behandeling Flashcards

1
Q

Wat is hoofddoel?

A

Adequate voedsel- en vochttoevoer waarborgen met minimaal risico

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2 bel pijlers van behandeling

A

1) aspiratierisico zo laag mogelijk
2) comfort zo hoog mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

doelstelling acuut probleem

A

= zoveel mogelijk recupereren tot slikveiligheid kan getraind worden (rehabilitatie)
bv CVA –> NPO (even on hold zetten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

doelstelling chronisch probleem

A

= aspiratie- en penetratierisico beperken door veiligheid maximaal te onderhouden (maintenance)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

doelstelling progressieve aandoening

A

= levenskwaliteit zo lang mogelijk, zo hoog mogelijk houden (follow-up)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar rekening mee houden tijdens geindivid behandeling

A
  • fase van stoornis = prognose (acuut/chronisch/progressief)
  • gezondheidstoestand
  • taalbegrip
  • leeftijd
  • cognitie
  • ev apraxie
  • bijwerking van medicatie
  • leefomstandigheden
  • hulpvraag patient
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is parentale voeding

A

= in de bloedbaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is TPN

A

= totale parenterale nutritie
–> langdurig en grote ader
–> meer in de bortkas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is PPN?

A

Perifere parentale nutritie: kortstondig en kleine ader
–> in arm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is enterale voeding?

A

= via spijsvertering
- neus-maagsonde
- orogastrische sonde
- duodenale sonde
- jejunostomie
- gastrosomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is orogastrische sonde?

A

= via mond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is duodenale sonde?

A

= 1e deel dunne darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is jejunostomie?

A

= sonde via twaalfvingerige darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is doel revalidatie/remediereing?

A

stoornisgericht
doel is om motorpatronen te herstellen (LT blijvend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is doel compensatie?

A

= symptoomgericht
doel is om motorpatronen te vervangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

compensatie persoonsgebonden

A
  • houdingsaaanpassing
  • maneuvres
  • prothesen
  • aanpassing slik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

compensatie omgevingsgebonden

A
  • aanpassing eetmateriaal
  • aanpassing toediening
  • bolusaanpassing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

uit welke 2 trainingen bestaat revalidatie?

A
  • krachttraining
  • skilltraining
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

basishouding?

A
  • rechtop zitten: 90-60-80 indien bedlegering
  • knieen geplooid
  • voeten met steun
  • hoofd licht gebogen –> verlengde nek
  • symmetrische houding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is effect van hoofd in flexie brengen tijdens sikact?

A
  • tongbasis dichter bij post farynxwand
  • epiglottis dichter bij post farynxwand
    -> verschuiven naar achter
    hierdoor verruimen van valleculaire ruimte
    hierdoor krijg je vernauwde ingang van de luchtweg
    –> veiligere slik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wanneer houdingsaanpassing compensatie: flexie

A
  • premature spilling
    –> tenzij iemand weinig orale controle heeft
    –> tenzij initiatie van de slik moeilijk is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

contra-indicatie toepassen compensatie houdingsaanpassing hoofd in flexie

A
  • velopharyngale insufficientie –> nasale reguritatie door zwaarteracht
  • anterieure spilling –> lippen sluiten niet en bolus ontsnapt uit de mond
  • residu in valleculae en sinus piriformes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

houdingsaanpassing rotatie naar welke kant?

A

de verlamde kant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

effect van compensatie houdingsaanpassing rotatie?

A
  • vernauwde ingang naar luchtweg ipsilateraal
  • grotere en langere UES- opening contralateraal
  • effectievere bolustransport
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

compensatie houding rotatie waarom bij verlammingen?

A
  • verlamd –> draaien naar verlamde kant
    –> zal luchtweg beschermen
    –> bolus glijdt langs de gezonde kant
    –> gezonde spieren werken
    –> betere bolustransport
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

wanneer compensatie houding rotatie toepassen?

A
  • unilaterale faryngale/laryngeale zwakte
  • unil onvoll stemplooisluitng
  • verminderde UES-opening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

wat zou contra-indicatie zijn om houdingsaanpassing rotatie niet toe te passen?

A
  • geen contra-indicaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

flexie en rotatie combineren opties en resultaat

A
  • rotatie + chintuck (flexie)
    –> extrinstieke druk op thyroid, betere adductie van SB
  • chintuck + rotatie
    –> epiglottis in meer beschermende positie, met vernauwing larynxingang en betere adductie van SB, door extrinsieke druk
    verschil: waar druk is, maar eindresultaat blijft hetzelfde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

effect van compensatie houdingsaanpassing kanteling

A

= bolustransport langs de functionele orale en faryngeale zijde
–> zwaartekracht –> naar gezonde kant helpt bolus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

wanneer compensatie houdingsaanpassing kanteling toepassen?

A
  • unilaterale orale zwakte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

effect compensatie houdingsaanpassing extensie

A
  • gefaciliteerd orofaryngeaal transport
  • verkleinde valleculaire ruimte –> epiglottis gaat richting tongbasis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

voorwaarde compensatie houdingsaanpassing extensie?

A
  • slechte luchtwegprotectie – NIET DOEN
  • bv tumor aan tong –> tong slaagt er niet in om bolus naar achter te brengen en daar kan zwaartekracht helpen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

wanneer compensatie houdingsaanpassing extensie toepassen?

A
  • probleem met orofaryngeaal transport
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

contra-indicatie compensatie houdingsaanpassing extensie?

A
  • probl orale controle
  • probl hyolaryngeale heffing
  • probl met UES-opening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

geef houdingsaanpassing
patient orale problemen na CVA links

A

kanteling (oraal sneller effect)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

geef houdingsaanpassing
patient na behandeling glotiscarcinoom rechts

A

rotatie (laryngen faryngaal sneller effect)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

geef houdingsaanpassing
patient met tongcarcinoom met goede luchtbescherming

A

extensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

geef houdingsaanpassing
neurologische patient met vertraagde slikreflex

A

flexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

effect compensatie houdingsaanpassing zijlig

A

= zwaartekracht aan 1 zijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

wanneer zijlig compensatie houdingsaanpassing?

A
  • liggende patienten
  • unilaterale farynxhypocontractiliteit met onmogelijkheid tot hoofdbeweging
  • bij diffuus faryngeaal residu (vespreid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

wat is mendelsohn manouvre?

A
  • larynx tijdens slikken hoog houden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

effect van mendelsohn maneuvre

A
  • isometrische evaluatie larynx (geen beweging, larynx blijft hoog)
  • verlengen en verbeteren van laryngeale heffing
  • verlengen stemplooisluiting (afsluiting luchtweg)
  • verlengen duur opening UES
  • verhogen coordinatie slikbeweging (bewegen van tongbasis naar post farynxwand)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

wat was het oorspronkelijke doel van mendelsohn

A

door laynx hoog houden –> trekken UE –> langer openblijven en minder residu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

wat gebeurt er met spieren wanneer je mendesohn vaak toepast?

A

door verlengen en verbeteren laryngeale heffing
–> suprahyoidale spieren verbeteren (krachttraining)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

wanneer mendelsohn toepassen?

A
  • penetratie/aspiratie tijdens slikken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

contra-indicatie van mendelsohn

A
  • hartfalen
  • luchtwegprobl
  • fonochirurgie bv glottischirurgie of chirurgie stempl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

is mendelsohn remedierend of compenserend?

A

remedierend –> overstappen naar krachttraining + suprahyoidale spieren trainen
compenserend –> opening UES

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

doelgroep krachtig slikken

A

parkinson –> bradykinesie (trage bewegingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

effect krachtig slikken

A
  • versterkt contact tussen tongbasis en faryngeale wand
    –> hogere en langere intro-orale druk
    –> verhoogde farynxdruk
    –> vertraagde inzet faryngeale fase
    –> beperkte larynxelevatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

wanneer krachtig slikken inzetten?

A
  • residu in valleculae/oropharyngeaal
  • verzwakte pharyngeale/linguale musculatuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

contra-indicatie krachtig slikken

A
  • probl met larynxprotectie en/of UES-opening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

supraglottis uitvoeren?

A
  • adem in
  • houd adem vast
  • neem hap/slok en houd vast
  • slik
  • kuch
  • slik
53
Q

effect supraglottis maneuvre

A
  • stemplooisluiting voor en tijdens slikken –> veiligere slik
  • verwijderen residu
54
Q

wanneer supraglottisch maneuvre toepassen

A
  • penetratie/aspiratie tijdens slikken
55
Q

contra indicatie supraglottis maneuvre

A
  • AH probl
  • hartchirurgie
  • fonochirurgie
  • cognitief en talig niet sterk bv zware afasie
56
Q

wat is supersupraglottisch maneuvre?

A

= supraglottisch slik met sluiting van ware EN valse stemplooien
–> instructie: adem stevig vasthouden en persen

57
Q

multipel slikken effect

A

reductie stase en orofaryngeaal residu

58
Q

wanneer multipel slikken toepassen?

A
  • residu in het orofaryngeaal traject
59
Q

contra-indicaties multipel slikken

A
  • pathologische piecemeal deglutition
    –> persoon die in kleine stukjes slikt
60
Q

wat is three second prep

A

neem een hap/slok
houd bolus 3 sec vast
slik nu in 1 keer weg

61
Q

effect van three seconds prep

A
  • uitstellen van slikinzet, waardoor faryngeale slik beter voorbereid kan worden
62
Q

wanneer three seconds prep toepassen?

A
  • beginnende slikprobl met vloeistoffen
  • ongeremd en haastig slikken
  • vertraagde faryngeale slik
63
Q

contra-indicatie van three seconds prep

A
  • slechte orale controle
  • cognitieve en begripsprobl
64
Q

welk maneuvre?
patient die bolus voelt steken in de keel

A

multiple slikken

65
Q

welk maneuvre?
patient vertraagde slikreflecx en COPD (longziekte vernauwing luchtwegen)

A

3 sec prep

66
Q

welk maneuvre?
patient residu door probleem opening PE-segment

A

mendelsohn

67
Q

welk maneuvre?
vertraagde slikreflex zonder COPD

A

supraglottis

68
Q

2 soorten prothesen

A

1) vervangervan een ontbrekend orgaan
2) toestel om de functie van orgaan te verbeteren

69
Q

effect wanneer prothese los zit

A

–> minder tongkracht

70
Q

functie gebitsprothese?

A
  • vervangt ontbrekende tanden, nodig bij kauwen en slikinzet
71
Q

wat is een palatale obturator

A

= vervangt deel van het hard/zacht verhemelte, nodig om de nasale caviteit te scheiden

72
Q

doel palatale obturator

A
  • nasale regurgitatie vermijden
  • intra-orale druk opbouwen
  • oraal residu voorkomen
73
Q

wat is palatale agumentatieprothese?

A

= verlaagt palatum, nodig om tong-palatum cotact te verbeteren

74
Q

functie palatale augmentatieprothese

A
  • intra-orale druk opbouwen
  • oraal residu voorkomen
75
Q

wat is palatale liftprothese

A

= heft het palatum molle tot op hoogte van het palatum durum om de nasofaryngeale sluiting te faciliteren

76
Q

leg link tussen prothese en speekselverlies

A

Mucosa is afgedekt
–> sensbiliteit vermindert
–> zakdoekje bij speelselverlies
–> FB is lager

77
Q

wat is cyclisch slikken?

A

= liquide-vast-liquide afwisselen
doel –> bolustransport faciliteren en residu te klaren zodat kans op aspiratie/penetratie daalt

78
Q

wat is naslikken

A

= 2x slikken
met als doel residu te klaren zodat het risico op penetratie/aspiratie daalt

79
Q

gewicht van materiaal

A
  • verzwaard: tremor
  • verlicht: spierzwakte
80
Q

waar of niet waar: in rietje sneller verslikken

A

waar: komt sneller en onverwacht

81
Q

hoe omgeving aanpassen?

A

tijdstip
prikkels bv radio en tv uitzetten
vertrouwdheid

82
Q

aanpassing wijze van inbrengen

A
  • neusweg vrij maken
  • mond bv gebitsprotese vooraf controleren
  • maaltijd laten zien en ruiken
  • recht inbrengen
  • inbrengen aan niet-aangedane zijde
  • naslikken aanmoedigen
  • ev drinken tussendoor
83
Q

aanpassing plaats voeder

A
  • indien rechtshandig: schuin rechts tov persoon
  • in zicht en op ooghoogte
  • eventueel houdingscontrole
84
Q

parameters van bolusaanpassing

A
  • consistentie (vast-vloeibaar)
  • grootte
  • temperatuur
  • smaak
  • textuur
  • carbonatie
85
Q

wanneer bolus aanpassen

A
  • vertraagd oraal transport
  • verminderde herkenning
  • vertraging initiatie faryngeale slikact
86
Q

verschil in bolusgrootte

A

groot –> sensitiviteit –> meer voelen en minder spierkracht
klein –> kracht

87
Q

verschil in bolusviscositeit

A

vloeibaar –> kracht
vast -> controle

88
Q

wat is PES

A

= peripheral stimulation
–> elektrische stimulatie farynx om sensorische input te vergroten
–> binnenuit farynx stimuleren –> prikkels komen beter binnen in hersenen –> versterken van sensorische input

89
Q

bolus verschil compensatie en revalidatie

A

compensatie: kleinere bolus
revalidatie: bolusgrootte varieren om op LT grotere bolussen te ku slikken

90
Q

verschil maladaptief en adaptief

A

maladaptief: verlies in functie
adaptief: verbeterng van functie

91
Q

neurogenesisis:
synaptogenesis:
angiogenesis:

A

neurogenesisis: nieuwe neuronen aanmaken
synaptogenesis: nieuwe synapsen aanmaken
angiogenesis: nieuwe bloedvaten aanmaken

92
Q

IDDSI drinken

A

0: dun
1: licht verdikt
2: mild verdikt of een beetje dikker
3: matig verdikt
4: extreem verdikt of sterk verdikt

93
Q

IDDSI eten

A

3: vloeibaar gemaakt
4: puree
5: dun gemalen
6: zacht
7: normaal

94
Q

vloeibare consistentie

A
  • minimale viscositeit en minimaal hechtvermogen
  • moeilijk controleerbaar: verspreidt snel
  • snelle slikreflex en goede protectie noodzakelijk
  • problemen indien: vertraagde reflex, stase, geen protectie
  • problemen vermijden –> viscositeit verhogen dus indikken
95
Q

halfvloeibare consistentie

A
  • hogere viscositeit
  • vrij moeilijk controleerbaar in mond
  • meer tijd voor slikreflex, goed doorglijden mogelijk
  • premature spilling, secundaire aspiratie bij stase
96
Q

halfvaste consistentie bv puree

A
  • hoge viscositeit
  • samenhang maar verdeelbaar
  • zekere voorstuwingskracht nodig
97
Q

kruimelstructuur bv couscous

A

moeilijk door te slikken, hoog risico op verslikken

98
Q

vaste consistentie bv vlees, groenten

A
  • hoge eisen aan orale fase en farynxconstricties (kauwen, bevochtigen met speeksel)
  • aanpassen: fijnhakken, puree, mixen
99
Q

geef vast voedsel met hoog risico

A
  • vezelige, dradige textuur bv vast vlees biefstuk, ananas, sla
  • schilvlies van groenten en fruit bv rauwkost, druiven, doperwten
  • gemengde consistenties bv soep met brokken, musli
  • knapperig voedsel bv chips, toast, bladerdeeg
  • kruimelige bestanddelen bv droge koeken, broodkorsten
  • hard voedsel bvharde snoepen, nootjes
  • zemelen bv volkoren brood, mais
100
Q

smaak aanpassing van eten

A

tegenstrijdig in literatuur
- zuur en pikant
sommige beweren trager en anderen sneller
kan helpen voor slikinzet

101
Q

temperatuur aanpassen

A

aanstrijken van slikorganen, meestal voorste farynxbogen, met een koude stimulans bij dysfagie tgv van sensorisch probleem
–> KTeffect

102
Q

krachttraining
wat is revaliderend maneuvre masako

A

kan niet compenserend
droge slik
plaats tong tussen tanden
bijt zachtjes op tonpgpunt
slik terwijl de tong gefixeerd blijft

103
Q

krachttraining
effect van masako maneuvre

A
  • verhoogde faryngeale druk met toename kracht en ROM van farynxconstrictoren
  • farynxwand naar voor doordat tong tussen tanden
104
Q

waarom masako toepassen?

A
  • zakke posterieure farynxwand –> alleen invloed op farynxconstrictie en NIET op tong werken
105
Q

contra-indicatie van masako maneuvre

A

beperkte anterieure hyoidbeweging

106
Q

krachttraining
waarom mondmotorische oefeningen toepassen

A
  • trainbare structuren ifv slikact, structuren met meest potentieel ifv compensatie
107
Q

krachttraining
contra-indicatie van mondmotorische oefenngen

A
  • synkinesen bv bij glimlachen gaat oog dicht
  • pijn
  • spiervermoeidheid
  • hyperfunctie bij gezonde zijde
108
Q

waarom mondmotorische oefeningen op tong doen

A
  • residu thv tongbasis
  • residu thv valleculae
  • residu thv sinus piriformis
  • vertraagd orofaryngeaal transport
109
Q

hoe kan je posterieure tongkracht verbeteren?

A

hawk
herhaaldelijk tong zo ver mogelijk naar achter
gorgelen
gapen

110
Q

watis IOPI?
wat is MIP?

A

Iowa Oral Performance Instrument
Max isometrische pressure

111
Q

tool om mondmotorische oef op lippen

A

face former –> versterken van kracht

112
Q

kaak mondmotorische oef

A

therabite system
wangen opblazen
kaak open en dicht
kaak L en R

113
Q

krachttraining
wat is krachttraining shaker?

A

= patient ligt op vlak oppervlak, hoofd wordt opgehoffen en schouders blijven op de grond

114
Q

verschil isometrisch en isotoon bij shaker oefening

A

isometrisch: 3reeksen van 60 sec + 1 minuut pauze
isotoon: 3 sets van 30 shakes

115
Q

krachttraining
effect oefening shaker

A
  • verhogen van larynxheffing
  • verhogen omvang en duur opening UES
116
Q

shaker contra-indicaties

A
  • cardiale probl
  • cervicale wervelprobl
  • spiermoeheid
117
Q

krachttraining
hoe heet oef met bal of handdoek

A

chin tuck against resistance towel tuck

118
Q

krachttraining
EMST?

A

Expiratory muscle strenght training
neusclip en krachtig uitblazen

119
Q

krachttraining
effect van een EMST

A
  • verbeterde respiratoire functie (hoestkracht)
  • verbeterde velofarygeale aflsuiting
  • grotere larynxverplaatsing
  • grotere UES-opening
120
Q

krachttraining
wat is neuromusculaire elektrische stimulatie?

A

patient krijgt transcutane (op huid) of percutane (in huid) elektrische stimulatie die spieren doen samentrekken –> zorgt voor weerstand

121
Q

krachttraining
contra-indicatie van neuromusculaire elektrische stimulatie

A
  • cardinale probl
  • periferen neurol scahde
  • chirurgie of radiotherapie
  • zwangerschap
  • cognitieve beperkingen
122
Q

waarom krachttraining stemoefeningen toepassen?

A

sluiting faciliteren
- persoefeningen met/zonder motorische ondersteuning
- glottisdruppels
- (super)supraglottische slikact

heffing arynx
- falsetoefening

123
Q

Skilltraining
McNeill Dysphagia Therapy Program

A
  • therapieprogramma
  • effect op kracht en coordinatie
  • idee: als je wil slikken, moet je slikken
  • neuroplasticiteit
  • geen compensatie–> zo normaal mogelijk
  • viscositeit verhogen en verlagen
124
Q

Skilltraining
biofeedback

A
  • elektrodes op mondbodem –> suprahyoidale spieren
  • scherm waar grafiek staat hoe slik
  • slikvaardigheden oefenen op timing en kracht
  • semg toestel
125
Q

Wat is NIBS

A

= non invasive brain stimulation
= stimulatie van het brein met behulp van magnetisme of elektrische stroom

126
Q

NIBS bestaat uit?

A

TMS = transcranial magnetic stimulation (magnetisch)
tDCS = transcranial direct current stimulation (elektrisch)

127
Q

wat doe je niet bij verslikken

A
  • armen omhoog
  • lukraak op de rug kloppen
  • laten drinken
  • mond op mond beademing
128
Q

hoe zie je gedeeltelijke luchtwegobstructie

A
  • patient hoest
  • piepend
  • stemgeving mogelijk
129
Q

hoe zie je gedeeltelijke luchtwegobstructie

A
  • zeer zwakke ineffectieve hoest
  • heel hoog piepend geluid
  • blauw
  • geen stem