Geschiedenis (begrippen) Flashcards

1
Q

het eten van achtergelaten prooien

A

aaseter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoofd van een abdij (vrouwelijk)

A

abdis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoofd van een abdij (mannelijk)

A

abt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het afwisselen van opwaartse en neerwaartse bewegingen binnen de bevolkingsontwikkeling

A

accordeondemografie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bestuur van staatszaken

A

administratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een kwijtschelding van een straf voor een zonde (tegen betaling)

A

aflaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

personen in dienst van de staat

A

ambtenaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

periode zonder wettelijk gezag

A

anarchie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

toevoegen

A

annexatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

stijf, oud, plechtig

A

archaïsch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een historicus die ongeschreven bronnen uit het verleden onderzoekt

A

archeoloog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

belangrijke en rijke families die regeren

A

aristocratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Inheemse cultuur al dan niet gedwongen gelijkmaken aan de eigen cultuur

A

assimileren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verdedigingslinie van bunkers op de kusten van Denemarken, Nederland, België en Frankrijk door de Duitsers gebouwd.

A

Atlantikwall

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Economie waarbij de mensen niet of nauwelijks meer produceren dan ze zelf nodig hebben

A

autarkie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

oorspronkelijk

A

autochtoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

zelfbestuur, zelfstandig

A

autonoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

een bijnaam voor drie landen in Azië: singapore, Zuid-Korea en Taiwan, en de Speciale Bestuurlijke Regio Hongkong (China) vanwege van hun snelle economische ontwikkeling in de jaren ‘80 en ‘90

A

Aziatische tijgres

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

van bederfwerende stoffen voorzien

A

balsemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

een rechtstreekse belasting die aan de koning werd toegestaan door de staten-generaal

A

bede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

BRIC is een acroniem dat verwijst naar de landen Brazilië, Rusland, India en China, die zich in een vergelijkbaar stadium van economische ontwikkeling bevinden

A

BRIC-landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

een oorlog waarbij de strijdende partijen deel uitmaken van hetzelfde land, rijk, volk van dezelfde gemeenschap

A

burgeroorlog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

onderaardse begraafplaatsen waar de eerste christenen samenkwamen

A

catacomben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

het ongehuwd blijven van geestelijken

A

celibaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

bondgenoten tussen Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en het Omaanse Rijk

A

centralen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

wie een bepaalde som belastingen betaalt, heeft stemrecht

A

cijnkiesrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

verbond van staten tegen een gemeenschappelijke vijand

A

coalitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

wetboek

A

codex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

politieke stroming die streeft naar het wegwerken van klassenverschil door revolutie

A

communisten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

vergadering van kerkleiders

A

concilie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

verdrag tussen de paus en een wereldlijke macht

A

concordaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

De strijd tussen verschillende partijen om schaarse bronnen of een doel te bereiken dat door zijn aard slechts voor enkelen is weggelegd. In een concurrentiestrijd gaat de winst van één partij meestal ten nadele van de anderen.

A

concurrentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Beklemtonen van een eigen eigenheid van een geloof tegenover andere christelijke overtuigingen- bv door de catechimus

A

confessionalisering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Spaanse veroveraar in de 16e en 17e eeuw

A

conquistador

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

behoudsgezind, geen veranderingen willen

A

conservatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

De term consumptiemaatschappij is een begrip uit de economische geschiedenis. In dit type maatschappij bepaalt de consumptie van goederen en diensten de status van de burgers.

A

consumptiemaatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

landelijk

A

continentaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

voortduren, ononderbroken

A

continuïteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

is een vorm van zelforganisatie van producenten of verbruikers, gericht op het vergroten van economische macht en het behalen van schaalvoordeel

A

coöperatie 5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

omkoopbaar

A

corrupt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

geloof dat de wereld is geschapen door een of meerdere goden

A

creationisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

een proces van wisselwerking tussen de culturen zodat door wederzijdse beïnvloeding en interactie een nieuwe (sub)cultuur ontstond.

