canules Flashcards

1
Q

Welke structuren doorgesneden?
Waarom opengehouden?

A

vet- en spierweefsel
normaal dicht en onder spanning (zou dichtklappen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

canule boven of onder de stemplooien?

A

onder stempl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

canule boven of onder processus thyroideus?

A

onder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

lokalisatie canule

A

bevindt zich onder de ware stemplooien
tussen 2e en 3e of 3e en 4e tracheale ring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verschil tracheotomie en tracheostoma

A

= tomie = snijden/tijdelijk
= stomie = holte/permanent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waarom canule?

A

1) bovenste luchtweg obstructie en chirurgie
2) slikstoornissen
3) AH probl, langdurige beademing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat houdt de luchtweg open?

A

buitencanule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

naam voor ding dat helpt bij het inbrengen van buitencanule, die in buitencanule wordt geplaatst

A

obturator/voerder/mandarin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is cuff

A

plastic omhulsel om op te blazen rond binnencanule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe cuffdruk bepalen en lossen?

A

opblazen met cuffdrukmeter
lossen met spuitje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ademhalen met geloste of opgeblazen cuff?

A

met opgeblazen cuff
inademen en uitademen via de canule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

spreken met geloste of opgeblazen cuff?

A

spreken met geloste cuff!
GEEN opgeblazen cuff

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

is cuff een fysieke barriere?

A

nee niet 100%
microaspiratie –> kleine deeltjes aspireren met opgeblazen cuff

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke aspiratie met opgeblazen cuff?

A

laryngeale aspiratie –> onder de stemplooien
maar geen of weinig tracheale aspiratie door canule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe is AH met spreekvalve

A

inademen –> canule is open
uitademen –> gesloten –> gewone uchtwegvia stemplooien
bel! geloste cuff

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe noem je een canule met een gat

A

gevensterde buitencanule
niet vaak meer gebruikt doordat het granulatieweefsel beschadigde en als persoon slikprobl heeft is het gevaarlijk

17
Q

wat zijn gevolgen van een opgeblazen cuff 1/1

A

1) te hard opgeblazen
–> necrose (weefseldood) en trauma
–>mechanische obstructie slokdarm
2) geen stem
3) stress
4) verlies smaak en geur

18
Q

wat zijn nog mogelijke gevolgen van opgeblazen cuff 2/2

A

Slikproblemen en verhoogd aspiratierisico
–> verminderde larynxheffing
–> verminderde epiglottiskanteling
–> verminderde luchtwegbescherming

verminderde gevoeligheid larynx en farynx
–> pooling van secreties en verminderde hoestreflex

Verminderde filtering, bevochtiging en opwarming lucht
–> verhoogde secreties (uitscheidingen)

19
Q

invloed van canule op slikken
luchtveranderingen

A

Na slikken geen uitademing meer via stembanden
- verminderde laryngale sensibiliteit
- verhoogde faryngale stase
- verhoogde kans aspiratie
- verminderde geur dus verminderde smaak
- verminderde opbouw subglottische druk
- speeksel en secretie hoger dus droger

20
Q

invloed van canule op slikken
fysieke aanwezigheid

A

odynofagie (door bv te hoge cuffdruk)
verminderde larynxheffing

21
Q

wat zijn nadelen van spreekklep

A
  • angstige patienten
  • niet verdragen van lossen cuff
  • ernstige commen cognitieve probl
  • pulmonaire probl
  • beademing onder druk (cuff is opgeblazen)
22
Q

voordelen van spreekklep

A
  • normalisatie van luchtflow (fonatie mogelijk)
  • op termijn minder stases
23
Q

wat zijn complicaties van canule op KT

A
  • propvorming bv slijm of bloed
  • verhoogde secreties –> uitdroging
  • microaspiratie (cuff geen voll bescherming)
  • atelectase (aandoening waarbij deel van de long geen lucht meer krijgt en daardoor samenvalt met oppervlakk AH)
24
Q

wat is cyanose

A

= huid kleurt blauw door te laag zuurstofgehalte

25
Q

wat zijn complicaties op LT

A
  • granulatieweefsel
  • oedeem, necrose en fistel door druk cuff
26
Q

wat is een endotracheale tube

A

= persoon is geintubeerd

27
Q

post-intubatie dysfagie

A

bij 50-68% stille aspiratie
oorzaak
–> structurele beschadiging
–> motorische stoornissen
–> sensorische stoornissen

28
Q

symptomen van post intubatie orale fase

A
  • verminderde beweeglijkheid en bereik lippen/tong door inactiviteit
  • verminderde kracht van orale structuren
  • xerostomie door niets per os en ventilatie
  • verminderde goede bolusvorming
29
Q

symptomen post intubatie dysfagie faryngale fase

A
  • vertraagde initiatie slikreflex
  • verminderde beweeglijkheid larynx tgv inactiviteit
  • stase valleculae en sinus pyriformis
  • verminderde sensibiliteit stemplooien/farynx
  • verminderde subglottische druk
  • verminderde bescherming larynx
  • aspiratie voor/tijdens slikken
  • stille aspiratie tgv sensibiliteit larynx
30
Q

wat is invloed van canule op patient

A
  • verminderde kwaliteit van leven
  • comm moeilijker
  • risico aspiratiepneumonie
  • verhoogde opnameduur
  • verhoogde zorgkosten
31
Q

taak logo bij slikken diagnostiek

A

diagnostiek
–> evaluatie slikken - water - yoghurt
–> doorverwijzen instrumenteel slikonderzoek
–>aanwezig bij instrumenteel slikonderzoek

32
Q

synoniem voor uitzuigen

A

= aspireren

33
Q

taak logo slikken behandeling

A

1) voldoende voedingsintake
2) veilig eten en drinken
3) normaal eten en drinken –> orale controle, krachtopbouw en opbouwen van hoeveelheid

34
Q

taak logo bij canules

A
  • advies geven bv afbouw van canule en spreekklep
  • decanuleren
  • opties van canule
35
Q

taak logopedie communicatie

A
  • ondersteunende communicatie
  • schrijven, letterkaart, technologische hulpmiddelen
    beperkingen: houding, cognitie, TB, motoriek, visus…
36
Q

3 bel pijlers bij OC

A

1) eenvoudig hulpmiddel met een hoge kans om gebruikt en begrepen te worden
2) hulpsignaal kunnen geven
3) ja/nee systeem