Geneeskunde 1A HC week 9 Flashcards

1
Q

Wat zijn de hoofdfuncties van de tractus digestivus?

A
  • Motoriek: kneden en voortstuwen voedsel
  • Secretie: water uitgescheiden om stoffen in op te lossen, ook enzymen en gal voor vertering
  • Digestie: vertering, enzymen en gal voor het opsplitsen van eiwitten in aminozuren, vetten in vetzuren en suikers in monosacharide
  • Resorptie: opname voedingsstoffen
  • Productie faeces: ontlasting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke onderdelen in de tractus digestivus zorgen voor regulatie?

A
  1. Mond (vermalen voedsel)
  2. Oesophagus sphincter (afsluiting slokdarm boven en onder)
  3. Maag (zure pH voor vertering en doding micro-organismen)
  4. Pylorus sphincter (afsluiting einde maag)
  5. Ileocaecale sphincter (naar blinde darm)
  6. Anus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke 4 lagen is het duodenum opgebouwd en wat is de functie van elke laag?

A

Van binnen naar buiten:
- Mucosa: klieren voor afscheiding van verteringssappen, 3 lagen
- submucosa: klieren, bloedvaten, galgangen en bestaat uit bindweefsel
- muscularis externa: kringspier laag (circulair) met daaromheen een lengtespier laag (longitudinaal) –> gladde spierlagen voor peristaltiek darm
- serosa: buitenbekleding, bindvlies met bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Uit welke 3 lagen is de binnenste laag (mucosa) van het duodenum opgebouwd en wat zijn de eigenschappen per laag?

A

Van binnen naar buiten
- Epitheellaag: slijmvlies (slijm producerende cellen), met plooien voor oppervlaktevergroting
- Lamina propia: klieren en bindweefsel
- Lamina muscularis mucosae: dunne kringspierlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe is het darmepitheel opgebouwd?

A
  • Bestaat uit vilus (darmvlokken, mv.: villi) die bestaan uit microvilli
  • Structuren die veel capillair- en lymfevaten bevatten en een epitheellaag
  • Luminale kant van het darmepitheel
  • Voor contact oppervlaktevergroting van de darm
  • Op de bodem stamcellen voor regeneratie
  • Slijmbekercellen produceren slijm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe is de wand van de colon opgeboud?

A
  • Verschillende lagen: crypten van Lieberkühn, lamina propria, muscularis mucosae, submucosa en circulaire en longitudinale spierlagen
  • Onder de villi crypten van Lieberkühn (verschillende soorten cellen (delende, intestinale stamcellen, cellen van Paneth))
  • Cellen van Paneth voor metabole ondersteuning stamcellen (constante vernieuwing villi)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe zijn actine en myosine filamenten georganiseerd in gladde spiercellen?

A

Actine en myosine filamenten zijn schuin georiënteerd met ankerpunten aan beide kanten van de cel en ze lopen kriskras door elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe vindt de directe contractie van gladde spiercellen plaats?

A

Samentrekken is langzaam, maar efficiënt (kost weinig energie)
1. Gladde spiervezel heeft veel transmitter kanalen aan het celmembraan
2. Als [Ca2+] stijgt, bindt Ca2+ aan eiwit calmoduline
3. Calmoduline ondergaat conformatie verandering en activeert MLCK (lijkt op troponine C in dwarsgestreepte spiercellen)
4. MLCK (calmoduline afhankelijk enzym dat eiwitten kan fosforyleren) fosforyleert myosine
5. Myosine (ATPase) zal ATP hydrolyseren waardoor de kruisbrug cyclus geactiveerd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe vindt de contractie van gladde spiercellen met complexere mechanismen plaats?

A

Second messenger systeem met G-eiwitten, duurt langer. [Ca2+] stijgt, komt uit calciumkanalen en intracellulaire stores:
1. In intracellulaire stores zitten IP3’s, komen vrij als G-eiwitten geactiveerd worden –> zorgen dat PIP2 opsplitst in IP3 en diacylglycerol
2. IP3 bindt aan calciumkanalen in sarcoplasmatisch reticulum en opent ze
3. Calcium verplaatst van intracellulaire store naar sarcoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kan een contractie in gladde spieren beëindigd worden?

A
  • Verlaging van [Ca2+]: zodat MLCK niet geactiveerd blijft
  • Defosforylatie: Fosfatase (MLfosfatase) nodig die de fosfaatgroep afhoudt van eiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 2 soorten gladde spieren zijn in de darmen aanwezig?

A
  • Multi-unit: per spiercel/vezel is er 1 zenuwvezel, er zijn meer signalen nodig voor een beweging, speciaal voor nauwkeurige bewegingen (bijv. in de iris)
  • Unitary: 1 zenuw eindigt in een groep spiercellen waartussen veel gap-junctions (elektrische stroom geleiding) zitten, 1 klein signaal laat veel spiervezels contraheren, voor grote bewegingen (bijv. maag-darmkanaal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe zien actiepotentialen in gladde spiercellen eruit en wat doen gladde spiercellen die geen actiepotentialen kunnen vuren?

A
  • Spike: kort met een korte depolarisatiefase
  • Plateau: vergelijkbaar met hartspiercel
  • Slow waves: omhoog en omlaag, belangrijk voor spontane contracties ook bij afwezigheid van parasympathicus

–> andere krijgen signalen via gap-junctions of direct van een neurotransmitter binnen waardoor de [Ca2+] stijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe verloopt een slow wave actiepotentiaal in pacemaker cellen?

A
  1. calciumkanalen openen –> cel depolariseert, calcium stroomt binnen en verhoogt [Ca2+]
  2. calcium bindt aan chloridekanalen (calcium afhankelijk) en opent ze
  3. chloride-evenwichtspotentiaal vrij negatief –> cel nog negatief potentiaal en hyperpolariseert
  4. calciumkanalen sluiten –> [Ca2+] daalt
  5. depolarisatie doordat chloridekanalen sluiten door ontbreken hyperpolariserende stroom
  6. cel depolariseert waardoor calciumkanalen geactiveerd worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn kenmerken van slow waves in gladde spiercellen?

A
  • langzaam en een langzame golfbeweging
  • membraanpotentiaal fluctueert voortdurend in ordes van secondes
  • ritme van 3/12 per minuut
  • potentiaal boven een kritische drempel (threshold potential) –> calciumkanalen open en actiepotentiaal
  • actiepotentialen aantal keer achter elkaar voor het uitdooft
  • proces gaat voortdurend door
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de verschillen tussen een contractie in skeletspiercellen, hartspiercellen en gladde spiercellen?

A

Tabel in de afbeelding kennen!

