1-antagonisten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Anti-dopaminergica

A

Anti-emesis.

(Major tranquillizers: butyferonen, fenothiazines).

Metoclopramide (meer gebruikt als prokineticum):

  • Inhibeert centraal vnl. D2R in CRTZ
  • Perifeer: 5-HT4 agonist –> AcCh stijgt –> prokinetisch
  • Toxisch: hyperprolactinemie, extrapyramidale stoornissen

Domperidone (motilium):

  • Niet door bhb, vnl. prokinetisch
  • Veiliger, maar minder werkzaam bij dieren
17
Q

5-HT antagonisten

A

Breedspectrum anti-emetica.

  • Antagonist 5-HT3 perifeer (n. vagus) en CRTZ
  • Ondansetron (!), dolasetron
  • Indicatie: kanker (radiotherapie en cytostatica beschadigen darmmucosa –> vrijstelling serotonine)
18
Q

Anti-cholinergica

A

Anti-emetica. Scopolamine. Vestibulair: muscarineR.

19
Q

Neurokinine-1-antagonisten

A

Breed-spectrum anti-emetica.

  • Maropitant
  • Inhibeert braakcentrum (bij GI-irritatie, CRTZ, vestibulair apparaat, cytostatica, …)
  • P-gp substraat, DUS NIET GEBRUIKEN BIJ COLLIES
20
Q

Metoclopramide

A

Anti-emeticum (anti-dopaminergicum), ook prokinetisch.

  • Inhibeert centraal vnl. D2R in CRTZ
  • Perifeer: 5-HT4 agonist –> AcCh stijgt –> prokinetisch
  • Toxisch: hyperprolactinemie, extrapyramidale stoornissen
21
Q

Domperidone

A

Motilium. Anti-emeticum (anti-dopaminergicum), vnl. prokinetisch (gaat niet door bhb). Veiliger, maar minder werkzaam bij dieren.

22
Q

Ondansetron

A

Belangrijk breed-spectrum anti-emeticum met een 5-HT antagonist werking. Gebruikt bij kanker.

23
Q

Dolasetron

A

Breed-spectrum anti-emeticum met een 5-HT antagonist werking. Gebruikt bij kanker.

24
Q

Scopolamine

A

Anti-emeticum met een anti-cholinerge werking.

25
Q

Maropitant

A

Belangrijk breed spectrum anti-emeticum, neurokinine-1-antagonist.

  • Inhibeert braakcentrum (bij GI-irritatie, CRTZ, vestibulair apparaat, cytostatica, …)
  • P-gp substraat, DUS NIET GEBRUIKEN BIJ COLLIES
26
Q

Noem 4 gastro-prokinetica, welke 2 zijn het belangrijkst?

A
  • Metoclopramide !
  • Domperidone !
  • Ranitidine (inhibitie AcCh esterase)
  • Erythromycine (motiline, stimuleert motiliteit)
27
Q

Welke anti-diarretica zijn er? Wat is een belangrijke regel?

A

Belangrijke regel: nooit chronisch gebruiken!
Er zijn: opioide derivaten, adsorbantia en AB.

Opioïde derivaten:

  • mu receptor agonist
  • AcCh vrijstelling daalt
  • Loperamide, difenoxylaat
  • P-gp substraat, DUS NIET BIJ COLLIES

Adsorbantia: bij intoxicaties

  • Kaolin
  • Actieve kool !
  • Pectines

AB: bij verstoring microbiota

  • Aminoglycosiden
  • Polymyxines
28
Q

Loperamide

Difenoxylaat

A

Anti-diarretica, opioïde derivaten:

  • mu receptor agonist
  • AcCh vrijstelling daalt
  • P-gp substraat, DUS NIET BIJ COLLIES
29
Q

Wat is monensin en hoe werkt het?

A

Energievraag gaat zeer sterk toenemen na de partus (voor de melkproductie). De voederopname zal wel toenemen, maar is onvoldoende om aan de energienood te voldoen. Daarom zal het rund aan vetmobilisatie doen –> vrije VZn –> Krebcyclus –> acetyl-CoA. Bij zeer uitgesproken vet-mobilisatie krijg je zeer grote gehaltes acetyl-CoA –> omzetting tot ketolichamen (aceton, acetoacetaat, hydroxybutyraat) = ketoacidose.

Monensin = ionofoor coccidiostaticum (intraruminale bolus – 90 dagen)

  • Afdoden Gr+ pensbacteriën: Gr+ pensbacteriën produceren acetaat of lactaat (=lactobacillen) –> pH↓ –> pensacidose. Acetaat kan omgezet worden tot glucose, maar dit is veel minder efficiënt dan bij proprionaat.
  • Bijgevolg meer Gr- pensbacteriën: produceren proprionaat –> omzetting tot glucose!
  • NEB ingeperkt
  • Wordt gebruikt als profylactisch preparaat om keto-acidose te voorkomen in Europa (in USA ook als groeibevorderaar)