A

creolisering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

reus met 1 oog

A

cycloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Afgeleid van algemene termen naar het bijzondere

A

deductief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

de mondingsarmen van een rivier en het gebied daartussen

A

delta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

regeringsvorm waarbij het volk de macht heeft om te regeren; er is een grondwet, een parlement er is een scheiding der machten (wetegevende, uitvoerende en rechterlijke)

A

democratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

uitsluiten

A

discriminatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

overheersend, alles bepalend

A

dominant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

de top, de besten

A

elite

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

het strijden voor gelijke rechten

A

imancipatiestijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

het verlaten van eigen regio

A

emigratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

geleidelijk ontwikkelen, veranderen

A

evolueren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

interesse in het vreemde

A

exotisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

uitbreiding, meestal door verovering

A

expansie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Eigen ideologie, totaal los van de realiteit, als universeel geldend die eventueel met geweld aan anderen moet opgelegd worden (geweld –> terrorisme). Deze ideologie vormt een bedreiging voor de veiligheid, vrede, de economische ontwikkeling en verstandige beslissingen in allerlei domeinen.

A

extremisme 5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Een moeilijk te doorbreken slagorde

A

falanx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Fanatisme is een emotie gekenmerkt door overmatig enthousiasme en vaak intense onkritische toewijding.

A

fanatisme 5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

iets wat gebeurt is

A

feit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

wijsheer, iemand die met het verstand moeilijke levensvragen probeert op te lossen

A

filosoof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

versteende resten van lang geleden gestorven wezens

A

fossielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

muurschilderij, aangebracht op een vochtige kalklaag

A

fresco

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

in vooraanzicht

A

frontaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

iemand die op strikte en letterlijke wijze vasthoudt aan bepaalde grondbeginselen

A

fundamentalisme 5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

bondgenoten, met name de tegenstanders van Duitsland

A

geallieerden 5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

bestaande uit verschillende standen

A

gelaagde samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

een economie die heel sterk gestuurd wordt door de overheid

A

geleide economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

volkerenmoord

A

genocide 5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

het streven om zo min mogelijk afhankelijk te zijn van anderen

A

gesloten economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Met eenvoudige, strakke lijnen weergeven

A

gestileerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

het proces dat steeds meer landen deel uit maken van de wereld handel

A

globalisering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

provincie

A

gouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

grondadel, aristrocraten

A

grootgrondbezitter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

economisch systeem waarbij de kooplui grote winsten in de internationale handel en hun kapitaal verder vergtoten

A

handelskapitalisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

rangorde

A

hiërarchie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

een wetenschapper die het verleden bestudeert

A

historicus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

zwaar bewapende soldaat

A

hopliet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

een levensbeschouwing waarin menselijkheid centraal staat

A

humanisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

veronderstelling, nog niet bewezen

A

hypothese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

periode met een gemiddelde jaartemperatuur onder 0°C

A

ijstijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Mensen komen al dan niet vrijwillig toe in een nieuwe regio

A

immigratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Het streven naar uitbreiding van zijn heerschappij over andere volken en gebieden

A

imperialisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

een lijst met verboden boeken

A

index

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

systematisch opdringen van een mening

A

indoctrinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

prijsrevolutie

A

inflatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

in goederen, niet in geld betalen

A

in natura

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

de zijkant

A

in profiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

periode tussen twee oorlogen

A

interbellum 5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

kunstmatige bevloeiing

A

irrigatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

staatsvorm met als staatshoofd een erfelijke keizer

A

keizerijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

iemand die in zijn geloof afwijkt van de officiële leer

A

ketter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

blijspel

A

komedie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q

staatsvorm met als staatshoofd een erfelijke koning, levenslang aan de macht

A

koninkrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

Is een gevangen genomen tegenstander/ vijand in de oorlog

A

krijgsgevangene

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q

nauwkeurig onderzoeken

A

kritisch omgaan met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
95
Q

Doolhof, ingewikkeld stelsel van gangen en vertrekken

A

labyrint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
96
Q

korte maar sterke uitspraak

A

Laconische uitspraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
97
Q

plaatselijk

A

lokaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
98
Q

een verkozen ambtenaar die een overheidsfunctie uitoefent

A

magistraat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
99
Q

op zee gericht

A

maritiem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
100
Q

stoffelijk

A

materieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
101
Q

een opvatting, een oordeel over iets of iemand

A

mening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
102
Q

al dan niet gedwongen verplaatsing van personen

A

migratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
103
Q

regerende familie

A

monarchie/dynastie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
104
Q

de wereld

A

mondiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
105
Q

alleenrecht

A

monopolie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
106
Q

Geloof in 1 god

A

monotheïsme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
107
Q

groots, imposant

A

monumentaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
108
Q

vloeren uit duizenden steentjes

A

mozaïek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
109
Q

een lijk tot mummie makne

A

mummificeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
110
Q

een verzonnen verhaal waarin mensen verschijnselen proberen te verklaren door ze toe te schrijven aan goden