Legenda:
Ach - acetylcholine
CaM – calmoduline
CICR – Ca2+-induced Ca2+ release
GPCR – G-protein coupled receptor
IP3 – inositol trifosfaat
MLCP – myosin light chain phosphatase
RYR – ryanodine receptor
SR – sarcoplasmatisch reticulum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verschil tussen de frequentie van de elektrische activiteit van een slow wave tussen de maag, dunne darm en colon en hoe worden deze frequenties gemaakt en los van elkaar gehouden?

A

In de maag (3/minuut), dunne darm (9-12/minuut) en colon (3/minuut)
In het bovenste deel van de maag, net onder oesophagus sphincter zit een pacemaker, de golf hiervan gaat door de hele maag. De volgende sphincter (pylorus sphincter) isoleert de contractiegolf zodat hij niet verder doorloopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat gebeurt er als je een slow wave omlaag of omhoog brengt en met wat kan dit?

A

Omlaag: de darm gaat in rust
Omhoog: de cel trekt sneller samen
Kan je met EPSP’s/IPSP’s (exciterende postsynaptische potentialen/inhiberende) reguleren, want deze hebben invloed op de prikkelbaarheid.
–> Je hebt 100 verschillende neurotransmitters die invloed op de activiteit hebben en onder verschillende omstandigheden kan het verschillend reageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe worden onderdelen van de tractus digestivus via zenuwen aangestuurd?

A
  • Parasympatisch systeem: innervatie gladde spiercellen, verwerking spijsvertering omhoog (d.m.v. postganglionaire muscarine receptor)
  • Sympathisch systeem (fight en flight): vaten van de tractus digestivus dichtzetten (HMV omhoog voor meer bloed naar spieren)
  • Nucleus tractus solitarius: ontvangt sensorische informatie over de organen via de hersenzenuwen
  • Plexus entericus: intrinsieke neuronen van de darmen die o.a. de activiteit van het maag-darmkanaal regelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat doet de plexus entericus en waar zitten de plexussen?

A

Intrinsieke neuronen van de darmen, zitten in:
- Mucosa
- Submucosa (plexus van Meissner)
- Myentericus (plexus van Auerbach): bestuurt voornamelijk secretie processen

Essentieel voor functioneren maag-darmkanaal. Plexi regelen activiteit en zijn controlecentra, dankzij dit zelfstandige peristaltiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is peristaltiek?

A
  • Knijpende beweging van een buisvormig orgaan die ervoor zorgt dat de inhoud ervan vooruitkomt
  • Proximaal een contractiegolf van circulaire spieren distaal van de bolus relaxatie
  • Complexe beweging die als golf voortrolt
  • Gecoördineerd door plexus entericus
  • Ritmisch aan- en ontspannen van circulaire spierlagen in de wand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke spieren zijn betrokken bij peristaltiek en wat doen deze?

A
  • Circulaire spierlagen: voedselbrij voortduwen
  • Longitudinale spierlagen: maken orgaan (bijv. oesophagus) korter waardoor transport over afstand sneller gaat, mechanoreceptoren zorgen dat ze samentrekken

Lengtespieren trekken altijd voor de voedselbrij samen en kringspieren altijd erachter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wanneer zal de sluitspier tussen oesophagus en maag ontspannen en aanspannen?

A

Ontspannen: net voordat het voedsel eraan komt
Aanspannen: zodra het voedsel er langs is, zodat de zure maaginhoud niet in de slokdarm terug komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar zorgt de n. vagus voor m.b.t. peristaltiek in de oesophagus?

A

N. vagus geeft acetylcholine af voor contractie van glad spierweefsel in de oesophagus –> zorgt dat de onderste sphincter kan ontspannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat gebeurt er bij achalasie?

A

De onderste sphincter (LES) ontspant niet goed. De normale golf voor inhibitie is verstoord, want de remmende innervatie werkt niet goed. Je krijgt slikklachten, een verdikking van de oesophagus voor de sluitspier of een reflux (terugstromen van maaginhoud in de slokdarm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn de twee belangrijkste centra voor eetlust in de hypothalamus?

A
  • Verzadigingscentrum (VMN): mediale kant van hypothalamus, bij een laesie zul je geen verzadiging voelen en blijven eten
  • Hongercentrum (LHA): laterale kant van de hypothalamus, bij een laesie voel je geen honger meer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welk deel in de hersenen is betrokken met de eetlust en hoe ontvangt deze prikkels?

A

Hypothalamus
- Prikkels van de maag gaan met n. glossopharyngeus (IX) en n. vagus (X) via tractus solitarius hiernaartoe
- Via bloed kan ook informatie worden doorgegeven (bijv. vetcellen die hormonen afgeven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe heet het centrum dat het verzadigingscentrum en hongercentrum aanstuurt en welke 2 soorten neuronen heeft deze?

A

Nucleus archuales (ARC)
- Anorexigene neuronen: produceren POMC wat hormoon alfa-MSH produceert. Dit hormoon kan binden aan melinecortine receptoren en het verzadigings-/hongercentrum remmen –> kunnen leiden tot anorexia (verlies honger)
- Orexigene neuronen: stimuleren verzadigings-/hongercentrum en worden geremd door insuline, ghreline (door lege maag geproduceerd) en leptine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat gebeurt er bij een inname van glucose en wat als je een tijdje niet gegeten hebt?

A
  1. Insuline spiegel stijgt
  2. Insuline stimuleert anorexigene neuronen en remt orexigene neuronen
  3. Negatieve feedback verzadigingscentrum –> je krijgt verzadigingsgevoel
  4. Lege maag maakt hormoon ghreline
  5. Verhoogde ghreline productie zorgt voor stimulatie orexigene neuronen en remming anorexigene neuronen
  6. Je krijgt een honger gevoel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is het verschil tussen iemand met veel vet en weinig vet?

A

Veel eten –> veel vet –> lichaam maakt door vetinname leptine aan waardoor de eetlust afneemt
Weinig vet –> minder leptine –> meer trek op langere termijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn kenmerken van het slikproces?

A
  • Willekeurig en onwillekeurig: je kunt bewust slikken maar als de beweging in gang is gezet kun je hem niet meer tegenhouden
  • Nauwkeurig proces: anders verslik je je
  • Vrijwillige proces wordt overgenomen door een onwillekeurig proces in de slokdarm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hoe verloopt het slikproces?

A

Orale fase: Tong met voedsel rolt af naar achteren en komt in contact met je pharynx
Faryngeale fase: tong beweegt verder naar achter, reflexmatig sluit je epiglottis (voorkomen voedsel in trachea)
Oesophageale fase: UES sluit reflexmatig en zorgt dat voedsel wordt weggewerkt in je slokdarm en gaat verder door via de de peristaltische beweging (ritmische slow wave bewegingen (geïnitieerd door n. vagus))

Slikken initieert dus pharyngeale en oesophagale peristaltiek en sphincter relaxatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wanneer openen en sluiten de (onderste en bovenste) sphincters tijdens het slikproces?

A

Als bovenste sphincter open gaat, doet de onderste dat ook, pas als de voedselbrij gepasseerd is sluiten ze weer
Drukgolf in de pharynx is kort, in bovenste is altijd druk en valt even weg bij slikken (hierna een kleine korte verhoging), de onderste is een tijdje zonder druk bij het open staan en heeft ook een kleine korte verhoging na het sluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat zijn de belangrijkste functies van de maag?

A

Opslag voedsel
Vertering:
- mengen enzymen, vloeistof en bolus
- kneden
- secretie hormonen en protonen
- productie chymus (half verteerde brij in de maag)
Bescherming
- mechanisch: dingen opslaan om schade in darmen voorkomen
- chemisch: voorkomt dat zuur schade aanricht
- bacterieel: door de zure omgeving worden bacteriën en micro-organismen gedood in de maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke verschillende soorten cellen zitten in de mucosa van de maag?

A
  • Pariëtale cellen: fundus en corpus (produceren HCL en IF)
  • Muceuze (nek) cellen: cardia (mucusproductie voor coating en dat de maag niet wordt aangetast door lage pH of enzymen)
  • Hoofdcellen: (productie pepsinogeen (voorloper pepsine))
  • Gastine cel: antrum (produceert gastine (D-cel: somatostatine))
  • Enterochromaffiene cel: (productie histamine)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Hoe gebeurt het leiden van de bolus van de mond richting anus?

A

Onder invloed van korte reflexbogen
Rekreceptor bij de bolus geeft een signaal via interneuronen richting kringspieren, waardoor achter de bolus contractie plaats vindt (o.i.v. acetylcholine) en voor de bolus relaxatie (o.i.v. NO en VIP). Ook een signaal naar lengtespieren voor contractie (o.i.v. acetylcholine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Welke fasen zijn er tijdens het eten te onderscheiden?

A
  • cephale fase: het zien van voedsel activeert de maag
  • gastrische fase: voedsel zien en ruiken stimuleert de maag tot productie van maagsappen (endocriene cellen)
  • intestinale fase: regelsysteem in duodenum (hormonen) en zenuwstelsel oefenen invloed uit op de maagactiviteit. Te zuur –> HCL-afgifte geremd, te alkalisch (basisch) –> HCL-afgifte extra gestimuleerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat doen chemoreceptoren in het duodenum?

A

Meten de samenstelling van wat er vanuit de maag geloosd wordt.
Heel veel eiwit, vet en zuur –> maag geremd en pylorus gesloten
Te weinig eiwit, vet en zuur –> pylorus open
Onder invloed van een terugkoppelsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Waar zijn de verschillende onderdelen in de maag belangrijk voor?

A
  • Cardia: bevat pacemaker cellen die het ritme van de maagcontractie bepalen
  • Fundus en corpus: geschikt om veel voedsel op te slaan zonder dat de druk toeneemt
    Lengte- en kringspier lagen zijn in verschillende verhoudingen aanwezig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Hoe verloopt de motoriek in de maag (voortstuwing en vertering van voedsel naar het duodenum)?

A

Bij eten rekt de fundus –> ruimte in de maag neemt toe (door efferente en afferente neuronen van n. vagus doorgave informatie) –> voedsel in de maag opslaan –> druk op de buik –> verzadigingsgevoel –> spijsverteringssappen worden toegevoegd –> antrum zorgt voor contractie en kneden voedselbrij –> retropulsie totdat de brij klein genoeg is vermalen –> door de pylorus naar duodenum

retropulsie: voedsel terugduwen richting corpus
pylorus: sterke kringspier uitgang maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is receptieve relaxatie en wanneer kan hier een probleem ontstaan?

A

Het relaxatie mechanisme in de maag verzorgt de opslag in de maag

Verstoort bij diabetes of n. vagus problemen –> alleen kleine porties eten, want de maag kan niet uitdijen/ontspannen waardoor de druk erg toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat gebeurt er als je gaat overgeven?

A

Het motorprogramma van de golfbeweging van boven naar beneden wordt omgekeerd, dit verloopt via de n. vagus en parasympathische zenuwstelsel. Dit kan als gevolg van pijn, walging of informatie uit andere systemen ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Hoe verlopen receptieve relaxatie en compartimalisatie in de dunne darm?

A

Receptieve relaxatie: via inhibering van het stuk darm voor de voedselbrij (voortduwingsproces ook zo)
Compartimalisatie: stukjes voedsel worden in kleine porties gekneed waardoor de voedselbrok goed verdeeld en verteerd wordt, daarna wordt het over grote afstanden sneller voortgeduwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Waaruit bestaat de motoriek van de dunne darm?

A
  • Segmentale insnoeringen
  • Pendelbewegingen: heen-en-weer bewegingen van voedsel door de dunne darm
  • Rimpelingen van het slijmvlies
  • Darmvlok bewegingen
  • Peristaltische golven

–> belangrijk voor verdere vertering en opname stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat is het MMC proces (migrating myoelectric complex)?

A

Komt op gang als je niet eet en zorgt ervoor dat het hele maag-darmkanaal in 1x wordt schoongespoeld. Hele sterke contracties lopen van de maag tot dikke darm waarbij de pylorus open staan. Het hongergevoel is dus een samentrekking van de maag en gaat pas weer weg als je eet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat gebeurt er met de voedselbrij in de dikke darm?

A

Brij wordt ingedikt, opgeslagen en uiteindelijk verwijderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat is defecatie?

A
  • Via de anus laten ontgaan van ontlasting
  • Autonoom en animaal proces
  • Interne sphincter niet onder invloed van de wil (autonoom), de externe wel (animaal)
  • Interne anale sfincter: glad spierweefsel met aandrang tot defecatie
  • Externa anale sfinter: dwarsgestreepte spieren want je kunt je ontlasting kunt ophouden
  • Plexus niet goed aangelegd –> bepaald deel darm altijd contractie (ziekte van Hirschsprung) –> voedsel hoopt op
47
Q

Waaruit bestaat het systema urinaria en welke kenmerken heeft het?

A

Nieren, urineleiders, blaas en urethra
- Nieren produceren zo’n 0,5-5 L per dag
- Urineafvoer via ureters (urineleiders)
- Ureter is zo’n 25-30 cm lang en komt via het ostium ureteris (opening) uit op de blaas
- Blaas slaat urine op, afgesloten door sphincter
- Blaas kan 500-700 ml urine op slaan (vrouwen meer dan mannen)
- Bij een open sphincter (blaas open) en druk op de blaas stroomt urine in de urethra (urinebuis)
- Ostium urathrae internum (begin urethra) en ostium urethrae externum (einde urethra)

48
Q

Wat is de ligging van de nieren?

A

Retroperitoneaal (achter peritoneum) tussen wervels T12-L2. Bovenop zit de bijnier. Hij rust op m. psoas major en m. quadratus lumborum.
- Rechter nier omgeven door duodenum, jejunum en colon ascendens
- Linker nier omgeven door maag, pancreas, milt en colon descendens

49
Q

Wat zijn de verschillende lagen/vliezen om de nieren?

A
  • Capsula fibrosa: sterk vlies dat strak om de nier ligt
  • Capsula adiposa: vet kapsel dat 2 delen heeft, heeft perirenaal vet (binnen fascia renalis en buiten renalis)
  • Fascia renalis: Zit los om de nier en capsula adiposa, vet beschermt de nier en houdt het op zijn plek
50
Q

Wat is de bewegelijkheid van de nieren?

A
  • Zijn beweeglijk
  • Liggen los en gaan met de ademhaling op en neer (door verbinding met diafragma)
  • Wandelende nieren: nieren komen losser als je veel vet verliest tijdens een ziektebed (capsula adiposa)
  • Zwerfnier: een afgedaalde nier, heeft geen goede bloed aan-/afvoer meer, ureter kan knikken (urineophoping in de nier –> afsterving)
51
Q

Wat zijn de belangrijkste onderdelen van de nier?

A
  • Cortex renalis (schors): loopt rond de buitenkant af met columna renalis, hierin zit de glomeruli van de nefronen
  • Columna renalis: af en toe een instulping van de cortex
  • Medulla renalis: merg van de nier met nierlichaampjes
  • Pyramide renalis: in het merg, 10/12 stuks, bevat lis van Henle
  • Papilla renalis: via dit komt de pyramide renalis uit in het centrum van de nier
  • Centrum nier: opvang urine
  • Calyx: minoris zitten om de piramides, komen uit op calyx major en dit komt uit op de pelvis renalis die leidt naar de ureter
52
Q

Hoe zijn de nieren gevasculeerd?

A
  • A. renalis: takt af ter hoogte van de a. mesenterica superior
  • V. renalis: ligt boven de arterie, dekt hem af voor het zicht
  • langere bij de linkerzijde, die onder a. mesenterica superior doorloopt, want v. cava ligt rechts t.o.v. wervelkolom en aorta
53
Q

Hoe verloopt de afvoer van lymfe bij de nieren?

A

Lymfeknopen rond de grote bloedvaten en scheiden de nieren (door v. cava rechts en aorta links)
- Knopen links: pre-cavale knopen, laterale-cavale knopen en retro-cavale knopen. Gaan hierna naar de ductus thoracicus –> v. subclavia
- Knopen rechts: pre-aortische knopen, lateraal-aortische knopen en retro-aortische knopen. Zelfde wijze als linker knopen georiënteerd maar dan rond de aorta

54
Q

Wat is een cyste en waarom geeft een polycysteuze nier problemen?

A

Met vocht gevuld blaasje
- Normaal geen probleem door enorme overcapaciteit, wel bij een nier vol cysten.
- Nier verliest een groot deel van de capaciteit.
- Meestal erfelijke oorzaak
- Tumoren kunnen niersparend worden verwijderd, behalve bij te grootte of uitgebreide tumor moet de nier verwijderd worden

55
Q

Wat gebeurt er bij een niertransplantatie en wat heeft nierdialyse hiermee te maken?

A

Nierdialyse hebben mensen die meestal wachten op een donornier
Donornier verhoogt de kwaliteit van leven. Wordt geplaatst in het bekken (hier is ruimte) en de arterie en veen worden op iliacale vaten aangesloten. Stukje ureter wordt aangesloten op de blaas.
Oude nieren blijven meestal zitten, ze zijn a-functioneel maar niet gevaarlijk

56
Q

Waarom en op welke plekken is de bloedvoorziening afhankelijk van de plek van de ureter?

A

Ureter krijgt zijn bloedvoorziening van allerlei structuren waar hij langs loopt.
- Bovenin: a. renalis
- Verder naar beneden: a. testicularis, a. iliaca communis en a. iliaca interna

57
Q

Wat zijn belangrijke kenmerken van de ureter?

A
  • 25-30 cm lang
  • Bloedvoorziening van verschillende structuren
  • Urine loopt door gravitatie en peristaltiek
  • Loopt in zijn geheel retroperitoneaal en duikt dorsaal het kleine bekken in, dan loopt hij subperitoneaal
  • Ureter loopt naar voren, langs uterus en komt uit op de blaas (onder het peritoneum (door ostium ureteris))
  • Wijde ureter en pelvis renalis kan kink of obstructie in de ureter zijn (bijv. niersteen)
58
Q

Wat zijn nierstenen en waar kunnen ze zitten?

A

Verschillende soorten kristallen (merendeel opgebouwd uit calciumoxalaat), water drinken helpt, oxaalzuur voorkomen als je er al een hebt gehad. Bochten zijn gevoelig:
- Overgang pelvis renalis en ureter
- Ureter onder 2 bloedvaten door (a./v. testicularis/ovaria)
- bocht bij oversteken van ureter over iliaca communis
- bocht bij de blaas
–> kunnen dus zitten in nieren, nierbekken, ureter, blaas en urethra

59
Q

Hoe kunnen nierstenen verwijderd worden?

A
  • Steenvergruizer: hoge trillingen waarmee de steen vergruist en uitgeplast wordt
  • Operatief: als met een steenvergruizer niet werkt kan het ook in een operatie
60
Q

Uit welke onderdelen bestaat de blaas?

A
  • Ostium urethrae interna: binnenzijde blaas, driehoekvormige structuur (door 2 openingen en 1 uitgang)
  • Trigonum: stabiele basis voor de in-/uitgangen en voorkomt dat urine terugstroomt in de ureter als de blaas samentrekt, minder rekbaar dan de rest van de blaas
  • Mucosa: binnenste slijmlaag
  • M. detrusor: buitenste spierlaag voor samentrekking van de blaas (sphincter dan ontspannen)
61
Q

Wat zijn belangrijke kenmerken van de urethra?

A
  • Van de vrouw 3 cm van de man 13 cm –> hierdoor vrouw sneller een blaasontsteking
  • Mannen: 2 sphincters, een onder de blaas net boven het prostaat (interne) zodat ejaculaat niet in de blaas terecht komt
  • Zowel mannen als vrouwen hebben een externe sphincter net onder het diaphragma van het kleine bekken (vrouwen alleen deze)
62
Q

Hoe kan men een lokale tumor in de blaas behandelen?

