Gezin Flashcards

1
Q

Welk soorten gezinnen zijn er?

A

kerngezin, gezinnen met adoptiekinderen, pleegkinderen, kinderen die via IVF verwekt zijn, tienermoeders, oude moeders, homoseksuele ouders, 1-oudergezinnen door scheiding of overlijden, …
=> deze verschillende gezinsvormen brengen specifieke opvoedingsvragen met zich mee
(ook wetgeving past zich aan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe is het traditioneel kerngezin geëvolueerd doorheen de eeuwen?

A
  • 1900: traditioneel beeld van kerngezin
  • 1950: 90% groeide op in traditionele kerngezin (<scheiding - <sterfte)
  • 1960-1980: individualisering, modernisering, secularisering: meer scheidingen, ongehuwd kinderen krijgen, …
  • al 150 jaar meer diversiteit in gezinsvormen dan gedacht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de definitie van ‘gezinnen’?

A
  • relatief duurzame relatieverbanden of leefvormen van samenwonen
  • tussen één volwassene, een andere of meerder volwassenen en/of kinderen
  • (ook huisdieren lol)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de invloed van de gezinssamenstelling op kinderen?

A
  • enig kind: ‘verwend, egoïstisch, eenzaam en onaangepast’
  • grote gezinnen: ‘beter kunnen delen, individuele aandacht missen’
  • plaats in kinderrij: ‘1e: flinkste, 2e: creatiefste, laatste: meest verwend en rebelse kind’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de invloed van de gezinssamenstelling op ouders en ouderschap?

A
  • grote vs. kleine gezinnen: gezinscultuur en stijl van opvoeden
  • eerstgeborene vs. laatgeborene (moeders vs. vaders)
  • differentiële opvoeding (brussen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is differentiële opvoeding?

A

= het verschil in opvoeding tussen broers en zussen wat objectief kan vastgesteld worden, maar ook subjectief bij hoe de kinderen het ervaren (hun beleving)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat besluiten we rond gezinssamenstelling en invloed op kind/ouders?

A
  • veel vooroordelen
  • enig kind, klein/groot gezin, plaats in kinderrij, meerlingkinderen, … verschillen niet zo sterk van elkaar
  • ouderschap = differentiële opvoeding
  • ! aandacht voor individuele noden kind
  • ieder gezin is uniek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Opvoeden is een … proces. Leg uit.

A

bidirectioneel:
- zowel opvoedgedrag van het kind bepaalt, maar evengoed het gedrag van het kind bepaalt mee het opvoedgedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een gezinstype?

A

= de mate van gezinscohesie, en geeft inzicht in de verhouding tussen ouder(s) en kind(eren) en tussen broers en zussen onderling
- bepaalt mate waarin het kind met behulp van de ouders ‘de vrijheid’ krijgt om zijn eigen positief te ontwikkelen
- harmonie vs. disharmonie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een harmonisch gezin?

A
  • er is sprake van vriendelijkheid en geborgenheid, men kan het goed vinden met elkaar
  • warme opvoeding van de ouders en gevoel van geborgenheid
  • kan in alle vrijheid ontwikkelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een disharmonisch gezin?

A
  • kunnen niet met elkaar overweg en er is weinig tot geen betrokkenheid naar elkaar
  • veel onderlinge conflicten
  • missen vertrouwen, veiligheid en pedagogische doelen van de ouders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke gezinstypes kunnen we onderscheiden?

A
  • loszand
  • kluwen
  • half-open/half-gesloten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat kenmerkt een loszandgezin?

A
  • langs elkaar heen leven, ieder voor zich
  • kind moet voor zichzelf zorgen (al van jongsaf)
  • betrokkenheid ontbreekt
  • opvoedingsrelatie is zoek
  • basisveiligheid ontbreekt
  • kind moet snel volwassen worden
  • kind moet zichzelf vormen, want krijgt gen grenzen, ondersteuning, instructie en controle
  • kind heeft veel oppervlakkige contacten met peers
  • kind zoekt steun bij andere volwassenen waardoor het kans loopt misbruikt te worden
  • kwetsbare kinderen => bedreigende situatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat kenmerkt een kluwen gezin?

A
  • zeer hechte banden
  • grote verbondenheid, isolatie van buitenwereld
  • geen autonomie
  • doen alles samen
  • geen kans tot zelfstandigheid en zelfontplooiing
  • autoritaire opvoedingsstijl
  • schuldgevoelens bij het kind als het voor zichzelf kiest
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat kenmerkt een half-open/half-gesloten gezinnen?

A
  • hechte relaties tussen de gezinsleden
  • grenzen en regels voor ieder gezinslid
  • betrokkenheid, intimiteit en veiligheid
  • stimuleren zelfstandigheid, zelfredzaamheid en zelfvertrouwen
  • vrienden van kind/ouder zijn welkom
  • vlotte communicatie
  • autoritair of democratisch
  • ouders: aanvaarden van hulp
  • open staan voor relaties met externen
  • leren verantwoordelijkheid nemen
  • veiligheid: ‘warmte’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly