geriatrie Flashcards

1
Q

waarom over geriatrie leren?

A

stikken in voeding is 2e meest voorkomende voorkombare doodsoorzaak bij ouderen (na vallen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarom meer verstikkingen bij oudere mensen?

A
  • neuroveranderingen: coordinatie
  • polyfarmacie: nemen van versch medicatie
  • sarcopenie
  • meerdere diagnoses
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is sarcopenie

A

= minder skeletspiermassa
= verminderde spierkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is frailty?

A

oudere personen zijn kwetsbaar
- onbedoeld gewichtsverlies
- minder loopsnelheid
- minder energieverbruik tijdens beweging in vrije tijd
- minder hardknijpkracht
- vermoeidheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verschil slikken fluroscopie

A

= residu in valleculae
meer slikken
trager
makkelijker blijven hangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

def presbyfagie

A

= leeftijdsgerelateerde veranderingen in orofaryngaal en oesofagaal slikken in gezonde volwassene, zonder dat de veiligheid in gedrang komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is functionele reserve

A

= vermogen om zich aan te passen aan fysiologische stress (bv val, verkoudheid)
functionele reserve is het verschil tussen maximale inspanning MIP en wat we dagelijks nodig hebben Pswal
MIP (max kracht tegen bulp, maximal isometic pressure)
P swal (slikkracht nodig om hap te nemen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verschil presbyfagie en dysfagie

A

presbyfagie = primary aging
–> traag en veilig

door fysiol ziekte kan evolueren naar dysfagie
Dysfagie = secondary aging
–> niet veilig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

effect van veroudering
faryngale fase: weefselveranderingen

A
  • ossificatie (verkalking) van hyidbeen + thyroid/cricoidkraakbeen –> minder soepel bewegen
  • atrofie intrinsieke laryng spieren
  • dehydratatie laryngale mucosa
  • minder elasticiteit laryngale elementen
  • minder soepelheid + bowing stemplooien
    gevolg:
    –> verminderd hyolaryngale excursie + grotere farynx –> verminderd bolus volumes en meer slikken
    –> verminderd sluiting laryngale vestibule –> groter aspiratierisico
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

effect van veroudering
orale voorbereidingsfase
gelijkenis

A

= speekselproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waarom verloopt orale voorbereidingsfase trager?

A

duurt langer en meer kauwbewegingen
door
- verlies tanden
- kauwprobl
- vermoeidheid
- minder speeksel flow rate

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is gevolg van trager eten bij ouderen

A

hebben een voorkeur voor zachte voeding en beginnen eenzijdig te eten, hierdoor malnutritie en spieratrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

leg de link tussen tanden en kracht tijdens eten

A

mensen met een volle mond hebben 1/3 meer kracht dan personen die minder dan10 koppeltjes tanden hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gevolgen van gebitsprothese

A

verminderde kauwkracht
meer tijd om te kauwen
kauwefficientie vermindert met 16-50%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gevolgen van slecht passend gebitsprothese

A
  • vermijden van vezelige/knapperige/droge vaste voeding
  • kwaliteit van voedsinginname minder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

orale fase
gelijkenis sensorische veranderingen

A

= oraal somatische gewaarwording
= aantal smaakpapillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

orale fase
sensorische veranderingen verschil

A
  • minder gevoelig voor smaak
  • verminderde reuk –> heeft ook effect op smaak
  • xerostomie –> meer risico op caries
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

orale fase
motorische veranderingen
gelijkenis

A
  • tongkracht tijdens slikken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

orale fase motorische veranderingen
verschillen

A
  • minder max tongkracht
  • verminderde tongue driving forces (kracht waarmee bolus naar achter wordt gekatapulteerd)
    hierdoor –> meer oraal residu
  • verminderde zuigkracht tijdens drinken
  • meer dipper slikbeweging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

2 soorten slikkers

A

tipper
–> bolus op tong
–> tong op papila incisiva
–> tongpunt naar boven en rol beweging

dipper
–> bolus op mondbodem
-> trager

21
Q

faryngale fase
gelijkenis

A
  • eerwaartse beweging epiglottis
  • actieve stemplooisluiting
    velofaryngale sluiting
22
Q

faryngale fase verschil

A
  • motorisch en sensorisch niveau
    compensatie:
    meer faryngale contractiliteit
    minder bolussen
    piecemeal deglutition
23
Q

wat is piecemeal deglutition

A

= 1 hap verdeeld doorslikken, meerdere slikbewegingen voor 1 hap

24
Q

oesofagale fase gelijkenis

A
  • tijd en snelhed van drukgolf
25
Q

oesofagale fase verschil

A
  • minder efficiente clearing in slokdarm
  • slokdarmspasmen
26
Q

effect veroudering op andere systemen?

A
  • cognitief systeem
  • spijsverteringssysteem
  • AHsysteem
27
Q

bij veroudering effect op cognitief systeem?

A
  • verminderde concentratie
  • verminderde aandacht
  • verminderde cognitie
    –> verminderde functionele reserve -> kans op aspiratierisico stijgt
28
Q

bij veroudering effect op spijsverteringssysteem?