A

Door via een katheter chemovloeistof in te brengen, 2 manieren:
- Blaaspunctie: blaaswand vullen tot boven het os pubis en een naald inbrengen in de blaas
- Blaaskatheter: bij een man de penis recht houden zodat de hele urethra recht is en dan nog draaien, bij de vrouw is het makkelijker

Als de tumor voor een obstructie voor de urethra vormt zal hypertrofie in de spierlaag van de blaaswand ontstaan

63
Q

Wat zijn de 3 belangrijkste functies van de bekkens?

A
  • Voor voortplanting; het bevat de geslachtsorganen
  • Uitscheiding van afvalstoffen; urinewegstelsel en darmen komen uit in het bekken
  • Centrale positie in de houding en bewegingen van het lichaam; darmen rusten in pelvis major en blaas en baarmoeder in pelvis minor
64
Q

Wat zijn de belangrijkste botten, botdelen en gewrichten van het bekken?

A

Zie afbeelding
- Linker en rechter os coxae met os ileum (darmbeen), os pubis (schaambeen) en os ischium (zitbeen)
- Os sacrum met hieraan vast os coccygis (stuitje)
- Pelvis major: ruimte tussen os ilieum, bovenste deel bekken boven linea terminalis
- Pelvis minor: trechtervormig deel waar je in kijkt
- Articulatio sacroiliaca; gewricht tussen sacrum en os ilium
- Symphysis pubica; kraakbenige verbinding tussen beide ossa pubes
- Arcus tendineus: pezige verbinding tussen spina ischiadica en os pubis
- Levatorpoort: tussen de mm. pubococcygei ontstaat een opening

65
Q

Wat zijn de belangrijkste ligamenten, voor welke gaten zorgen deze en wat loopt hier doorheen?

A

Ligamentum sacrospinale (tussen sacrum en spina ischiadica) en ligamentum sacrotuberale (tussen sacrum en tuber ischiadicum)

Vormt 2 gaten:
- Foramen ischiadicus majus: bovenste, hier loopt m. piriformis doorheen
- Foramen ischiadicus minus: onderste, hier loopt m. obturator internus doorheen

66
Q

Wat zijn belangrijke spieren in het bekken en waar zorgen deze spieren voor?

A
  • M. piriformis en m. obturator internus: Vormen de pelvic wall (sluiten groot deel uitgang bekken). Ze lopen richting bovenbeen en zorgen voor rotatie en abductie en vormen de binnenwand van het kleine bekken.
  • M. coccygeus en m. levator ani: Vormen het diaphragma pelvis (sluiten kleine bekken aan onderzijde af). Houden de buikorganen op z’n plaats, vangen buikdruk op en helpen bij mictie en defecatie.
67
Q

Uit welke spieren bestaat de spiergroep m. levator ani?

A
  • M. iliococcygeus: tussen coccygis en loopt door naar arcus tendineus
  • M. pubococcygeus: van os pubis naar m. coccgis
  • M. puborectalis: begint bij os pubis, loopt achter het rectum langs en komt in de vorm van een lus terug bij os pubis
68
Q

Wat is het diaphragma urogenitale?

A
  • Bestaat uit een spierplaat met bindweefsel
  • Sluit de levatorpoort bijna geheel af
  • Biedt een doorgang voor urethra via de sphin cter urethrae externum
  • Andere openingen bieden bij de man doorgang voor a.-/v. dorsalis penis profunda
69
Q

Wat zijn de belangrijkste organen van de man in de bekkenbodem?

A
  • Vesica urinaria: blaas
  • Prostata: prostaat, onder de blaas
  • Vesicula seminalis: zaadblaasjes, dorsaal van de blaas
  • Ductus deferens: zaadleiders, toegang dorsaal van de blaas
  • Ductus ejaulatorius: tussen prostaat en urethra
  • Rectum en anaalkanaal: achter de zaadblaasjes
  • Peritoneum: over de blaas
  • Excavatio rectovesicalis (ruimte van Douglas): holte in het peritoneum tussen blaas en rectum
  • Penis: caudaal en ventraal van het diaphragma urogenitale
  • Scrotum: testis/balzak, caudaal en ventraal van het diaphragma urogenitale
  • Epididymis: bijbal, achterzijde van de testis
70
Q

Wat zijn de uitwendige mannelijke geslachtsorganen?

A

Penis heeft 3 zwellichamen
- Corpus cavernosum: lateraal van de penis, vast aan onderste ramus os pubis (worden soms crus penis genoemt)
- Corpus bulbus spongiosum: zit met bulbus penis mediaal vast aan perineum (gebied tussen scrotum en anus), hoe meer distaal hoe breder
- Glans penis: aan het einde van de penis. Voorste deel bedekt met voorhuid (preputium penus (verbonden door frenulum)). Hierin zit ostium urethrae externum (einde urethra). Bovenkant = dorsaal, onderkant = ventraal.

71
Q

Hoe is het bekken en de penis gevasculariseerd?

A
  • a.- en v. pudenda interna zorgen voor vascularisatie van gehele perineum –> afkomstig uit a.- en v. iliaca interna
  • Scrotum voorzien door a.- en v. pudenda externa, arterie komt uit a. femoralis
  • Zwellichamen penis krijgen bloed van a. dorsalis penis (afkomstig uit a. pudendus)
72
Q

Hoe wordt het bekken geïnnerveert?

A

Zenuwen penis afkomstig van gemengde n. pudendus –> afkomstig van S2, S3 en S4 (somatomotorisch en somatosensorisch)
- Motorische innervatie: van de bekkenbodemspieren en perineum spieren
- Sensorische informatie: van de glans penis
- De n. cavernosum is actief bij een seksuele prikkel (parasympatisch)

73
Q

Wat gebeurt er bij een erectie en wat voor soort proces is het?

A

Hemodynamisch proces, dat gebeurt bij parasympatische activatie.
- In corpus cavernosum gekronkelde arteriën met aangespannen spierweefsel eromheen –> weinig bloed in zwellichamen (slappe penis)
- Gekronkelde arteriën ontspannen bij erotische prikkel –> extra bloedtoevoer dus verhoogde bloeddruk –> penis in erecte toestand
- Afvoerende venen zijn tijdens erecte toestand vrijwel dichtgedrukt –> in stand houden erectie
- Vlies rond de penis zorgt voor extra tegendruk bij een erectie
- Stevig fascia om bulbus spongiosum zodat de urethra niet dichtgedrukt wordt –> dan geen erectie mogelijk

74
Q

Waar zorgt viagra voor?