A

mythe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
111
Q

nieuwe steentijd

A

neolithicum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
112
Q

rondtrekkende mensen, meestal in stambverband

A

nomaden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
113
Q

beschrijving van de feiten

A

objectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
114
Q

waarneming

A

observatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
115
Q

macht is gebaseerd op rijkdom

A

oligarchie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
116
Q

persoonlijk bezit dat niet verplaatsbaar is bv. gronden, woningen,…

A

onroerend vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
117
Q

bossen, heiden in vruchtbare grond omzetten

A

ontginnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
118
Q

producten worden verkocht, er is handel

A

open economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
119
Q

godsuitspraak, plaats waar een god raad geeft en de toekomst voorspelt

A

orakel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
120
Q

bid en werk

A

ora et labora

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
121
Q

oude steentijd

A

paleolithicum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
122
Q

edelman

A

patriciër

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
123
Q

het gewone volk

A

plebejer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
124
Q

geloof in meerdere goden

A

polytheïsme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
125
Q

de strijd om de macht in een bepaald gebied

A

politiek-territoriale strijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
126
Q

stadstaat, onafhankelijke gemeenschap

A

polis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
127
Q

de periode voor columbus’ ontdekking

A

pre-columbiaans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
128
Q

vooruitstrevend

A

progressief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
129
Q

uitgebuite arbeider (zonder bezit)

A

proletariër

130
Q

een stroming die ervan uitgaat dat de menselijke rede het centrum is van de werkelijkheid en de waarheid

A

rationalisme

131
Q

werkelijkheidsgetrouw

A

realistisch

132
Q

voorschrift

133
Q

iets dat nagebootst/hersteld is

A

reconstructie

134
Q

Iemand die mooi en overtuigend het volk kan toespreken

135
Q

hervorming

A

reformatie

136
Q

groter gebied bv. Waregem

137
Q

staatsvorm waarbij het staatshoofd verkozen wordt door de onderdanen

138
Q

persoonlijk bezit dat verplaatsbaar is

A

roerend vermogen

139
Q

heilig, gewijd

140
Q

houten of stenen lijkkist in de vorm van een menselijk lichaam

141
Q

wie kiest voor een vaste verblijfplaats

A

sedentaire

142
Q

vuursteen

143
Q

door water meegevoerd en afgezet materiaal

144
Q

strijd tussen verschillende klassen (rijk vs. arm)

A

sociale strijd

145
Q

hoogste gezag

A

soevereiniteit

146
Q

bereidheid tot samenwerking

A

solidariteit

147
Q

door de overheid opgelegde godsdienst

A

staatsgodsdienst

148
Q

onwettige greep naar de macht, vaak met hulp van militairen

A

staatsgreep

149
Q

via je kledij/ huis/… toon je aan de samenleving je aanzien

A

statussymbool

150
Q

legeraanvoerder

151
Q

beschrijving vanuit je eigen persoon

A

subjectief

152
Q

in de tempel werden producten geruild en verkocht. De opbrengst werd eigendom van de priesters

A

tempeleconomie

153
Q

de keizer regeert in godsnaam (krijgt de macht van de paus)

A

theocratie

154
Q

manier van denken, eigen aan een bepaalde periode in de tijd

A

tijdsgeest

155
Q

treurspel

156
Q

doorvoerhandel

A

transithandel

157
Q

driemanschap, bestuur met 3 leden aan het hoofd

A

triumviraat

158
Q

het heelal, alles omvattend

A

universeel

159
Q

het recht om (politieke) beslissingen te nemen

160
Q

iemand anders regelt je rechten en plichten

161
Q

een gebied dat gebruikt wordt om winst te behalen

162
Q

aaseter

A

het eten van achtergelaten prooien

163
Q

abdis

A

hoofd van een abdij (vrouwelijk)

164
Q

abt

A

hoofd van een abdij (mannelijk)

165
Q

accordeondemografie

A

het afwisselen van opwaartse en neerwaartse bewegingen binnen de bevolkingsontwikkeling

166
Q

administratie

A

bestuur van staatszaken

167
Q

aflaat

A

een kwijtschelding van een straf voor een zonde (tegen betaling)

