Geschiedenis & achtergrond Flashcards

1
Q

Vedische periode

A

voor 2000vC
veda’s = geschriften
yoga = leven in harmonie met god/spirit/natuur
“helderziende” grotyogi’s als reactie op landbouwrevolutie
soma toverdrank werd schaars => andere middelen nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pre-klassieke periode

A

2000 vC-200 nC
Bhagavad-Gita
yoga = meditatief, overstijgen van ego en wijden aan het grotere geheel (vereniging brahman en atman) door middel van bhakti, jnana en karma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Klassieke periode

A

200 nC- begin 19e eeuw
yoga sutra’s, patanjali
yoga = meditatie & kennis + fysiek (asana maakt beperkte intrede)
connectie tussen lichaam en geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Post-klassieke periode

A

begin 19e eeuw-begin 20e eeuw
verschillende stromingen
fysieke komt meer op de voorgrond
invloed van gevechtskunsten en kennis energetische lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Moderne periode

A

vanaf begin 20e eeuw
Mysore: Krishnamacharya teacher aan het paleis, expliciet gevraagd om te focussen op fysieke aspect
invloed Britse gymnastics
studenten Patthabi Jois en Iyengar
export naar het Westen: eerst gurucultuur en new-age vibe, later sport en lifestyle voor het bredere publiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

stijl: ashtanga

A

Patthabi Jois

vaste sets, voortdurende flow

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

stijl: yin

A

Paulie Zink, Paul Grilley & Sarah Powers

meerdere minuten in houding blijven, invloed TCM en ayurveda

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

stijl: vinyasa

A

geen guru

bouwt op ashtanga (flow), maar elke les is uniek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

stijl: bikram

A

Bikram Choudury

vaste reeks ademhalingsoefeningen en 26 houdingen in hete ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

stijl: kundalini

A

Yoga Bhajan

vaste sets bewegingen (kriya’s), repetitief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

stijl: hatha

A

geen guru

vooral klassieke houdingen, lage intensiteit en tijd voor navoelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

stijl: iyengar

A

BKS Iyengar

lang in houding staan, uiterst precieze uitlijning, veel gebruik van props

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ahimsa

A

geweldloosheid
zelf en anderen
ook van toepassing op je lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

satya

A

eerlijkheid

ook over motivaties en drijfveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

asteya

A

niet stelen

geld, maar ook tijd, intellectueel eigendom etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

brahmacharya

A

kuisheid

controle over “lusten”

17
Q

aparigraha

A

onhebzuchtigheid
handel zonder verwachting van ROI
ook in je practice

18
Q

saucha

A

zuiverheid

lichaam & geest (bv sport, eten, nieuwsconsumptie…)

19
Q

santocha

A

tevredenheid

gratitude

20
Q

tapas

A

gedrevenheid

gaan voor wat je wilt, maar moet in balans blijven met santocha en aparigraha

21
Q

svadhyaya

A

zelfstudie
hypotheses over jezelf testen
observeren van zelf gaat beter als je “zuiver” bent (saucha en satya)

22
Q

ishvarapranidhana

A

overgave aan het goddelijke
trust the process
connectie voelen met het grotere geheel
systems thinking

23
Q

yoga sutra’s

A
Patanjali
vier hoofdstukken, vier lagen/trappen om tot verlichting te komen
- praktische zaken
- 1-6 van de 8 takken
- laatste 2 van de 8 takken
- moksha: liberation
24
Q

Bhagavad Gita

A

deel van langere tekst: Mahabharata
legt de snelste weg naar moksha uit. Hoofdstuk 6 vertelt letterlijk hoe je moet mediteren (inclusief op welk antilopevelletje je moet zitten) + guna’s

oorlog tussen 2 partijen, hooggeplaatste personen van elke stam vragen hulp van Krisha:
Arjuna: bescheiden, gaat voor morele steun
Duryodhana: trots, gaar voor het enrome leger van Krisna

Arjuna wil niet vechten, maar Krishna overtuigt hem dat het zijn dharma als krijger is + vijand doden is niet erg, want de ziel sterft niet, maar wisselt van lichaam. Handelen naar je dharma is de manier om je van karma te bevrijden.

Strijd = innerlijke strijd tussen goed en kwaad
Koets = metafoor voor het fysieke lichaam, omhulsel
Koetsier (Krishna) = hogere zelf, wijze raadsheer
Passagier = individuele ziel, neutrale getuige
Paarden = zintuigen, interactie met externe

25
Q

Guna’s

A

alles wat tastbaar is (prakriti, tegenovergestelde van ziel: purusha) is opgebouwd uit 3 guna’s:
om van prakriti naar purusha te evolueren moet de drie guna’s in balans gebracht zijn.

Je gebruikt rajas om van tamas naar sattva te gaan.

Sattva: balans, goede, puurheid, harmonie
Rajas: passie, energie, goed of slecht, zet aan tot actie
Tamas: onwetendheid, ongevoeligheid

26
Q

Kosha’s

A

5 lagen van de mens als entiteit. Alle lagen kunnen andere lagen positief en negatief beïnvloeden.

  • annamaya kosha: fysieke lichaam, voedsel en beweging
  • pranamaya kosha: levenskracht, levensenergi (nadi’s die samenkomen in chakra’s)
  • manomaya kosha: menselijk denken
  • vijanamaya kosha: wijsheid, overstijgt ego, komt (instinctief) uit balans in vorige lagen
  • anandamaya kosha: gelukzaligheid, diep in ons hart

yoga werkt vooral op de eerste twee lagen en probeert die in balans te krijgen

27
Q

Trimurti (goden)

A

Brahma, vishnu en shiva

Manifestaties van dezelfde goddelijke energie

28
Q

Brahma

A

scheppende kracht, saai want mediteert de hele tijd
vier hoofden (windrichtingen) + vier armen, altijd één opgehoffen om te zegenen
rijdend op een zwaan of zittend op een lotus

29
Q

Vishnu

A

hoeder van het mensdom en het heelal, onderhoudende kracht
blauwe huid en zit of staat op adelaar
komt op aarde als avatar (bv krishna, matsya of kurma)

30
Q

Shiva

A

vernietiger van het kwaad
dansende sexy god die rijdt op een stier
drietand symbool vernietiging
keel is blauw omdat hij gif gedronken heeft om de wereld te redden

31
Q

Devi

A

overkoepelende vrouwelijke god, manifesteert zich oa als parvati (liefhebbende echtgenote) en kali (dood en vernietiging)

32
Q

Ganesha

A

olifantenhoofd

behoeder van reizigers

33
Q

Hanuman

A

apengod

trouw en speelsheid, pure liefde en onbaatzuchtige dienstbaarheid