Academisch taalgebruik Flashcards
tweespraak
gesprek tussen twee personen, vaak met formele of diepgaande inhoud
opspraak
situatie waarin iemand of iets negatief in de publieke aandacht komt
tegenspraak
Ontkennen of tegenspreken
grootspraak
opschepperige of overdreven taalgebruik
verifieerbaar
controleerbaar op waarheid en juistheid
tegenstrijdig
Niet met elkaar in overeenstemming, tegensprekend
variabel
veranderlijk, niet constant
omstreden
waarover veel discussie of onenigheid bestaat
systematisch
volgens een vaste, doordachte werkwijze
prominent
opvallend , beroemd of belangrijk
tegengesteld
tegenovergestelde
inherent
Nauw verbonden met iets of iemand, hoort ervan zelf bij
Mits
op voorwaarde dat
desalniettemin
Toch, ondanks dat
Ondanks dat
Hoewel, in weerwil van
Hetzij
Ofwel, of
Interrumperen
iemand onderbreken tijdens het spreken
Escaleren
uit de hand lopen, ernstiger worden
verlopen
hoe iets zich ontwikkelt of plaatsvindt
corrigeren
fouten tegenhouden of verbeteren
berusting
Accepteren van een situatie
eenduidig
met maar één mogelijke uitleg
essentieel
van groot belang, onmisbaar
paradoxaal
Iets dat tegengesteld is aan de verwachting