Geneeskunde 1A HC week 11 Flashcards

1
Q

Wanneer iets iets een rechtsnorm?

A
  • het schrijft gedrag/handelswijze voor (wat is het goede om te doen, hoe moet je je gedragen)
  • de regels zijn bekend en bereikbaar voor iedereen
  • de regels zijn afdwingbaar (corrigeren als je je er niet aan houdt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is gezondheidsrecht?

A

Al het recht m.b.t. de gezondheidszorg en ander recht van toepassing op verhoudingen in de gezondheidszorg
- iedereen wordt geacht de wet te kennen
- gezondheidszorg heeft heel veel wetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn belangrijke grondrechten?

A
  • recht op privacy
  • onaantastbaarheid van je lichaam
    Je moet eerst een wet hebben die inbreuk hierop mogelijk maakt voordat je dat mag doen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn belangrijke gezondheidswetten?

A
  • verhouding tussen arts en patiënt (dossier bijhouden, geheimhouding, toestemming krijgen, informatie geven)
  • wie zich arts mag noemen en de 14 handelingen
  • wet kwaliteit, klachten en geschillen in de zorg (fouten, melden)
  • overeenkomstrecht (jij geeft goede zorg en de patiënt geeft jou alle informatie over zichzelf)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke informatie moet je aan de patiënt geven over de medische behandeling/diagnose/ect.?

A
  • informatie moet tijdig gegeven worden
  • het doel en de belangrijkste risico’s/nadelen moeten besproken worden
  • bijna gelijke alternatieven en niet-behandelen aanbieden
  • prognose bij behandelen en niet-behandelen
  • op welk termijn behandelen kan plaatsvinden
  • kijken naar de situatie en wensen van de patiënt
  • patiënt uitnodigen om vragen te stellen (of ander moment de gelegenheid geven)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op welke manier moet je informatie aan de patiënt geven?

A
  • op een duidelijke wijze (zo weinig mogelijk vaktermen)
  • schriftelijke informatie/filmpje mogelijk als aanvulling –> nooit als enige informatiebron voor de patiënt
  • in principe doe je dit altijd mondeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke manier van toestemming geven is vaak gevraagd?

A
  • Mondelinge toestemming: bijna in alle gevallen gewoon oke als niet staat aangegeven dat meer mogelijk is
  • Schriftelijke toestemming: nodig bij wetenschappelijk onderzoek of mogelijk ingrijpende/experimentele/risicovolle behandelingen en niet-noodzakelijke behandelingen
  • Veronderstelde toestemming: soms mag je aannemen dat mensen iets oke zullen vinden en bijvoorbeeld in noodsituaties mag je ook handelen

Hoe ingrijpender de behandeling –> hoe explicieter toestemming gegeven moet worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt wilsbekwaam en onwilsbekwaam in?

A
  • Wilsbekwaam: in staat tot redelijke waardering van zijn belangen ter zake
  • Onwilsbekwaam: iemand die op zijn bevattingsvermogen afgestemde informatie niet begrijpt naar mate die voor de aard en de reikwijdte van de beslissing noodzakelijk is. In dit geval heb je een vertegenwoordiger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wie is een vertegenwoordiger voor een onwilsbekwaam persoon?

A

Door een rechter benoemd:
- Curator: besluit over dagelijkse zorg en financiën
- Bewindsvoerder: besluit alleen over financiën
- Mentor: besluit over dagelijkse zorg
Door de patiënt benoemd:
- Schriftelijke gemachtigde: mag je zelf kiezen en hoef je ook niet aan diegene te vertellen
Niet benoemd, als je niets vastgelegd hebt:
- Echtgenoot, geregistreerde partner (met hiërarchie)
- Daarna: ouder, kind, broer, zus, grootouders, kleinkind (zonder hiërarchie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het relatieve risico en hoe bereken je deze?

A

Je kijkt hoe groot het risico op x in groep 1 is en groep 2 en vergelijkt deze (ene groep heeft dan waarschijnlijk meer kans op x)

Risk ratio (CIR) = Risk 1 / Risk 0 = CI 1 (10 years) / CI 2 (10 years)
- Je mag zelf kiezen wie groep 1 en groep 0 zijn (meestal 0 controle groep, en groep 1 de groep met een verhoogd risico/behandeling/ect.)
- Getal tussen 0 en oneindig
- 1 als uitkomst: null value, geen verschil

Rate ratio (IRP): hierbij is het incidentiecijfer gebruikt en gaat het dus om persoonsjaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de risk- en rate difference?