168
Q

ambtenaren

A

personen in dienst van de staat

169
Q

anarchie

A

periode zonder wettelijk gezag

170
Q

annexatie

171
Q

archaïsch

A

stijf, oud, plechtig

172
Q

archeoloog

A

een historicus die ongeschreven bronnen uit het verleden onderzoekt

173
Q

aristocratie

A

belangrijke en rijke families die regeren

174
Q

assimileren

A

Inheemse cultuur al dan niet gedwongen gelijkmaken aan de eigen cultuur

175
Q

Atlantikwall

A

verdedigingslinie van bunkers op de kusten van Denemarken, Nederland, België en Frankrijk door de Duitsers gebouwd.

176
Q

autarkie

A

Economie waarbij de mensen niet of nauwelijks meer produceren dan ze zelf nodig hebben

177
Q

autochtoon

A

oorspronkelijk

178
Q

autonoom

A

zelfbestuur, zelfstandig

179
Q

Aziatische tijgres

A

een bijnaam voor drie landen in Azië: singapore, Zuid-Korea en Taiwan, en de Speciale Bestuurlijke Regio Hongkong (China) vanwege van hun snelle economische ontwikkeling in de jaren ‘80 en ‘90

180
Q

balsemen

A

van bederfwerende stoffen voorzien

181
Q

bede

A

een rechtstreekse belasting die aan de koning werd toegestaan door de staten-generaal

182
Q

BRIC-landen

A

BRIC is een acroniem dat verwijst naar de landen Brazilië, Rusland, India en China, die zich in een vergelijkbaar stadium van economische ontwikkeling bevinden

183
Q

burgeroorlog

A

een oorlog waarbij de strijdende partijen deel uitmaken van hetzelfde land, rijk, volk van dezelfde gemeenschap

184
Q

catacomben

A

onderaardse begraafplaatsen waar de eerste christenen samenkwamen

185
Q

celibaat

A

het ongehuwd blijven van geestelijken

186
Q

centralen

A

bondgenoten tussen Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en het Omaanse Rijk

187
Q

cijnkiesrecht

A

wie een bepaalde som belastingen betaalt, heeft stemrecht

188
Q

coalitie

A

verbond van staten tegen een gemeenschappelijke vijand

189
Q

codex

190
Q

communisten

A

politieke stroming die streeft naar het wegwerken van klassenverschil door revolutie

191
Q

concilie

A

vergadering van kerkleiders

192
Q

concordaat

A

verdrag tussen de paus en een wereldlijke macht

193
Q

concurrentie

A

De strijd tussen verschillende partijen om schaarse bronnen of een doel te bereiken dat door zijn aard slechts voor enkelen is weggelegd. In een concurrentiestrijd gaat de winst van één partij meestal ten nadele van de anderen.

194
Q

confessionalisering

A

Beklemtonen van een eigen eigenheid van een geloof tegenover andere christelijke overtuigingen- bv door de catechimus

195
Q

conquistador

A

Spaanse veroveraar in de 16e en 17e eeuw

196
Q

conservatief

A

behoudsgezind, geen veranderingen willen

197
Q

consumptiemaatschappij

A

De term consumptiemaatschappij is een begrip uit de economische geschiedenis. In dit type maatschappij bepaalt de consumptie van goederen en diensten de status van de burgers.

198
Q

continentaal

199
Q

continuïteit

A

voortduren, ononderbroken

200
Q

coöperatie 5

A

is een vorm van zelforganisatie van producenten of verbruikers, gericht op het vergroten van economische macht en het behalen van schaalvoordeel

201
Q

corrupt

A

omkoopbaar

202
Q

creationisme

A

geloof dat de wereld is geschapen door een of meerdere goden

203
Q

creolisering

A

een proces van wisselwerking tussen de culturen zodat door wederzijdse beïnvloeding en interactie een nieuwe (sub)cultuur ontstond.

