Frans V5, Voca 223 - 246 Flashcards
1
Q
l’infirmière
A
de verpleegkundige
2
Q
défaire les valises
A
de koffers uitpakken
3
Q
être grièvement blessé
A
ernstig gewond zijn
4
Q
les urgences
A
de spoedeisende hulp
5
Q
attraper un rhume
A
een verkoudheid oplopen
6
Q
avoir de le fièvre
A
koorts hebben
7
Q
l’ordonnance
A
het recept
8
Q
le traitement
A
de behandeling
9
Q
les effets secondaires
A
bijwerkingen
10
Q
onvoldoende
A
insuffisant
11
Q
de verpakking
A
l’emballage
12
Q
langzaam
A
lent
13
Q
de gezondheid
A
le santé
14
Q
de hersenen
A
le cerveau
15
Q
de plaats
A
l’endroit
16
Q
veelbelovend
A
prometteur
17
Q
overbelasten
A
éviter
18
Q
la recommandation
A
de aanbeveling
19
Q
la commune
A
de gemeente
20
Q
les pouvoirs publics
A
de overheid
21
Q
supplémentaire
A
aanvullend
22
Q
distributer
A
bezorgen / uitdelen