Frequente Woordenschat Grammatica Pagina 1-17 Flashcards

1
Q

Rosa

A

Rosae
(V.)
Roos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Avus

A

Avi
(M.)
Grootvader, opa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Donum

A

Doni
(O.)
Geschenk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Puer

A

Pueri
(M.)
Jongen, knaap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ager

A

Agri
(M.)
Akker, veld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vir

A

Viri
(M.)
Man

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dux

A

Ducis
(M./v.)
Leider/Leidster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Corpus

A

Corporis
(O.)
Lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gens

A

Gentis
(V.)
Volk

Stam: gent-
❗️ Gen. Mv.: gent-ium
-> bij mannelijke en vrouwelijke substantieven van de gemengde verbuiginge: als de stam eindigt op 2 of meer medeklinkers, dan wordt de uitgang van de gen. Mv. -ium in plaats van -um ❗️

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Mare

A

Maris
(O.)
Zee

❗️Onzijdige substantieven van de gemengde verbuiging op -e, -al of -ar hebben enkele afwijkende uitgangen (deze substantieven gedragen zich als een adjectief) ❗️

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Animal

A

Animalis
(O.)
Levend wezen; dier

❗️Onzijdige substantieven van de gemengde verbuiging op -e, -al of -ar hebben enkele afwijkende uitgangen (deze substantieven gedragen zich als een adjectief bij de abl. enk., de gen. mv. en de :)
- abl. enk op -i (i.p.v. -e)
- gen. mv. op -ium (i.p.v. -um)
- nom./acc./voc. mv. op -ia (i.p.v. -a)❗️

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Motus

A

Motus
(M.)
Beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Cornu

A

Cornus
(O.)
1. Hoorn
2. Vleugel (van een leger

❗️ Bekijk de verbuiging van dit woord. Je moet deze verbuiging niet kennen, wel herkennen (dus je moet hem eigenlijk wel kennen). ❗️

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Domus

A

Domus
(V.)
Huis

❗️ Domus is een buitenbeentje in de u-verbuiging. Het heeft enkele uitgangen van de mannelijke o-verbuiging type avus:
Abl. Enk. = domo
Acc. Mv. = domos
Gen. Mv. = domorum ❗️

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Res

A

Rei
(V.)
Zaak, ding, voorwerp, aangelegenheid…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bonus

A

Bona, bonum
Goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Miser

A

Misera, miserum
Ongelukkig, ellendig, armoedig

❗️Om de stam te bepalen moet je kijken naar vrouwelijk en onzijdig ❗️

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Niger

A

Nigra, nigrum
Zwart, donker

❗️Om de stam te bepalen moet je kijken naar vrouwelijk en onzijdig ❗️

19
Q

Pulcher

A

Pulchra, pulchrum
Mooi

❗️Om de stam te bepalen moet je kijken naar vrouwelijk en onzijdig ❗️

20
Q

Celer

A

Celeris, celere
Snel, vlug

21
Q

Dulcis

A

Dulcis, dulce
1. Zoet
2. Aangenaam

22
Q

Ingens

A

Ingens, ingens (❗️Gen. Ingent-is)
Reusachtig, zeer groot

23
Q

Fieri

A

Fio, factus sum
1. Worden, ontstaan, gebeuren
2. Gedaan worden, gemaakt worden

(Koppelwerkwoord)

24
Q

Videri

A

Videor, visus sum
Schijnen, lijken; blijken

(Koppelwerkwoord)

25
Q

Esse

A

Sum, fui, -
1. Zijn; bestaan
2. Hebben (met datief van bezitter)

(Koppelwerkwoord)

26
Q

Interest

A

(+ gen. of vr. bez. vnw.)
Het is van belang (voor)

Geheugensteuntje: < interesse

27
Q

Meminisse

A

Memini (+ gen.)
Zich herinneren, denken aan

Geheugensteuntje: < memoire/memory

28
Q

Potiri

A

Potior, potitus sum (+ gen./abl.)
Bemachtigen, verkrijgen

29
Q

Ignarus

A

Ignara, ignarum (+ gen.)
Onervaren, onwetend

Geheugensteuntje: < to ignore

30
Q

Potens

A

Gen. Potentis
1. Machtig, krachtig
2. In staat (tot) (+ gen.)

31
Q

Similis

A

Similis, simile (+ gen./dat.)
Gelijkend (op), gelijk (aan)

Geheugensteuntje: < similar

32
Q

Credere

A

Credo, credidi, creditum (+ dat.)
1. Geloven
2. Vertrouwen

Geheugensteuntje: < croire/credibility

33
Q

Servire

A

Servio, servivi, servitum (+ dat.)
Slaaf zijn, dienen

Geheugensteuntje: < servus

34
Q

Confidere

A

Confido, confisus sum (+ dat.)
Vertrouwen (op)

Geheugensteuntje: < confident

35
Q

Par

A

Gen. Paris (+ dat.)
1. Gelijk (aan)
2. Opgewassen tegen

36
Q

Finitimus

A

Finitima, finitimum (+ dat.)
Aangrenzend, naburig

37
Q

Propior

A

Propior, propius, gen. propioris (+ dat.)
Dichterbij

38
Q

Uti

A

Utor, usus sum (+ abl.)
Gebruiken, gebruikmaken van

Geheugensteuntje: < utiliser/to use

39
Q

Frui

A

Fruor, fructus sum/fruitus sum (+ abl.)
Genieten (van)

Geheugensteuntje: “ik geniet van fruit”

40
Q

Niti

A

Nitor, nisus/nixus sum (+ abl.)
Steunen/Leunen op

41
Q

Potiri

A

Potior, potitus sum (+ gen./abl.)
Bemachtigen, verkrijgen

Geheugensteuntje:
< potens: machtig
< potentieel hebben om: de macht hebben om iets te doen

42
Q

Completere

A

Compleo, complevi, completum (+ abl.)
Vullen (met)

43
Q

Dignus

A

Digna, dignum (+ abl.)
Waard(ig)

Geheugensteuntje: < dignity: waardigheid

44
Q

Vacuus

A

Vacua, vacuum
1. Leeg
2. Vrij van, zonder (+ abl.)

Geheugensteuntje: < vacüum