A
  • vertraagde maaglediging –> sneller gevoel van verzadiging
  • minder gevoeligheid oesofagus
  • meer stijfheid oesofagus
29
Q

bij veroudering effect op AH systeem

A
  • verminderde hoestreflexgevoeligheid
  • verzwakking AH spieren –> minder hoeskracht
  • minder clearing door cilia

gevolg -> meer kans op aspiratie

30
Q

wat is clearing door cilia?

A

cilia = kleine haartjes die op cellen zitten
functie –> continue golfbeweging > kleine slijmpjes bewegen

31
Q

wat ku we doen bij geriatrisch profiel op vlak van maaltijden?

A
  • maaltijdtoezicht
  • dubbeltaken vermijden
  • houding
  • optimaal mogelijke intake door voldoende tijd, betrekken van vrijwilligers, meer smaak en aantrekkelijk maken
32
Q

gevolgen van dysfagie

A
  • duur (geld) –> langere opname en meer uitgaven
  • verminderde levenskwaliteit -> eten is sociaal, meer kans op complicaties en ontslag naar rusthuis
    levensbedreigend –> ondervoeding, dehydratatie, aspiratiepneumonie
33
Q

geef criteria dementie

A
  • geheugenstoornissen
  • 1 of meer cogn stoornissen (afasie, agnosie, apraxie, cognitief functioneren)
  • beperking in sociaal en beroepsmatig functioneren
  • niet uitsluitend gedurende verloop
34
Q

wat is invloed bij eten en drinken bij beginnende dementie?

A
  • algemene verwardheid
  • geheugenprobl
  • desorientatie
  • achterdocht
  • sensorische veranderingen bv geur
35
Q

wat is invloed eten en drinken bij matige dementie?

A

meer hulp bij (i)ADL
meer geheugenklachten
Decorumverlies
Desoriëntatie persoon, ruimte, tijd
Agnosie
meer gedragsveranderingen
meer taalproblemen

36
Q

wat is invloed op eten en drinken bij ernstige dementie?

A
  • agnosie en apraxie
  • voedselweigering
37
Q

geef enkele symptomen met impact op eten en drinken op vlak van cognitie

A

geheugenprobl bv vergeten eten
perceptuele en ruimt probl bv coordinatie lepel
apraxie bv vergeten uitvoeren
taalprobl bv uitdrukken van noden, moeite duidelijk maken eten
executieve discunctie bv zelfcontrole, schrokken

38
Q

symptomen met impact op eten en drinken niet cognitief

A
  • agitatie = rusteloosheid –> moeite rustig aan tafel zitten
  • agressie = mensen weigeren te eten
  • depressie = minder eetlust
  • wanen = achterdochtig
  • hallucinaties = afleiden tijdens eten –> onveilig
39
Q

screening en diagnostiek bij dysfagie
dossierstudie

A
  • reden opname bv pumonaire, CVA
  • medische voorgesch bv ziekte, kanker, dementie
  • zintuigen bv gehoor en visus
  • medicatie
40
Q

wat zou je kunnen observeren bij een maaltjd?

A
  • duur maaltijd
  • positie
  • attitude
41
Q

wanneer doorverwijzen naar instrumenteel onderzoek?

A
  • niet-pluisgevoel
  • vermoeden stille aspiratie
  • aanslepende slikprobl in voorgeschiedenis
42
Q

wanneer niet doorverwijzen slikonderzoek?

A
  • geen slikklachten meer
  • toestand is medisch stabiel
  • patient is onvoldende cooperatief
  • onderzoek zou niets aan medisch beleid/revalidatie veranderen
43
Q

voordelen fingerfood

A
  • verbeteren in welbevinden en dat mensen genieten van herwonnen zelfstandigheid
  • bevorderen autonomie
  • minder ondervoeding
44
Q

fingerfood doelgroep

A
  • personen waarbij eten met bestek niet meer goed lukt
    bv agnosie, apraxie, bewegingsdrang
45
Q

dementie specifieke probl en oplossingen
bv voedsel/vochtweigering

A

–> oorzaak uitzoeken
bv pijn? schimmelinfectie? depressie?
oplossing?
bv oorzaak aanpakken, beter et familielid, voorkeur voor zoet

46
Q

dementie specifieke probl en oplossingen
ongepast tempo

A

te snel
- toezicht
- kleine bolus/fingerfood
- zachter/natter voedsel
- rustige omgeving
te traag
- middagmaal warm houden
- hulp geven

47
Q

dementie specifieke probl en oplossingen
slikapraxie

A
  • zelfstandig laten eten -> verbale begeleiding
  • meebewegen bestek
  • vast ritme
  • volgende hap als cue
  • bruisende dranken
  • warm/koud
  • lepeldruk
48
Q

wat doen we niet bij slikapraxie?

A
  • mondcontrole
  • aangepast bestek
  • kleinere porties
  • mondmotorische oef
  • pictogrammen
49
Q

taken logopedist?

A
  • diagnostiek
  • doorverwijzen
  • advies voeding
  • behandeling dysfagie
  • screening mondhygiene en tips