204
Q

cycloop

A

reus met 1 oog

205
Q

deductief

A

Afgeleid van algemene termen naar het bijzondere

206
Q

delta

A

de mondingsarmen van een rivier en het gebied daartussen

207
Q

democratie

A

regeringsvorm waarbij het volk de macht heeft om te regeren; er is een grondwet, een parlement er is een scheiding der machten (wetegevende, uitvoerende en rechterlijke)

208
Q

discriminatie

A

uitsluiten

209
Q

dominant

A

overheersend, alles bepalend

210
Q

elite

A

de top, de besten

211
Q

imancipatiestijd

A

het strijden voor gelijke rechten

212
Q

emigratie

A

het verlaten van eigen regio

213
Q

evolueren

A

geleidelijk ontwikkelen, veranderen

214
Q

exotisme

A

interesse in het vreemde

215
Q

expansie

A

uitbreiding, meestal door verovering

216
Q

extremisme 5

A

Eigen ideologie, totaal los van de realiteit, als universeel geldend die eventueel met geweld aan anderen moet opgelegd worden (geweld –> terrorisme). Deze ideologie vormt een bedreiging voor de veiligheid, vrede, de economische ontwikkeling en verstandige beslissingen in allerlei domeinen.

217
Q

falanx

A

Een moeilijk te doorbreken slagorde

218
Q

fanatisme 5

A

Fanatisme is een emotie gekenmerkt door overmatig enthousiasme en vaak intense onkritische toewijding.

219
Q

feit

A

iets wat gebeurt is

220
Q

filosoof

A

wijsheer, iemand die met het verstand moeilijke levensvragen probeert op te lossen

221
Q

fossielen

A

versteende resten van lang geleden gestorven wezens

222
Q

fresco

A

muurschilderij, aangebracht op een vochtige kalklaag

223
Q

frontaal

A

in vooraanzicht

224
Q

fundamentalisme 5

A

iemand die op strikte en letterlijke wijze vasthoudt aan bepaalde grondbeginselen

225
Q

geallieerden 5

A

bondgenoten, met name de tegenstanders van Duitsland

226
Q

gelaagde samenleving

A

bestaande uit verschillende standen

227
Q

geleide economie

A

een economie die heel sterk gestuurd wordt door de overheid

228
Q

genocide 5

A

volkerenmoord

229
Q

gesloten economie

A

het streven om zo min mogelijk afhankelijk te zijn van anderen

230
Q

gestileerd

A

Met eenvoudige, strakke lijnen weergeven

231
Q

globalisering

A

het proces dat steeds meer landen deel uit maken van de wereld handel

232
Q

gouw

233
Q

grootgrondbezitter

A

grondadel, aristrocraten

234
Q

handelskapitalisme

A

economisch systeem waarbij de kooplui grote winsten in de internationale handel en hun kapitaal verder vergtoten

235
Q

hiërarchie

236
Q

historicus

A

een wetenschapper die het verleden bestudeert

237
Q

hopliet

A

zwaar bewapende soldaat

238
Q

humanisme

A

een levensbeschouwing waarin menselijkheid centraal staat

239
Q

hypothese

A

veronderstelling, nog niet bewezen

240
Q

ijstijd

A

periode met een gemiddelde jaartemperatuur onder 0°C

241
Q

immigratie

A

Mensen komen al dan niet vrijwillig toe in een nieuwe regio

242
Q

imperialisme

A

Het streven naar uitbreiding van zijn heerschappij over andere volken en gebieden

243
Q

index

A

een lijst met verboden boeken

244
Q

indoctrinatie

A

systematisch opdringen van een mening

245
Q

inflatie

A

prijsrevolutie

246
Q

in natura

A

in goederen, niet in geld betalen

247
Q

in profiel

A

de zijkant

248
Q

interbellum 5

A

periode tussen twee oorlogen

249
Q

irrigatie

A

kunstmatige bevloeiing

250
Q

keizerijk

A

staatsvorm met als staatshoofd een erfelijke keizer

251
Q

ketter

A

iemand die in zijn geloof afwijkt van de officiële leer

252
Q

komedie

253
Q

koninkrijk

A

staatsvorm met als staatshoofd een erfelijke koning, levenslang aan de macht

254
Q

krijgsgevangene

A

Is een gevangen genomen tegenstander/ vijand in de oorlog

255
Q

kritisch omgaan met

A

nauwkeurig onderzoeken

256
Q

labyrint

A

Doolhof, ingewikkeld stelsel van gangen en vertrekken

257
Q

Laconische uitspraak

A

korte maar sterke uitspraak

258
Q

lokaal

A

plaatselijk

259
Q

magistraat

A

een verkozen ambtenaar die een overheidsfunctie uitoefent

260
Q

maritiem

A

op zee gericht

261
Q

materieel

A

stoffelijk

262
Q

mening

A

een opvatting, een oordeel over iets of iemand

263
Q

migratie

A

al dan niet gedwongen verplaatsing van personen

264
Q

monarchie/dynastie

A

regerende familie

265
Q

mondiaal

266
Q

monopolie

A

alleenrecht

267
Q

monotheïsme

A

Geloof in 1 god

268
Q

monumentaal

A

groots, imposant

269
Q

mozaïek

A

vloeren uit duizenden steentjes

270
Q

mummificeren

A

een lijk tot mummie makne

271
Q

mythe

A

een verzonnen verhaal waarin mensen verschijnselen proberen te verklaren door ze toe te schrijven aan goden