A

Viagra remt fosfodiësterase 5, zodat cGMP niet wordt afgebroken en spieren ontspannen blijven –> dit zorgt voor een langdurige erectie en dus helpt viagra voor een langdurige erectie, maar niet bij het krijgen van een erectie

–> sildenafiel, tadalafil en vardenafil hebben een soort zelfde werking

75
Q

Hoe komt een penis in erecte toestand en hoe komt hij weer in een slappe toestand?

A

Erecte toestand:
1. NANC-zenuw geeft NO (stikstofoxide) af
2. Hierdoor wordt guanylaat cyclase geactiveerd
3. Dit zet GTP om in cGMP
4. [Ca2+] spiercellen neemt af
5. Spiercellen ontspannen en de penis wordt stijf

Slappe toestand:
1. Fosfodiësterase 5 kan cGMP afbreken tot CMP
2. Afname van cGMP zorgt voor een stijging van [Ca2+]
3. Spiercontractie waardoor bloed uit de vaten wordt geperst en de penis slap wordt

76
Q

Wat zijn belangrijke kenmerken van de testis en het ejaculaat van de man?

A
  • Temperatuur testis belangrijk voor kwaliteit ejaculaat
  • Ejaculaat bestaat uit zaadcellen (10%), vloeistof uit de vesicula seminalis en prostaatvloeistof
  • Sphincter m. urethra interna voorkomt dat ejaculaat de blaas in stroomt
  • Vasectomie (sterilisatie): ejaculaat bevat dezelfde vloeistoffen maar geen zaadcellen
77
Q

Waarom is de vascularisatie van de testes anders dan de andere mannelijke geslachtsorganen?

A

De testes zijn op het niveau van de nieren ontwikkeld en later ingedaald en de bloedvaten zijn mee gedaald door het lieskanaal.
A.- en v. testicularis zorgen voor vascularisatie waarbij a. testicularis van de aorta komt
- Linker v. testicularis via de v. renalis
- Rechter v. testicularis via de v. cava inferior

78
Q

Op welke manieren wordt de optimale temperatuur voor de testis gewaarborgd die net iets onder de normale lichaamstemperatuur ligt?

A
  • Plexus pampiniformis: v. testicularis vormt een groot netwerk om de a. testicularis. Hier vindt warmte uitwisseling tussen vene en arterie plaats en wordt het arteriële bloed afgekoeld
  • M. cremaster zit om de zaadstreng: als deze samentrekt worden de testes naar het lichaam getrokken voor warmte (dwarsgestreepte spier die je niet op eigen wil kunt aansturen)
  • M. tunica dartos: in het scrotum en kan het laten samentrekken waardoor het warmte vasthoudt
79
Q

Hoe loopt de ductus deferens en wanneer wordt dit de ductus ejaculatorius?

A

Ductus deferens loopt vanaf de epididymis omhoog, t.h.v. de vesica urinaria buigt hij over de ureter naar beneden. Als hij fuseert met vesicula seminalis wordt het ductus ejaculatorius genoemd. Deze loopt door de prostaat en hij voegt zich hierin bij de urethra. Het urethra loopt door het corpus spongiosum naar het ostium urethrae externum

80
Q

Wat is er gebeurt bij een retrograde ejaculatie?

A

Als de sphincter internus in het diaphragma urogenitale niet meer functioneert kan het ejaculaat in de blaas stromen, er ontstaat dan een droog orgasme

81
Q

Welke soorten tumoren kunnen er in het prostaat zitten?

A
  • Carcinoom: kwaadaardig, bevindt zich achterin de prostaat, is via het rectum te voelen
  • Goedaardige: ligt om de urethra, kan voor problemen bij het plassen zorgen
82
Q

Hoe vindt de vascularisatie van de inwendige geslachtsorganen van de man plaats?

A
  • Arteriële bloed: komt uit aftakkingen van a. iliaca interna. Behalve a. testicularis (uit aorta), a. rectalis superior (uit a. mesenterica inferior) en a. pudenda externa (uit a. femoralis)”
  • Veneuze bloed: voornamelijk via v. iliaca interna. Behalve v. rectalis superior, v. pudenda externa en v. dorsalis superficialis penis.
  • De v. dorsalis profunda penis draineert via de plexus venosus prostaticus.
  • Veneuze plexi rond het bekken en geslachtsorganen hebben onderlinge anastomosen en staan in verbinding met de plexus venosus vertebralis
83
Q

Hoe verloopt de lymfeafvoer het bekken?

A

De lymfeafvoer geschiedt voor het grootste gedeelte door lymfevaten die meelopen met de arteriën, behalve lymfatisch systeem testis: wordt afgegeven aan de liesknopen.

84
Q

Hoe verloopt de innervatie van het mannelijk geslachtsorgaan?

A

Verloopt volgens de bijgevoegde tabel.

85
Q

Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen het bekken van de man en vrouw?

A
  • Promontorium (naar ventraal uitstekende deel sacrum) steekt bij mannen meer uit dan vrouwen waardoor bekkeningang vrouwen groter is
  • Spinae ischiadicae steken bij mannen meer mediaal en vrouwen meer lateraal
  • Arcus pubis van de man vormt een scherpere hoek (50-60 graden) dan die van de vrouw (80-95 graden)
86
Q

Wat zijn de bekkenmaten van het vrouwelijke bekken en wat hebben deze met het baringskanaal te maken?

A

Baringskanaal: tussen bekkeningang en bekkenuitgang
Aantal groottes van belang om te kijken of het baringskanaal groot genoeg is voor een normale bevalling:
- Afstand tussen symphysis pubica (os pubis) en promontorium
- Afstand tussen onderkant os coccygis en onderkant symphysis pubica

87
Q

Wat is het verschil tussen het diaphragma pelvis van de man en vrouw?

A

Beide hebben een m. coccygeus en m. levator ani, alleen de vrouw heeft nog een spier; m. pubococcygeus. Deze loopt van os pubis, achter de vagina langs, en komt terug bij het os pubis (de pubo vaginale spier)

88
Q

Wat is het verschil tussen het diaphragma urogenitale van de man en vrouw?

A

Bij de vrouw zitten er 2 openingen in (voor urethra en de vagina) en bij de man maar 1. Net onder het os pubis zit een kleine opening voor de a.- en v. profunda clitoridus

89
Q

Wat zijn de zwellichamen van de vrouw en waar bestaan deze uit?

A
  • Crus clitoridis: benen van clitoris, zelfde weefsel als cavernosum van de penis
  • Bulbus vestibuli: schaamlippen (labium minus), gespleten en aan beide zijden van de bagina, zelfde weefsel als corpus spongiosum penis
  • Klier van Bartholin: dorsale zijde, voortvloeisel uit de bulbus vestibuli en het zorgt voor lubricatie (vochtigheid) van de vagina
90
Q

Wat zijn de inwendige geslachtsorganen van de vrouw die een man niet heeft?