A

CID: risico groep 1 - risico groep 0
- risk difference
- met cumulatieve incidentie

IRD: incidentiecijferratio groep 1 - groep 0
- rate difference
- met incidentiecijfer

beide meer op macroniveau voor voorspellingen en kan wel een negatief getal zijn
null value = 0, er is dan dus geen verschil tussen beide groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 2 soorten studies heb je?

A
  • Observationele studie: er wordt een cohort (grote groep mensen) opgesteld, deze wordt over een bepaalde tijd gevolgd en na een bepaalde tijd worden uitkomsten gemeten (je mag risicofactoren alleen vaststellen, zelf pas je niks aan aan de groep mensen)
  • Experimentele studie/interventie studie: er wordt een interventie aangebracht bij 1 groep, deze wordt een bepaalde tijd gevolgd en onderzocht (jij kiest als onderzoeker hoe en wat)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welke soorten kan je observationele studies indelen?

A

Cross-sectional: hieronder valt bijv. systematic review
Longitudinale:
- Cohort: kan prospectief en retrospectief zijn
- Case-control: bijv. case-report

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom zijn case-report studies cruciaal?

A
  • voor de beschrijving van nieuwe ziektes
  • nieuwe oorzaken van ziektes
  • bijwerkingen van bestaande ziektes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een cross-sectionele studie?

A
  • gelijktijdig meet je de determinant (of er een ziekte is) en de uitkomst
  • hiermee bepaal je prevalenties van ziektes en risicofactoren
  • nadeel: je weet de oorzaak-gevolg relatie niet (niet specifiek)
  • bijv. meta-analyse, diagnostiek onderzoek en ecologische studie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een cohort studie (follow-up study)?

A
  • je begint met het identificeren van mensen met of zonder blootstelling
  • hierna ga je de mensen over een tijdsperiode volgen en kijk je of ze wel of niet de uitkomst krijgen (exposure –> outcome)
  • prospectief: je gaat vanaf nu kijken of retrospectief: je gaat terug in de tijd en kijkt of ze de blootstelling hadden en wat de uitkomst nu is
  • hiermee bepaal je incidenties (cumulatieve, incidentiecijfer, ect.)
17
Q

Wat is het verschil tussen een open en gesloten cohort studie?

A
  • Closed: als je eenmaal begint staat je populatie die je onderzoekt vast
  • Open: mensen kunnen mee doen en weer stoppen tijdens dat je studie loopt (bijv. onderzoek in een bepaalde stad)
18
Q

Wat zijn de voordelen en nadelen van een cohort studie en wat zijn de voor en nadelen van een case-control studie?

A

Die van de case-control studies zijn omgekeerd aan die van cohort

19
Q

Wat is de odds ratio?

A

In het geval van een zeldzame ziekte (<5% vaak) mag je de formule voor het relatieve risico omschrijven naar: a/c / b/d (de odds ratio)
- a/c kan worden berekend door de vastgestelde cases te analyseren
- b/d kan worden berekend door een subsample uit het geheel van mensen zonder de ziekte te pakken, zolang de verhouding b/d gelijk blijft, maakt het in wezen niet uit hoe groot je subsample is (hoe groter hoe betrouwbaarder ofcourse)

20
Q

Wat is een case-control studie?

A
  • retrospectief in de tijd, je kijkt naar wie er nu al ziek zijn en neemt daarnaast een controlegroep (baseline)
  • op basis van de uitkomst kijk je in het verleden
  • bijv. voor etiologie van een (zeldzame) ziekte over een langere tijd (dan snel en efficiënt)
  • er is information (recall) bias, geen randomisatie en je kunt niet de prevalentie/incidentie berekenen
21
Q

Wat is een randomized clinical trial?

A
  • je hebt 2 groepen, 1 krijgt de interventie wel en de andere niet
  • bijv. cross-over trials, non-inferiority trials