272
Q

neolithicum

A

nieuwe steentijd

273
Q

nomaden

A

rondtrekkende mensen, meestal in stambverband

274
Q

objectief

A

beschrijving van de feiten

275
Q

observatie

A

waarneming

276
Q

oligarchie

A

macht is gebaseerd op rijkdom

277
Q

onroerend vermogen

A

persoonlijk bezit dat niet verplaatsbaar is bv. gronden, woningen,…

278
Q

ontginnen

A

bossen, heiden in vruchtbare grond omzetten

279
Q

open economie

A

producten worden verkocht, er is handel

280
Q

orakel

A

godsuitspraak, plaats waar een god raad geeft en de toekomst voorspelt

281
Q

ora et labora

A

bid en werk

282
Q

paleolithicum

A

oude steentijd

283
Q

patriciër

284
Q

plebejer

A

het gewone volk

285
Q

polytheïsme

A

geloof in meerdere goden

286
Q

politiek-territoriale strijd

A

de strijd om de macht in een bepaald gebied

287
Q

polis

A

stadstaat, onafhankelijke gemeenschap

288
Q

pre-columbiaans

A

de periode voor columbus’ ontdekking

289
Q

progressief

A

vooruitstrevend

290
Q

proletariër

A

uitgebuite arbeider (zonder bezit)

291
Q

rationalisme

A

een stroming die ervan uitgaat dat de menselijke rede het centrum is van de werkelijkheid en de waarheid

292
Q

realistisch

A

werkelijkheidsgetrouw

293
Q

recept

A

voorschrift

294
Q

reconstructie

A

iets dat nagebootst/hersteld is

295
Q

redenaar

A

Iemand die mooi en overtuigend het volk kan toespreken

296
Q

reformatie

A

hervorming

297
Q

regionaal

A

groter gebied bv. Waregem

298
Q

republiek

A

staatsvorm waarbij het staatshoofd verkozen wordt door de onderdanen

299
Q

roerend vermogen

A

persoonlijk bezit dat verplaatsbaar is

300
Q

sacraal

A

heilig, gewijd

301
Q

sarcofaag

A

houten of stenen lijkkist in de vorm van een menselijk lichaam

302
Q

sedentaire

A

wie kiest voor een vaste verblijfplaats

303
Q

silex

304
Q

slib

A

door water meegevoerd en afgezet materiaal

305
Q

sociale strijd

A

strijd tussen verschillende klassen (rijk vs. arm)

306
Q

soevereiniteit

A

hoogste gezag

307
Q

solidariteit

A

bereidheid tot samenwerking

308
Q

staatsgodsdienst

A

door de overheid opgelegde godsdienst

309
Q

staatsgreep

A

onwettige greep naar de macht, vaak met hulp van militairen

310
Q

statussymbool

A

via je kledij/ huis/… toon je aan de samenleving je aanzien

311
Q

Strateeg

A

legeraanvoerder

312
Q

subjectief

A

beschrijving vanuit je eigen persoon

313
Q

tempeleconomie

A

in de tempel werden producten geruild en verkocht. De opbrengst werd eigendom van de priesters

314
Q

theocratie

A

de keizer regeert in godsnaam (krijgt de macht van de paus)

315
Q

tijdsgeest

A

manier van denken, eigen aan een bepaalde periode in de tijd

316
Q

tragedie

317
Q

transithandel

A

doorvoerhandel

318
Q

triumviraat

A

driemanschap, bestuur met 3 leden aan het hoofd

319
Q

universeel

A

het heelal, alles omvattend

320
Q

vetorecht

A

het recht om (politieke) beslissingen te nemen

321
Q

voogdij

A

iemand anders regelt je rechten en plichten

322
Q

wingewest

A

een gebied dat gebruikt wordt om winst te behalen