A
  • Peritoneum: boven op de blaas en uterus
  • Excavatio recto-uterina (ruimte van Douglas): eerste plooi in het peritoneum
  • Excavatio vesico-uterina: tweede plooi in het peritoneum
  • Cervix: Onder de uterus, mondt uit in de vagina
  • Vestibulum vagina: hier komt de vagina op uit
91
Q

Wat zijn de uitwendige geslachtsorganen van de vrouw?

A
  • Mons pubis: venusheuvel
  • Labium major: grote schaamlippen
  • Labium minor: kleine schaamlippen, hierin mondt het ostium urethrae externum uit (urethra)
  • Clitoris: bestaat uit glans clitoridis, corpus clitoridis en crusclitoridis. Zit vast aan de onderste ramus van het os pubis.
  • Bulbus vestibuli: tweede zwellichaam, beide zijden onder de labium major en lateraal van de labia minor.
  • Glandula vestibularis major: hierin komt de bulbus vestibuli uit. Zorgt voor bevochtiging tussen labia minora
  • Glandula vestibularis minor: in de bulbus vestibuli, zorgt voor lubricatie van het vestibulum vagina (ong. 20 stuks)
  • Vestibulum vagina: opening tussen de labia minor
92
Q

Uit welke onderdelen bestaat het vrouwelijk urogenitaal stelsel?

A
  • Ovarium: eierstok
  • Tuba uterina: eileider, zit tussen uterus en ovarium, eindigt in infundibulum tubae
  • Infundibulum tubae: trechtervormige structuur met ‘vingertjes’, liggen over ovarium en kunnen een eicel opvangen
  • Uterus: baarmoeder, bestaat uit 2 lagen; myomentrium (spierlaag) en endometrium (slijmvlies)
  • Cervix: baarmoedermond
  • Vagina
  • Ligamentum ovarri proprium: ligament dat ovarium verbindt aan de uterus
  • Ligamentum teres uteri: loopt door het lieskanaal
93
Q

Hoe loopt het peritoneum in de vrouw?

A
  • Gaat van de buikzijde over de blaas, over uterus en langs het rectum omhoog
  • Drapeert lateraal over ovarium en tubae heen en vormt caudaal hiervan en lateraal van de uterus een dubbelvlies (ligamentum latum uteri)
  • Mesovarium: vlies dat over het ovarium en ligamentum ovarii proprium heen ligt
  • Mesosalpinx: tuba uterina zit hieronder
94
Q

Hoe is de ligging van de uterus in de vrouw?

A
  • Over de blaas heen
  • Positie bepaald door 2 hoeken: versio hoek (tussen vagina en cervix uteri) en flexio hoek (tussen cervix uterien en corpus uteri)
  • Normale situatie: anteversio en anteflexio
  • Bepaalt vruchtbaarheid van de vrouw
  • Utero vaginale prolaps: uterus zakt door de vagina heen (bekkenbodemspieren niet sterk)
  • Ligamenten en bekkenbodemspieren houden hem op zijn plek –> na bevalling trainen om utero vaginale prolaps te voorkomen
95
Q

Wat is een fistula en op welke plekken kan deze zitten (met bijpassende naamgeving)?

A

Structuren worden weggedrukt als een baby te lang in het geboortekanaal vastzit, deze ontvangen geen bloedtoevoer en er ontstaat necrose. Hierdoor kunnen doorgangen (fistula’s) ontstaan.
- Vesico-uterine fistula: doorgang tussen blaas en uterus –> urine uit blaas in de uterus
- Vesicovaginale fistula: doorgang tussen blaas en vagina –> urine uit blaas in de vagina
- Urethrovaginale fistula: doorgang tussen urethra en vagina –> urine uit urethra in de vagina
- Rectovaginale fistula: doorgang tussen rectum en vagina –> faeces uit rectum in vagina

96
Q

Hoe verloopt de vascularisatie van het vrouwelijke genitale stelsel?

A
  • Arterieel bloed: a.- en v. pudenda interna (afkomstig uit a. iliaca interna!) zorgt voor vascularisatie van alle spieren rond anus en zwellichamen. Niet afkomstig van a. iliaca interna: a. ovarica (aorta), a. rectalis superior (a. mesenterica superior) en a. pudenda externa (a. femoralis).
  • Anastomosen tussen a. uterina en a. pudenda interna met a. pudenda externa
  • Veneuze afvoer: voornamelijk via v. iliaca interna, behalve: v. ovarica, v. rectalis superior en v. pudenda externa.
  • Bloedvoorziening ovaria via aorta en afvoer via v. cava inferior en v. renalis omdat deze is ingedaald (net als de testis)
  • Veneuze plexi rond bekkenorganen hebben onderlinge anastomosen –> ook in verbinding met v. azygos systeem en plexus venosus vertebralis
97
Q

Hoe verloopt de lymfeafvoer van het vrouwelijke genitale stelsel?

A
  • Uterus: via lymfeknopen langs a. iliaca communis: nodulus iliaca communis, - interna en - externa
  • Uitwendige genitaliën: voornamelijk knopen in het lieskanaal (in verbinding met truncus lumbales) –> ductus thoracicus
  • Ovarium: lumbale lymfeknopen: nodulus cavales lateralis en nodulus aortici lateralis
98
Q

Waarvoor is Addyi (flibanserin)?

A

Libido verhogend middel dat het beloningssysteem in de hersenen beïnvloed zodat het bij de vrouw een verhoogd verlangen en interesse naar seks stimuleert
Heeft dezelfde werking als testosteron

99
Q

Hoe verloopt de innervatie van het vrouwelijk genitale stelsel?

A

Leer de tabel!
- Ook nog een aftakking van de n. genitofemoralis die voor de innervatie van het voorste gedeelte van de lamina major zorgt

100
Q

Wat heeft meiose met voortplanting te maken en wat is het?

A

Vindt plaats in voortplantingscellen (geslachtscellen). Zorgt voor een reductiedeling:
in diploïde cellen met 46 chromosomen, haploïde cellen met 23 chromosomen maken
Cross-over: uitwisseling tussen chromosomen tijdens meiose, zorgt dat mensen verschillen van elkaar en de ouders
- Eicellen zijn in voortplanting groot, zaadcellen heel klein (heten gameten)

101
Q

Wanneer kun je bij een embryo zien welk geslacht het heeft en wat gebeurt er dan?

A

Vanaf week 6 is dit te zien
Gonaden groeien uit tot testis of ovarium
Gang structuren van Wolff en Müller ontwikkelen in een bepaalde richting (man of vrouw) en de vorming van de echte nier begint

102
Q

Bij welke van de volgende chromosoomtypen is iemand een man en wanneer een vrouw en welke factor is dus bepalend?
46 XX
46 XY
45 X
47 XXY

A

46 XX –> vrouw (normaal)
46 XY –> man (normaal)
45 X –> vrouw (Turner syndroom)
47 XXY –> man (Klinefelter syndroom)

Aanwezigheid of afwezigheid Y-chromosoom bepaalt het geslacht

103
Q

Wat is het verschil tussen het X- en Y-chromosoom en wat is de pseudo-autosomale regio (PAR)?

A
  • Y is vanuit evolutie uit de X ontstaan
  • Hebben de PAR overeenkomstig: zelfde als een autosoom dus X en Y hebben dezelfde genetische eigenschappen
  • X heeft ong. 1000 genen, de Y veel minder, MSY stukje op de Y heeft 79 genen voor 27 eiwitten
104
Q

Wat zijn de stappen van chromosomaal geslacht naar vrouw of man?

A

Stap 1: gondaal geslacht, testikels of ovaria
Stap 2: fenotype: man of vrouw (van binnen, van buiten en in de hersenen)

105
Q

Hoe vindt de ontwikkeling van chromosomaal naar gonadaal geslacht plaats?

A
  • Aanwezigheid SRY-gen: indifferente gonaden worden testis, want het codeert voor een transcriptie factor (eiwit) die regulatie van andere genen beïnvloed en de ontwikkeling van testis beïnvloed. Met alleen dit gen vorm je dus de testis, niet spermatogenese (ander gen op Y)
  • Afwezigheid SRY-gen: geen ontwikkeling van de testis
106
Q

Hoe is het SRY-gen ontdekt en wat betekend dit?

A
  • Bij analyse van 46 XX mannen
  • Stukje van het Y-chromosoom was op hun X-chromosoom terecht gekomen door een foute cross-over (zeldzaam want Y en X zitten tijdens meiose maar een heel klein stukje aan elkaar gebonden (grote open rits))
  • Zijn onvruchtbaar, want ze hebben geen spermatogenese –> eiwit verder op het Y-chromosoom want niet mee is gekomen
  • Je hebt ook 45 XY vrouwen, zij hebben een mutatie in SRY-gen en zijn dus onvruchtbaar (ovarium niet functioneel)
  • Als je in een XX muizenembryo SRY inspuit zal het ook een mannetje worden –> ultiem bewijs
107
Q

Hoe werkt SRY (wat zijn de stappen)?

A
  1. SRY bindt als dimeer aan DNA
  2. SRY zet het SOX9 gen aan
  3. SOX9 gen vormt SOX9 eiwit en een groeifactor en heeft transcriptiefactor eigenschappen en andere domeinen
  4. Er zal ontwikkeling van de testis plaatsvinden (vorming buisjes en bepaalde bloedvaten structuur)
  5. De groeifactor die SOX9 gen vormt zet weer andere SOX9 genen aan waardoor er een positieve feedbackloop is
108
Q

Hoe verloopt de ontwikkeling van het ovarium?

A
  • De vrouw heeft WNT-signaling en FOXL2 (TF) die SOX9 onderdrukken, deze factoren worden geïnduceerd door ovarium vorming
    –> factoren winnen de strijd van onderdrukking van SOX9, maar niet als SRY ook nog SOX9 activeert en dan zal er alsnog testis vorming plaatsvinden
    –> pas als er geen Y-chromosoom en geen SOX9 is, zal WNT-signaling en FOXL2 winnen en zal er ovarium vorming plaatsvinden
109
Q

Waarvoor zijn de gangen van Müller en Wolff en tot wat zullen deze ontwikkelen?

A
  • Gang van Müller: voor genitale stelsel vrouwen, eileiders en baarmoeder
  • Gang van Wolff: voor genitale stelsel mannen, bijbal, zaadleider en zaadblaas
  • Hormonen bepalen wat er gebeurt, de gangen voeren het uit
110
Q

Welke hormonen zijn betrokken bij de gangen van Müller en Wolff en wat is hun functie?

A
  • Anti-müllerse gang hormoon: in de man, zorgt dat de müllerse gang wordt afgebroken
  • Testosteron: in de man, zorgt dat de gang van Wolff kan overleven
    –> Afwezigheid van beide hormonen in de vrouw zorgt dus voor de ontwikkeling van gang van Müller en afbraak gang van Wolff
  • Insulin-like factor 3: groeifactor, betrokken bij de testis indaling
111
Q

Hoe werkt het hormoon testosteron?

A

Normale werking als steroïd hormoon:
1. Testosteron gaat de cel in en bindt hier aan een androgene receptor
2. Androgene receptor bindt aan het DNA en werkt als transcriptiefactor
Maar er is ook testosteron nodig voor het uitwendige genitaal van de man:
1. Testosteron wordt door enzym 5 alfa-reductase omgezet in dihydro-testosteron (DHT)
2. DHT bindt met een hogere affiniteit aan een androgeenreceptor

112
Q

Wanneer ontstaat het vrouwelijke uitwendige genitaal (vagina) en waarvoor zorgt oestradiol?

A
  • Afwezigheid van dihydro-testosteron zorgt voor een vagina
  • Oestradiol ontstaat uit testosteron via aromatase, belangrijk voor in de puberteit
113
Q

Wat gebeurt er tijdens de foetale ontwikkeling en tijdens de puberteit van een 46 XY (man)?

A

**foetaal en puberteit

Testosteron/dihydrotestosteron:
- mannelijke ontwikkeling genitalia
- mannelijke hersenontwikkeling

- spermatogenese
- extra spierontwikkeling
- stemverlaging
- baardgroei
- testosteron remt oestradiol voor borstontwikkeling

Anti-müllerse-gang-hormoon
- vernietigd gangen van Müller
- voorkomt groei van eileiders en baarmoeder

114
Q

Wat gebeurt er tijdens de foetale ontwikkeling en tijdens de puberteit van een 46 XX (vrouw)?

A

foetaal en puberteit

Laag niveau testosteron vanaf puberteit en daarvoor niet:
- vrouwelijke ontwikkeling genitalia
- vrouwelijke hersenontwikkeling

- vrouwelijke spierontwikkeling
- oksel- en schaambeharing
- jeugdpuistjes en zweetgeur

Geen anti-müllerse-gang-hormoon:
- gangen van Müller ontwikkelen zich tot eileiders en baarmoeder

Oestradiol:
- ovariumfunctie en cyclus
- vrouwelijke lichaamsvormen met borstontwikkeling